Samenvatting Hoe Ga je Om met Kinderen op School? compleet PDF

Title Samenvatting Hoe Ga je Om met Kinderen op School? compleet
Author Iris Nys
Course Kinderen begeleiden in ontwikkeling 2
Institution Arteveldehogeschool
Pages 31
File Size 621.9 KB
File Type PDF
Total Downloads 27
Total Views 131

Summary

Download Samenvatting Hoe Ga je Om met Kinderen op School? compleet PDF


Description

Samenvatting ‘Hoe ga je om met kinderen op school en hun ouders’

1

Deel 1: Zicht op het zelfbeeld

2

Hoofdstuk 1: Zelfbeeld: Een theoretisch kader 1.1 Een goede relatie Goede relatie = van essentieel belang! -> kind voelt zicht veilig Goede relatie kenmerkt zich door: 1. acceptatie 2. ondersteuning 3. betrokkenheid De leraar moet actief aan de relatie werken.

1.2 Een goed relatie en zicht op zelfbeeld Voor een goede relatie heeft de leraar kennis nodig van het zelfbeeld (= bepaalt hoe het kind tegen zichzelf aankijkt) van de leerling. Indien geen rekening met zelfbeeld -> negatieve gevolgen: -

verslechten relatie kans op zwakker zelfbeeld verhoogd niet-acceptabel gedrag van leerling niet te veranderen

1.3 Het zelfbeeld: een begripsbepaling 1.3.1 Het zelfbeeld in historisch perspectief -

tot de renaissance: renaissance: 20e eeuw:

mens = dienaar van God & gemeenschap mens staat centraal toenemende individualisering

1.3.2 Het zelfbeeld en verwante begrippen geen overeenstemming over zelfbeeld -> begrippen als identiteit, persoonlijkheid en zelfbeeld hebben er allemaal mee te maken, maar zijn niet hetzelfde 1. identiteit: gevoel van eigenheid - continuïteit: je blijft steeds dezelfde persoon - contrast: identiteit = uniek, onderscheiding van anderen 2. persoonlijkheid: verzameling kenmerken, gedragingen en eigenschappen waardoor men zich onderscheidt van anderen - stabiliteit: regelmatig vertonen van gedrag - consistentie: unieke constante in gedrag Vijf Factoren Model (Big Five)  mensen beoordelen op 5 verschillende dimensies: extraversie, vriendelijkheid, zorgvuldigheid, emotionele stabiliteit en intellectuele autonomie 3

1.3.3 Ontstaan van het zelfbeeld Reacties van omgeving van grootste invloed op zelfbeeld  zeker voor kinderen!  hoe vaker opmerking herhaald wordt, hoe groter de invloed ervan

1.3.4 Definitie van het begrip zelfbeeld Zelfbeeld = wat iemand van zichzelf vindt op    

lichamelijk vlak emotioneel vlak sociaal vlak cognitief vlak

Dit gaat hand in hand met het welbevinden van het kind. Het gevoel van welbevinden wordt door voorafgaande aspecten gevoed.

1.4 Basishouding  van grote invloed op gedrag en gevoel van kind  gekenmerkt door acceptatie, ondersteuning en betrokkenheid  non-verbale en verbale communicatie (moeten in overeenstemming zijn!)

1.5 Praktijk  lkr moet zelfbeeld van lln positief beïnvloeden

Hoofdstuk 2: Zelfbeeld: Concrete uitwerking 4

2.1 Een goede relatie en beïnvloeden van het zelfbeeld Een goede relatie tussen leerling en leraar is een voorwaarde voor het positief beïnvloeden van het zelfbeeld van de leerling -> anders negatief zelfbeeld -> niet goed functioneren tijdens de les

2.2 Ik ben de moeite waard Positief zelfbeeld bestaat uit 4 aspecten 1. emotioneel aspect: - behoefte aan autonomie - kind voelt zich veilig 2. sociaal aspect: - behoefte aan het aangaan van relaties - veilig voelen bij een ander 3. cognitief aspect: - behoefte aan competentie - lkr: belonen en stimuleren van pogingen 4. lichamelijk aspect: - lichamelijke ontwikkeling = belangrijk - verstoring in lichaam kunnen vertrouwen schaden

