Title | Samenvatting Het ademhalingsstelsel |
---|---|
Author | justine de smet |
Course | Anatomie |
Institution | Karel de Grote Hogeschool |
Pages | 20 |
File Size | 1000.8 KB |
File Type | |
Total Downloads | 91 |
Total Views | 117 |
Download Samenvatting Het ademhalingsstelsel PDF
Het ademhalingsstelsel Inhoud 1. Bouw ademhalingsstelsel - Neus - Farynx - Larynx - Bronchiën - Bronchiolen - Alveoli en longen 2. Gaswisseling 3. Longventilatie 4. Binding van zuurstof en koolstofdioxide 5. Regulering van de ademhaling
Inleiding - Ademhaling is meer dan het mechanische proces van in- en uitademen - We bestuderen : de verplaatsing van lucht naar alveoli mechanica van het ademen hoe lucht onder invloed van ademhalingsspieren de longen in- en uitgaat fysiologie van de ademhaling o proces van ademhaling en gaswisseling o proces van gastransport - Functies van het ademhalingsstelsel: vorming van het oppervlak voor gaswisseling tussen lucht en bloed verplaatsing van lucht naar oppervlak waar gaswissel zal plaatsvinden in de longen bescherming alveolaire oppervlakken tegen: o uitdroging o temperatuurveranderingen o verdediging pathogenen o vorming van geluid o bevorderen reukzin - Onderdelen ademhalingsstelsel Neus (incl. neusholten en sinussen) bovenste luchtwegen Farynx en larynx bovenste luchtwegen Trachea (luchtpijp) onderste luchtwegen Bronchiën onderste luchtwegen Longen onderste luchtwegen o Bronchiolen o Alveoli
- Luchtwegen Buizen die lucht van en naar gasuitwisselingsoppervlak vervoeren Te verdelen in: o Deel voor geleiding van lucht » Ingang neusholte » Farynx – larynx – trachea » Bronchiën en grote bronchiolen o Deel voor de gasuitwisseling » Kleine bronchiolen » Alveoli Niet enkel transport van lucht maar ook: o Filteren van lucht o Verwarmen van lucht o Bevochtigen van lucht Resultaat: pathogenen verwijderd, vochtigheid en temperatuur binnen nodige grenzen (temperatuur omdat lucht niet te koud mag zijn) Slijmvlies o Respiratoir epitheel (respiratoire mucosa) » Cilinder epitheel met trilharen » Bevat vele slijmcellen (bekercellen) » Lamina propria bevat dat slijm afgeeft aan epitheeloppervlak
» Vooral aanwezig in bovenste luchtwegen vangen van microorganismen afvoeren richting maag
1
Bouw van het ademhalingsstelsel
- Neus
Verbinding buitenwereld via de uitwendige neusopeningen (neusgaten of nares) Vestibulum nasi (opening nares) Neustussenschot (septum nasale) Uitmonding in inwendige neusopeningen ins nasofarynx
- Neusholte drie paar neusschelpen (conchae) o met slijmvlies beklede botranden o hiertussen “wervelt” de lucht (draaien) doel: verwarming, bevochtiging en filtering lucht bekleed met respiratoire mucosa o beschermde functie o slijmen omgeven stof en micro-organismen o doorslikken naar maag
functies respiratoire mucosa o verwarming ingeademde lucht aanwezigheid oppervlakkig capillair vaatbed o bevochtiging verdamping traanvocht + afgifte vocht neusslijmvlies o zuivering trilharen neusepitheel + kleverig slijm
neusbijholten o neusbijholten (sinussen) bovenkaakholten (sinus maxillares) voorhoofdsbeenderen (sinus frontales) wiggenbeenholten (sinus sphenoïdales) zeefbeenholten (sinus ethmoïdales) o functie: verwarming ademlucht klankruimte stemvorming - farynx (verzamelnaam voor de keelholte) loopt vanaf inwendige neusopeningen naar toegang larynx en oesophagus bestaat uit: o nasofarynx » verbonden met neusholte via inwendige neusopeningen tot zacht gehemelte » achterwand nasofarynx bevat keelamandelen en doorgang naar Buis van Eustachius o