Samenvatting basis boekhouden PDF

Title Samenvatting basis boekhouden
Course Bedrijfsmanagement
Institution Universiteit Hasselt
Pages 11
File Size 602.3 KB
File Type PDF
Total Downloads 104
Total Views 130

Summary

samenvatting over hoofdstuk 2, basis boekhouden, studie leidraad ingevuld...


Description

HOOFDSTUK 2: BASIS BOEKHOUDEN

Kennen/Kunnen: - Balans en resultatenrekening: eigenschappen, verschil

Balans

Resultatenrekening

= overzichtelijke weergave van het vermogen

Overzicht van alle opbrengsten en

en financiële toestand van ondernemingen op

kosten die tijdens het boekjaar

een bepaald ogenblik EN de wijze waarop de

gemaakt zijn

onderneming haar vermogen bekomen heeft Bezittingen/ schulden

Winst/Verlies

Momentopname!!! (begin en einde boekjaar)

Hoe zal/kan het vermogen wijzigen

Venootschap,

onderneming=

eigen

aparte

entiteit Aandeelhouders ≠ eigenaar onderneming = eigenaar “aandelen” vennootschap Boekhouding

vanuit

venootschaps-

/ondernemingsstandpunt - Rekeningnummers (1 cijfer voor balansrekeningen, 2 cijfers voor resultatenrekening) kennen en kunnen aangeven.

Bedrijfsmanagement

Topics hoofdstuk 2

1

Balans:

Resultatenrekening (enkel groene cijfers kennen)

Bedrijfsmanagement

Topics hoofdstuk 2

2

- Balans- en resultatenrekening kunnen opstellen. Balans

Bedrijfsmanagement

Topics hoofdstuk 2

3

Resultatenrekening

- Weten wanneer een actief-, passief-, kosten- en opbrengstenrekening gedebiteerd resp. gecrediteerd worden? Actiefrekening en kostenrekening  debiteren Passiefrekening en opbrengstenrekening  crediteren

- Mogelijkheden in verband met winstbestemming kennen en het verschil kunnen uitleggen?

-

Weten welke rekeningen een debet- resp. creditsaldo kunnen hebben.

Balans en RC (rekening courante)  Debetsaldo RC = vordering v. vennootschap t.o.v. de vennoten.  Creditsaldo RC = schuld v. vennootschap t.o.v. de vennoten.

- Betekenis RC. kennen en het verschil tussen RC actief en RC passief. Bedrijfsmanagement

Topics hoofdstuk 2

4

is een vordering of schuld die een vennoot heeft tegenover de vennootschap, buiten de inbreng van het kapitaalsaandeel.

Begrippen: 2.1 Inleiding Boekjaar: periode waarover een financieel verslag loopt. Kalenderjaar: een jaar vanaf 1januari tot 31december Stakeholders: een stakeholder is een lid van een groep die baat bij het bedrijf zijn zaken voor meerdere redenen dan enkel aandeelkoersen en kan het bedrijf beïnvloeden, (klanten, personeel, aandeelhouders, leveranciers, …) Shareholders: aandeelhouders, bezitten aandelen van een bedrijf, een shareholder is altijd een stakeholder maar een stakeholder is niet altijd een shareholder dubbel boekhouden: methode van boekhouden waarbij elke transactie of gebeurtenis op zen minst op 2 verschillende manieren gebeurt. Elke transactie wordt hierbij zowel aan de creditkant als aan de debetkant geboekt. 2.2 Belangrijkste verplichtingen en principes

Bedrijfsmanagement

Topics hoofdstuk 2

5

MAR: volledige boekhouding moet gebeuren volgens dubbele boekhouding dat voldoet aan het Minimum Algemeen Rekeningstelsel. Enkelvoudig boekhouden: voor kleine ondernemingen (jaaromzet < €500.000 ), bestaat uit: 

Aankoopboek



Verkoopboek



Financieel dagboek (kas en bank)



Inventarisboek

Zaaktheorie: boekhouding registreren vanuit het standpunt van de onderneming

matching-principe: overeenstemmingsprincipe, kost en opbrengst moet toegerekend worden aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben

2.3 Jaarrekening Jaarrekening: bestaat uit balans, resultatenrekening en toelichting Balans: Weergave van vermogen en financiële toestand van de onderneming, geeft bezittingen en schulden weer, het is telkens een momentopname van het begin en het einde van het boekjaar Resultatenrekening: overzicht van de opbrengsten die tijdens het boekjaar gemaakt zijn, hier kan je de winst en het verlies opvolgen, het registreert de activiteiten van de onderneming 2.4 Balans Activa: de bezittingen van een onderneming, omvat vaste activa en vlottende activa Vaste activa: VA, bezittingen van de onderneming die bedoeld zijn lang in het bezit van de onderneming te blijven Vlottende activa: Vl A,bezittingen van de onderneming die sneller verhandeld worden Debiteuren: Een debiteur, juridisch schuldenaar, is een persoon die een verplichting heeft ten

opzichte van een ander.