2.3 Negatief zelfbeeld en compensatiegedrag Negatief zelfbeeld = bepaalde aspecten zelfbeeld worden negatief ervaren -> kind probeert ze om te zetten in iets positief -> door gedrag aan te passen -> faalt -> geen perspectief meer om ze om te zetten -> compensatiegedrag Compensatiegedrag = balans houden tussen positief en negatief ervaren aspecten van zelfbeeld 1. binnen het negatief ervaren aspect aandacht verleggen naar andere elementen binnen dat aspect 2. buiten het negatief ervaren aspect aandacht verleggen naar ander aspect van zelfbeeld (+ vergroten, zodat die opweegt tegen -) Leidt niet altijd tot positief zelfbeeld! Gevolg: compensatiegedrag -> problematisch compensatiegedrag (= gedrag kind als overdreven ervaren)

2.4 Herkennen negatief zelfbeeld en compensatiegedrag Gedrag kind = belangrijkste aangrijpingspunt voor ontdekken van problemen rond zelfbeeld

2.4.1 Herkennen negatief zelfbeeld Negatief zelfbeeld is te herkennen aan: 1. emotioneel aspect: onzekerheid & onveilig gevoel 5

2. 3. 4. 5.

sociaal aspect: kind niet aardig & niet lief cognitief aspect: kind voelt zich niet bekwaam lichamelijk aspect: negatief ervaren uiterlijk, gezondheid, kracht & motoriek alle aspecten negatief: opstandig & weerspannig gedrag of passiviteit, depressiviteit (ergste)

2.4.2 Herkennen compensatiegedrag Per aspect meest voorkomende gedragingen: 1. emotioneel aspect: 2. sociaal aspect: 3. cognitief aspect: 4. lichamelijk aspect:

gedrag waarvan het kind denkt dat de omgeving daar positief op reageert (naar lkr toe) gedrag gericht op het aardig worden gevonden door anderen (naar lkr toe) nadruk leggen op bekwaamheid en begaafdheid (naar lkr toe) lichamelijk uitsloven om beste prestatie neer te leggen

2.5 Eenzijdig zelfbeeld Kind ervaart maar 1 aspect van zelfbeeld als positief  alle aandacht van opvoeders wordt daarop gevestigd  kind richt alle aandacht op dat aspect Reden tot zorg! Omdat:   

kind = kwetsbaar (alles hangt van ene aspect af) verwaarloosde aspecten: vertraging of achterstand sociale functioneren verstoord

In schoolsituatie: meestal eenzijdig cognitief en eenzijdig lichamelijk zelfbeeld 



eenzijdig cognitief zelfbeeld - andere kinderen kunnen kind niet bijhouden in cognitief opzicht en laten het links liggen - leerstof en lesmateriaal sluiten niet aan bij niveau kind - Vb.: hoogbegaafd kind eenzijdig lichamelijk zelfbeeld - kind steekt alle energie in sportprestaties, zoals een topsporter

Een eenzijdig sociaal-emotioneel zelfbeeld levert op school vrijwel direct problemen op.

Belangrijk is dat de omgeving zorgt voor positieve ervaringen op andere aspecten, zodat de balans kan worden hersteld.

Hoofdstuk 3: Acceptatie 3.1 Een goede relatie en acceptatie Acceptatie

6

 

een van de grondkenmerken van een goede relatie (van de persoon, niet van zijn gedrag) Acceptatie = kind ervaart dat het er mag zijn met alle zijn eigenschappen, ook de mindere = ‘erkenning van eigenheid’

Het ontwikkelen van een gevoel van veiligheid (= basisbehoefte) en acceptatie is nauw met elkaar verbonden  



acceptatie door leerkracht, opvoeder,…  kind kan zich veilig voelen indien kind zich niet geaccepteerd voelt  kind voelt zich onveilig  direct effect op manier waarop kind leersituaties tegemoet treedt (vb.: vermijden taken, angst,…)  uitstel-, afstel-, of vluchtgedrag zich niet geaccepteerd voelen = minder goed functionerende leerling, minder effectief effectief onderwijs en lagere leeropbrengsten  ZONDER RELATIE GEEN PRESTATIE

Belangrijk: Kinderen voelen heel goed of zij wel of niet geaccepteerd worden in wie zij zijn. Ontbreekt die acceptatie, dan ontbreekt een van de belangrijkste bouwstenen voor een goede relatie.