orofarynx » vanaf zacht gehemelte naar tongbasis (os hyoideum) » laterale wanden bevatten gehemelteamandelen o laryngofarynx » vanaf niveau os hyoideum tot begin oesophagus » bekleed met gelaagd plaveiselepitheel - larynx (strottenhoofd) ingeademde lucht komt via glottis (stemspleet) de larynx in opgebouwd uit negen kraakbeenderen o bijeengehouden door banden en/of skeletspieren o belangrijkste kraakbeenderen larynx strottenklepje » steekt boven stemspleet uit » tijdens slikken vouwt epiglottis over de stemspleet voorkomt verslikken schildkraakbeen (cartilago thyroidea) » vormt groot deel voorste en laterale delen larynx » scherpe rand vooraan voorste oppervlak = adamsappel » beschermt de stemspleet en toegang tot de trachea » aanhechtingsplaats spieren en banden van de larynx » bevat kleinere kraakbeenstukjes
» bevat twee paar banden o bovenste paar = valse stembanden stug preventie vreemde voorwerpen in trachea bescherming ware stembanden o onderste paar = ware stembanden bevatten elastische ligamenten kleine spieren bewegen kraakbeenstukken en hebben invloed op spanning elastische ligamenten ringvormig kraakbeen
stembanden en vorming van geluid o lucht die de stembanden passeert doet stembanden trillen o bepalend voor toonhoogte: diameter tussen stembanden lengte stembanden spanning op de stembanden spanning op de stembanden wordt mede bepaald door skeletspieren » meer spanning = hogere toonhoogte » afgenomen spanning = lagere toonhoogte verdere versterking stemgeluid in farynx, mondholte, neusholte en sinussen
- trachea
taaie buigzame buis diameter +- 2,5 cm lengte +- 11 cm begint +- thv C6 – aangehecht aan ringvormig kraakbeen eindigt thv T5 splitsing in linker en rechter hoofdbronchus
versteviging wanden door 15-20 kraakbeenstukken o U-vormig (opening dorsale zijde – tegen oesophagus) o Beschermde functie o Achterzijde kraakbeenstukken verbonden door elastisch ligament en musc. trachealis Door samentrekking – nauwere diameter trachea
- Bronchien Vertakking trachea in rechter en linker primaire bronchus o Bouw = trachea en primaire bronchiën Trilhaarepitheel en kraakbeenstukken o Rechter primaire bronchus grotere diameter en minder scherpe hoek naar long opvang vreemde voorwerpen Vertakking primaire bronchus in beide longen = vorming bronchusboom o Binnengaan primaire bronchiën in longen splitsen ze tot secundaire bronchi o Secundaire bronchi splitsen in negen à tien tertiaire bronchi – enz. Trachea primaire bronchus secundaire bronchiën tertiaire bronchiën bronchioli Bouw wand bronchiën o Kraakbeenstukken secundaire bronchiën vrij groot Naarmate diameter afneemt worden kraakbeenstukken kleiner tot diameter +1 mm o Vanaf bronchioli circulair glad spierweefsel o Glad spierweefsel bronchioli Weerstand luchtstroom en verdeling naar delen van de longen wordt geregeld door diameter van bronchiolen te wijzigen Ontspanning bronchiolen – verwijding = bronchdilatatie Samentrekking bronchiolen – vernauwing = bronchoconstrictie Extreme bronchoconstrictie – astma - Gaswisselingsgedeelte luchtwegen Bronchiolen o Vertakken in smalste transportbuizen – terminale bronchiolen Vervoert lucht naar longlobje » Begrensd door bindweefseltussenschotten en krijgt lucht van één enkel terminale bronchiole Omgeven door vertakkingen van longader en longslagader
Ductus alveolares en alveoli o De bronchioli eindigen in ductuli alveolares Deze eindigen in longtrechtertjes (gezamenlijk compartiment met vele afzonderlijke alveoli) » 150 miljoen alveoli alveoli vormen het gaswisselingsoppervlak de longen (+- 140 m2) » epitheel= zeer dun eenlagig plaveiselepitheel