Bedrijfsmanagement

Topics hoofdstuk 2

6

Passiva: bronnen waarmee een onderneming gefinancierd is, omvat eigen vermogen en vreemd vermogen. Eigen vermogen: EV, geld dat de aandeelhouders hebben geschonken aan de onderneming, dit geld is de onderneming dus eigenlijk verschuldigd aan de aandeelhouders Kapitaal: het bedrag dat de aandeelhouders hebben ingebracht Reserves: de winsten die in de onderneming blijven, gemaakte winst komt de aandeelhouders toe, als er besloten wordt dit geld in de onderneming te laten zitten zijn dit

de

reserves,

vb:

https://www.financeisfun.be/blog/waarde-volle-woorden/169-

reserves-balans-cash-winst overgedragen winst/verlies: In deze subrubriek vind je de winsten en verliezen waarvan het bedrijf nog niet heeft beslist wat men er zal mee doen. Men kiest er in dat geval voor om het resultaat 'over te dragen' naar het volgende boekjaar. Vreemd vermogen: VV, geld afkomstig van derden, leveranciers die nog niet betaald zijn, onderscheid tussen lange termijn (VVLT) en korte termijn (VVKT) Crediteuren: Een crediteur is een leverancier aan wie moet worden betaald voor het leveren van

een goed of een dienst. Totaal vermogen van een onderneming: som van alle bedragen langs de activa zijde = som van alle bedragen langs de passiva zijde Salderen: balans opstellen enkel op begin en einde boekjaar, om stand van zaken doorheen het jaar toch bij te houden rekeningen bijhouden. Op het einde van het boekjaar worden deze rekeningen afgesloten (=salderen), (en dus ook de eindbalans gemaakt) Proefbalans: checken we of het grootboek wel echt in balans is, Een proefbalans wordt meestal periodiek opgesteld. Dit kan aan het einde van de maand zijn of van een kwartaal. Saldibalans: balans waarop we van elke grootboekrekening het saldo vermelden. Als een saldo debet staat in het grootboek, komt hij ook debet op de saldibalans. Dit geldt ook voor een saldo die credit staat in het grootboek, deze komt op zijn beurt weer credit op de saldibalans. Ook de totalen van de credit en debetzijde van de saldibalans moeten overeenkomen met elkaar. Actiefrekeningen: een T-rekening, per post op de actiefzijde van de balans, heeft een debet en creditzijde ipv passief en actief

Bedrijfsmanagement

Topics hoofdstuk 2

7

Passiefrekeningen: een T-rekening, per post op de pasiefzijde van de balans, heeft een debet en creditzijde ipv passief en actief Crediteren: een vermeerdering toedienen aan de creditzijde van de pasiefrekenig Debiteren: een vermeerdering toedienen aan de debetzijde van de actiefrekenig Debetsaldi: het saldo afkomstig van de debetzijde van de actiefrekening Creditsaldi: het saldo afkomstig van de creditzijde van de pasiefrekening Rekeningen: De verschillende punten uit de balans, alle titels die de balans opbouwen ( Vaste activa, oprichting, immateriële VA, … Rekeningnummer: elke rekening krijgt een nummer volgens het MAR, van 1-5, Klasse 1 t/m 5: 1. Alle rekeningen van passiefzijde vanaf eigen vermogen tot vreemd vermogen lange termijn 2. Actiefzijde: alle vaste activa en de vorderingen van langer dan een jaar uit de vlottende activa 3. Voorraden (actiefzijde) 4. Vorderingen van minder dan een jaar (actiefzijde) en korte termijn vreemd vermogen (passiefzijde) 5. Liquide middelen (actiefzijde)

Journaal: Chronologisch overzicht van alle verrichtingen inclusief het openen van de rekeningen

2.5 Resultatenrekening Klasse 6.: Kostenrekeningen, ook te kennen: 60=handelsgoederen, grond- en hulpstoffen; 61 = diensten en diverse goederen: elektr., tel., verw.; 62 = bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen; 63= afschrijvingen en waardeverminderingen; 64= andere bedrijfskosten: OV, accijns, …; 65 = financiële kosten: intrest op lening, …; 66 A= uitzonderlijke of niet recurrente kosten: verlies voorraad (brand, …)