3.2 Het begrip acceptatie Niemand accepteert altijd alles van iemand anders   

onacceptabele gedragingen van de een accepteer je meer dan van de ander scheiding tussen aanvaardbaar en niet-aanvaardbaar gedrag (= acceptatiegrens) is niet altijd dezelfde  ACCEPTATIERECHTHOEK (T. Gordon p. 73) o + zeer accepterend gedrag uiterst non-accepterend gedrag o scheidingslijn (acceptatiegrens) = willekeurig o acceptatiegebied = deel van rechthoek met aanvaardbare gedragingen = doceer-leergebied (leerling kan in rust leren) Opmerking: Er is een grens aan het verleggen van je acceptatiegrens!  bij principieel onaanvaardbaar gedrag  leerkracht dient altijd voor zichzelf zijn uiterste acceptatiegrens vast te stellen



acceptatievermogen is niet stabiel, wisselt voortdurend  3 beïnvloedende factoren: 1. veranderingen bij jezelf (leraar) 2. veranderingen in de andere persoon (leerling)

Belangrijk: Als leerkracht vaststellen van acceptatiegrens! Alleen als je je eigen acceptatiegrenzen kent, kun je: 1. deze duidelijk overbrengen op leerlingen 2. reacties snel en beter aan kinderen uitleggen  geen onnodige verwarring + geen druk op relatie

7

3.3 Doceer-leergebied Onacceptabel gedrag Acceptabel gedrag



Invloeden op

In het acceptatiegebied kan er in rust geleerd worden = doceer- leergebied (wordt groter naarmate het beter gaat in de klas)

Belangrijk = een zo groot mogelijk acceptatiegebied creëren INVLOED 1  idealegedrag situatie: acceptatiegebied onacceptabel = probleem leraar = gehele rechthoek •

doceer-leergebied

Onacceptabel gedrag Acceptabel gedrag = doceerleergebied Probleem

 enkel in dit gebied (= geen-probleemgebied) verloopt het doceren en leren optimaal!

INVLOED 2 probleem leerlingen  hierdoor minder ruimte om les te geven (kan zelfs leiden tot te klein doceer-leergebied)

 deze invloeden verkleinen het doceer-leergebied!!!

Acceptatiegrens verleggen Leraar kan geconfronteerd worden met zodanige problemen van leerlingen dat de ruimte om les te geven wel erg klein wordt, zelfs zo klein dat hij vindt dat zijn eigenlijke taak in het gedrang komt.  leerkrachten ervaren dit als een probleem  voelen zich in deze situatie gedwongen om acceptatiegrens te verleggen (verhogen of verlagen) ACCEPTATIEGRENS VERHOGEN

Onacceptab el gedrag





Minder eisen (acceptatiegebied ) Angst bij leerkracht: •

Leren wordt onmogelijk



Normvervaging en/of niveauverlaging

 curriculum en/of algemene doelstellingen staan centraal, en niet het kind met zijn problemen

8

Doceerleergebied Kind met probleem

ACCEPTATIEGRENS VERLAGEN

Onaccepta bel gedrag

  Doceerleergebied Kind met probleem

Strenger optreden (acceptatiegebied ) = situatie strak in de hand willen houden •

Kost veel tijd en energie



Weerstand  niet of slecht presteren



Kind gaat ontladen in andere situaties



Slechte relatie



Lijkt op succesvolle aanpak  op lange duur is het dat niet!

te strakke aanpak = verdere verkleining doceerleergebied Opmerking: Verleggen van acceptatiegrens gebeurt vaak niet doelgericht*! (* niet doelgericht = tegen je zin, zonder de zin ervan in te zien) •

Gevolgen: 

Onvrede onmacht, demotivatie, frustratie, moedeloosheid…



Geen goede relatie, geen acceptatie van lln. met zijn problemen

Als een kind problemen krijgt, is dat een verandering bij de leerling. Het doelgericht variëren van je acceptatiegrens is dan noodzakelijk! (* = betrokkenheid tonen, ondersteuning bieden  acceptatie)

Probleemanalyse  zie bundel ‘Oefeningen op de acceptatierechthoek!

Probleemverwisseling Probleemverwisseling   

wanneer probleem leerkracht, probleem leerling wordt wanneer probleem leerling, probleem leerkracht wordt Aanpak  probleem bij lln. : ACTIEF LUISTEREN  probleem bij lkr. : IK-BOODSCHAP 9

 zie bundel ‘Oefeningen op de acceptatierechthoek!

3.4 Acceptatie en zelfbeeld Om gericht te kunnen handelen, moet een leraar zich bewust zijn van de invloed op de leerling en diens zelfbeeld. Als hij zich daarvan bewust is, kan hij gericht invloed uitoefenen op het zelfbeeld zonder dat het accepteren van de leerling in het geding komt. Complimenten en kritiek zijn daar bij goede instrumenten. Alleen, zijn ze niet altijd effectief.