o tussen epitheelcellen in alveoli liggen pneumocyten produceren surfactant » verlaagt oppervlaktespanning » nodig om te voorkomen dat dunne wanden alveoli naar elkaar zouden trekken de respiratoire membraan o hier vindt de gaswisseling plaats o bestaat uit: plaveiselepitheel (bekleden alveoli) endotheelcellen van de wand van een aangrenzende capillair versmotlen basaalmembranen (liggen tussen de cellen van de alveolus en de endotheelcellen)
o op sommige plaatsen is afstand tussen lucht in alveoli en bloed 0,1 microgram o snelle diffusie doorheen respiratoire membraan o elk longtrechtertje heeft een arteriole en is omgeven door netwerk van capillairen (onder epitheel) gaswisseling tussen O2 en CO2 - Longen Longkwabben o Gescheiden door diepe groeven Rechterlong heeft 3 kwabben Linkerlong heeft er slechts 2
Longtoppen (apex) tot basis hals (1° rib) Longbasis rust op diafragma Costale oppervlak volgt ribbenkooi Mediastinale oppervlak bevat openingen voor bloedvaten
Lichte en sponsachtige structuur o Grootste deel van volume met lucht gevulde doorgangen en alveoli o Bevatten veel elastische vezels – goed bestand tegen volumeveranderingen - Pleuraholten
Thorax is kegelvormig Elk van beide longen ligt in afzonderlijke pleuraholte – bekleedt met eigen sereus membraan: de pleura o Pariëtale pleura (borstvlies): ligt tegen de binnenste thoraxwand aan o Viscerale pleura (longvlies) volgt de contouren vann de longen zelf (tot in de groeven) Pleuraholte is geen “echte” holte of open ruimte o Beide lagen liggen tegen elkaar o Wrijving tussen beide bladen wordt verminderd door pleuravocht (afgegeven door beide pleura) Pneumothorax (klaplong) o Wanneer luchtledigheid tussen beide longen verbroken raakt klapt de long samen
2
Hemothorax o Bloed in de pleuraholte
Gaswisseling
- Respiratie Synoniem voor “ademhaling” Twee geïntigreerde processen: o Longventilatie o Gaswisseling Twee soorten respiratie o Externe respiratie Alle processen die betrokken zijn bij de uitwisseling van O2 en CO2 tussen het externe mileu en ons lichaam (interstitiële vloeistoffen) Doel: » O2 opneme en naar cellen voeren » CO2 wegvoeren van de cellen en naar extern milieu brengen Verloop (drie geïntegreerde stappen) » Longventilatie: fysieke verplaatsing van lucht in- en uit de longen » Gaswisseling: twee plaatsen: respiratoir membraan (thv alveoli) en capillairen in lichaam (thv weefsels) » Longcapillairen en capillairen netten in andere weefsels Afwijkingen in deze processen
» Zullen ervoor zorgen dat gasconcentraties in de interstitiële vloeistof veranderen en dus ook de celactiviteit » Zuurstoftekort = hypoxie Ernstig probleem goede celwerking » Zuurstofstop =anoxie Stopzetting en afsterven celwerking
o Interne respiratie Opname van O2 en afgifte van CO2 door de lichaamscellen
3
Longventilatie
- Longventilatie De fysieke verplaatsing van lucht in – en uit de luchtwegen Ademhalingscyclus o Één cyclus van inademing – en uitademing Ademhalingssnelheid o Aantal ademhalingen/minuut Volwassene: 12-18/’ Kind: 18-20/’ Functie ademhaling o Handhaven voldoende alveolaire ventilatie (verplaatsing lucht in- en uit e alveolen) Voorkomt opstapeling van CO2 in alveoli Zorgt voor aanvoer van voldoende O2 - Druk en luchtstroom naar de longen Gas stroomt van hoge druk naar lage druk – verschil in druk = drukgradiënt Wijze van verandering is volume groter of kleiner maken o Volume longen neemt toe gasdruk (lucht) neemt af en vice versa Volume van longen is afhankelijk van het volume van de pleuraholten o Tussen pariëtale en viscerale pleura dun laagje pleuravocht Zorgt voor beweging tussen beide bladen maar ook aantrekking o Daarom kleeft oppervlak van de longen tegen de thoraxwand en het diafragma