Klasse 7.: opbrengstrekeningen, ook te kennen: 70 = omzet: verkoop goederen en diensten (exlc. Btw); 75= financiële opbrengsten: dividenden, intresten

Bedrijfsmanagement

Topics hoofdstuk 2

8

Kostenrekening: equivalent aan de actiefrekening van de balans Opbrengstenrekeningen: equivalent aan de pasiefrekening van de balans

Recurrent: terugkomende kosten en opbrengsten vb: elektriciteit, grondstoffen, verkoop goederen en diensten, subsidies Niet-recurrent: niet terugkomende kosten en opbrengsten vb: verlies van voorraad door brand of overstroming, … Bedrijfswinst: Met het bedrijfswinst wordt het bedrag bedoeld wat overblijft nadat de bedrijfskosten van de netto omzet afgetrokken zijn. Kort samengevat: bedrijfsresultaat = netto omzet – bedrijfskosten. Het bedrijfswinst kan gebruikt worden om bijvoorbeeld nieuwe investeringen te doen of leningen af te lossen. Operationele winst: De operationele winst van een bedrijf is de winst voor de financiële kosten (bv. intresten op de uitstaande schuld) en de belastingen. Is het deel van een investering - zie ook vaste activa - dat in de betrokken periode in de kosten mag opgenomen worden. Operationele verlies: Het operationele Verlies van een bedrijf is het verlies voor de

financiële kosten (bv. intresten op de uitstaande schuld) en de belastingen. Is het deel van een investering - zie ook vaste activa - dat in de betrokken periode in de kosten mag afgetrokken worden. EBIT: Earnings before interest and taxes= bedrijfswinst EBITDA:

earnings

before

interest,

taxes,

depreciation

and

amortization

(bevat

afschrijvingen die EBIT niet bevat) Brutowinstmarge: toegevoegde waarde = omzet – inkoopkosten (excl.btw) = 70-(60 en 61) (rekeningen) 2.6 Rekening courant (RC) Rekening courant actief: venootschap heeft vorderingen ten aanziene van zaakvoerder of vennoot Rekening courant passief: venootschap heeft schuld ten aanziene van zaakvoerder of vennoot

Bedrijfsmanagement

Topics hoofdstuk 2

9

2.7 Einde boekjaar Regularisatieboekingen: boekhoudkundige toestand moet vergeleken worden met de werkelijke toestand, dit kan voorraadwijzigingen als gevolg hebben op de balans Bedrijfsresultaat: Met het bedrijfsresultaat wordt het bedrag bedoeld wat overblijft nadat de bedrijfskosten van de netto omzet afgetrokken zijn. Het bedrijfsresultaat wordt ook wel de

bedrijfswinst,

ondernemingswinst

of

het

exploitatieresultaat

genoemd.

Kort

samengevat: bedrijfsresultaat = netto omzet – bedrijfskosten. Het bedrijfsresultaat kan gebruikt worden om bijvoorbeeld nieuwe investeringen te doen of leningen af te lossen. 2.8 Uitgaven vs Kosten winst van het boekjaar: vennootschapsbelasting wordt betaald op winst van het boekjaar, winst

=

opbrengsten



kosten

(kosten

grondstoffen,

personeel,

aanschaf

bedrijfsmiddelen,…) Opbrengsten: vind je terug in de resultatenrekening Inkomsten: kasbewegingen, zijn zichtbaar in het kas of bankboek Uitgaven: kasbewegingen, zijn zichtbaar in het kas of bankboek Kosten: vind je terug in de resultatenrekening Aanschafwaarde: =prijs om materiaal, … aan te schaffen, aanschafkosten mogen niet ineens afgetrokken worden in het jaar van aanschaf, maar moet gespreid worden over de levensduur Afschrijven: elk jaar wordt er een vermindering van waarde gerekend op de aangeschafte middelen (omwille van slijtage), uitgezonderd op grond kost versus uitgave: je betaalt enkel voor de aankoop van een middel, wat je hier voor betaald is de uitgave, maar je neemt jaarlijks een afschrijving op in je boekhouding, dit is de kost Boekwaarde: De boekwaarde is de waarde waartegen activa en ook wel passiva op de balans zijn opgenomen. Voor veel balansposten is de boekwaarde ook de werkelijke waarde. Bijvoorbeeld een banktegoed van 100 euro is ook daadwerkelijk dat bedrag waard. Dit is afhankelijk van hoeveel bedrag je moet afschrijven Verkoopwaarde: hangt af van wat de koper je wilt betalen Bedrijfsmanagement

Topics hoofdstuk 2

10

2.9 Oefeningen

Bedrijfsmanagement

Topics hoofdstuk 2

11...


Similar Free PDFs