Invloed bij uitzetting/samentrekking Veranderingen volume borstholte zijn het gevolg van bewegingen van: o Het diafragma Bodem borstholte Koepelvormig in ontspannen toestand Samengetrokken: afgeplat – volume borstholte neemt toe en longen worden opengerekt Ontspanning: terug naar koepelvorm – volume borstholte neemt af o Borstkas Verbinding tussen ribben en wervels laat volume thorax toenemen bij opwaartse beweging ribben – volume zal afnemen bij neerwaartse beweging ribben Uitwendige tussenribspieren & hulpademhalingsspieren trekken omhoog Inwendige tussenribspieren & hulpademhalingsspieren trekken omlaag
Begin ademhaling: druk in de longen = druk buiten de longen o Geen luchtverplaatsing Uitzetting thorax: druk in de longen < druk buiten de longen o Luchtverplaatsing naar longen toe Normaal volume thorax: druk in longen > druk buiten de longen o Luchtverplaatsing naar buiten toe
- Compliantie (compliance) Maat voor elasticiteit en vermogen tot uitzetting van de longen o hoe kleiner de compliantie – hoe meer kracht nodig is om longen te vullen en ledigen kan tot uitputting leiden bij ernstig zieke mensen o hoe groter de compliantie – hoe makkelijker het is om longen te vullen en te ledigen - mechanisme van ademhaling ademhalingsspieren worden in verschillende combinaties gebruikt o afhankelijk van hoeveelheid lucht die moet verplaatst worden o verdeeld in 1) rustige ademhalingen – 2) geforceerde ademhalingen rustige ademhaling (1) o inademing (inspiratie) = actief proces spieractiviteit nodig om diafragma en uitwendige tussenribspieren te laten samentrekken » diafragma +- 75% longventilatie » tussenribspieren voor +- 25% longventilatie o uitademing (expiratie) = passief proces spieren ontspannen – geen spieractiviteit nodig geforceerde ademhaling (2) o zowel inspiratie als expiratie zijn actief bij uitademing zullen de inwendige tussenribspieren en de buikspieren zich samentrekken - longvolume en capaciteit ademhalingscyclus = één cyclus van inademing en uitademing o hoeveelheid lucht die verplaatst wordt tijdens deze cyclus = ademvolume (tidal volume) - gemiddeld 500 ml o verschillende volumes om hoeveelheden lucht aan te duiden expiratoir reservevolume (ERV) naar buiten » hoeveelheid lucht die eindexpiratoir extra zou kunnen worden uitgeblazen (1000 ml) inspiratoir reservevolume (IRV) naar binnen » hoeveelheid lucht die bovenop tidal volume in rust kan worden ingeademd mannen: 3300 ml vrouwen: 1900 ml vitale capaciteit (VC) moet ons in staat stellen om extra in en uit te ademen
» VC = som (IRV + TV + ERV) » Maximale hoeveelheid lucht die bij één enkele ademhalingscyclus kan worden in- en uitgeademd Residuvolume » Hoeveelheid lucht die na een maximale uitademing nog in de longen achterblijft Mannen: 1200 ml Vrouwen: 1100 ml » Reden: longen kleven tegen thorax – elastische vezels kunnen niet verder samentrekken Minimumvolume » bij pneumothorax zal long samenklappen en tot minimum vervallen » surfctant belet volledige collaps van de long
dode ruimte » niet alle ingeademde lucht bereikt respiratoir membraan » het volume dat niet tot aan het respiratoir membraan raakt en dus niet deelneemt aan gaswisseling is de dode ruimte van de longen - partiële gasdrukken en diffusie snelheid gaswissel tussen bloed en alveolaire lucht (thv respiratoir membraan) bepaald door:
o partiële druk betrokken gassen ingeademde lucht is een gasmengsel » N2 (stikstofmoleculen) zijn talrijkst = 78,6% » O2 (zuurstofmoleculen) = 20,9% » Rest = waterdampmoleculen, etc. Atmosferische druk = 760 mmHg Bijdrage gassen aan totale atmosferische druk = recht evenredig met concentratie Druk uitgeoefende door één gas is de partiële gasdruk (P) Som van alle P = 760 mmHg PN2 + PO2 + PH2O + PCO2 = 760 mmHg Partiële druk bepaald snelheid waarmee lucht in alveoli of bloed diffundeert o diffusie van moleculen tussen gas en vloeistof
alveolaire lucht vs atmosferische lucht o eigenschappen lucht veranderen na inademing (% waterdamp stijgt) o samenstelling wijzigt: vermenging met rest achtergebleven lucht van vorige uitademing: toename CO2 en afname O2ntov atmosferische lucht - partiële drukken in bloedsomloop GASSEN VERPLAATSEN ZICH VAN PLAATS MET HOGE DRUK NAAR PLAATS MET LAGE DRUK = DIFFUSIE zuurstofarm bloed komt vanuit lichaam via grote bloedsomloop naar longen o aa. Pulmonalis voert O2 arm bloed van hart naar longen PO2 is lager dan alveolaire PO2 PCO2 is hoger dan alveolaire PCO2 Diffusie tussen longlucht en longcapillairen: o PO2 bloed stijgt van 40 mmHg tot 100 mmHg o PCO2 bloed daalt van 45 mmHg tot 40 mmHg o Zuurstof van alveolus naar longcapillair o Koolstofdioxide van longcapillair naar alveolus
Diffusie tussen interstitiële vloeistof en capillairen: o PO2 bloed daalt van 100 mmHg tot 40 mmHg o PCO2 bloed stijgt van 40 mmHg tot 45 mmHg o Zuurstof van capillair naar interstitiële vloeistof o Koolstofdioxide van interstitiële vloeistof o Koolstofdioxide van interstitiële vloeistof naar capillair
4
Binding van O2 en CO2
- Zuurstoftransport 98,5% O2 in ons lichaam is gebonden aan hemoglobine (eiwit op rode bloedcel) vorming oxyhemoglobine Hb + O2 HbO2 Hoeveelheid gebonden/afgegeven is afhankelijk van: o PO2 o pH o temperatuur - koolstofdioxidetransport gevormd bij aerobe stofwisseling CO2 in bloed kan (omkeerbaar) o Oplossen in bloedplasma Bloedplasma snel verzadigd +- 7% lost op in bloedplasma o Binden aan Hb in RBC Deel wordt gebonden aan globine (deel Hb) ontstaan carbaminohemoglobine Hb kan zowel O2 als CO2 vervoeren +- 23% CO2 wordt zo vervoerd o Omgezet worden in koolzuurgas (H2CO3) +- 70% alle CO2 wordt onder de vorm van bicarbonaationen in bloedplasma vervoerd
CO2 + H2O H2CO3 H+ + HCO3- Betekenis van de ademhaling Totale druk in- en uitgeademde lucht = 760 mmHg o Partiële drukken O2, N2, CO2 en H2O vormen samen totale druk Gaswisseling op basis van gasdiffusie o Steeds van HOGE LAGE druk (p) o Longen: alveolen capillairen Binding O2 op hemoglobine (Hb): O2 in bloed stijgt Hb + O2 HbO2- + H+ Afgifte van CO2 aan alveolen: CO2 in bloed neemt af HCO3- +H+ H2CO3 CO2 + H2O o Weefsels: capillairen cellen Afgifte van CO2 vanuit weefsels aan capillairen: CO2 in bloed stijgt CO2 + H2O H2CO3 H+ + HCO3 Binding O2 op hemoglobin (Hb): O2 daalt in bloed H+ + HbO2- Hb + O2
5
Reguleren van de ademhaling
- Regulatie van de ademhaling Controle van: o Ademritme o Frequentie o Diepte Door inademingscentrum in verlengde merg (zo nodig ook uitademingscentrum) Prikkels voor inademingscentrum 1. Rekreceptoren: rekking van de longen bij inspiratie sturen remmende prikkels naar inademingscentrum expiratie (reflex van Hering – Breuer) 2. Chemoreceptoren: in aortaboog en sinus carticus (hals)
o Hoge pCO2 o Lage pO2 3. Lage pH (aanwezigheid CO2, lactaat)
Tekening zie ppt slide 109...