3.4.1 Invloed van de leraar Leraar moet handelen effectief kunnen richten op het positief beïnvloeden van zelfbeeld  







dient zich bewust te zijn van de invloed die hij op zelfbeeld kind heeft  beloningen, complimenten, corrigeert, maakt grapjes, maakt zure opmerkingen of straft zo ontstaat soms een gevoel van krampachtige omgang met kinderen  uit angst zelfbeeld kinderen te beschadigen  deze houding is nooit vruchtbaar! niet alle kinderen raken even snel beschadigd o kinderen met positief zelfbeeld kunnen tegen een stootje, hebben voldoende veerkracht zodat balans niet meteen omslaat naar negatief zelfbeeld er zijn situaties waar gedrag leraar wél leidt tot negatief zelfbeeld of tot versterken ervan o bij systematisch negatieve bejegening  zelfbeeld kan van positief in negatief omslaan o bij niet opletten van invloed van gedrag door leraar  verergering van negatieve beleving bij kind met al negatief zelfbeeld om handelen te kunnen richten op beïnvloeding zelfbeeld dien je vast te stellen wat je accepteert o leerling moet die acceptatie ook kunnen ervaren o leraar moet acceptatie tonen o als je iets niet kunt accepteren, beter niet te doen alsof je dat wel doet  anders weet het kind niet waar het aan toe is

Besluit: Invloed is voor ieder kind verschillend:  kind met positief zelfbeeld kan meer tegen stootje dan kind met negatief zelfbeeld Vb.: plagerijtje: + zelfbeeld: kan geen kwaad en kan relatiebevorderend zijn - zelfbeeld: betekent afkeuring of afwijzing Zelfbeeld van kind is dus bepalend voor je gedrag als leraar!

3.4.2 Complimenten en kritiek In schoolsituatie is geven van kritiek en complimenten een veelvoorkomende handeling, die grote invloed heeft op het zelfbeeld en op gedrag 10



complimenten en kritiek zijn gericht op acceptatie van het kind  gevolg: eventuele verandering van gedrag



wijze waarop kritiek en complimenten worden gegeven = vaak ineffectief  nodig: manier om kritiek en complimenten te geven zodat kind acceptatie kan ervaren en eventuele negatieve effecten beperkt worden

Effectieve complimenten Belangrijke pedagogische regel: kind moet weten als het iets goed doet (= compliment)  kan daardoor acceptatie ervaren     

veel complimenten zijn te algemeen en niet duidelijk genoeg effectief compliment = compliment dat bijdraagt aan positieve beleving van zelfbeeld effectief compliment beschrijft precies wat het kind deed en wat effect op leraar is  effectief compliment = gedrag kind + effect kritiek: komt kunstmatig over (langere zinnen)  kwestie van wennen, oefening baart kunst! zo kan negatief zelfbeeld ombuigen naar positief zelfbeeld

Effectieve kritiek 







 

correctie is nodig  maar mogen niet het idee geven dat leraar het kind niet accepteert of kritiek bijdragen aan negatieve beleving zelfbeeld kritiek vaak te algemeen en oordeel over totale mens  drukken hele persoon naar beneden  staat haaks op acceptatie en tast zelfbeeld aan invloed ineffectieve kritiek o positief zelfbeeld: leraar meent het niet zo, meestal doet hij aardig  als kritiek aanhoudt, gaat kind leraar geloven, dan buigt positief zelfbeeld om naar negatief zelfbeeld o negatief zelfbeeld: werkt als bevestiging van negatieve beleving zelfbeeld o als een kind dit vaak over zichzelf hoort, zal hij dit gaan geloven  onaangenaam gevoel  als iedereen toch verwacht dat hij dit gedrag zal vertonen, dan gaat hij dat ook doen ineffectieve kritiek = strijdig met principe van acceptatie  wanneer je kritiek wil uiten, richt je dan ook niet op hele persoon, maar alleen op onaanvaardbare gedrag kritiek kan heel nuttig zijn als deze effectief is! effectieve kritiek bevat 3 elementen: 1. gedrag 11

 

2. effect 3. alternatief  volgorde niet belangrijk, maar effect verschilt!  beginnen met alternatief = eerder vraag om hulp dan kritiek leerling weet door effectieve kritiek welk gedrag niet aanvaardbaar is Omdat gedrag wordt benoemd en er niets over zijn persoon gezegd wordt, kan het kind zijn ‘fout’ in de beleving van zijn zelfbeeld in de juiste proporties plaatsen!

Besluit: Effectieve complimenten en kritiek zijn goede instrumenten om doelgericht een negatief zelfbeeld van een kind om te buigen naar een positief zelfbeeld.

3.4.3 Beïnvloeding zelfbeeld Bij beïnvloeding zelfbeeld gaat het om beleving van negatief aspect op te splitsen in onderdelen. Daarbij gelden volgende uitgangspunten: 

 

effectieve complimenten  moeten betrekking hebben op het negatief beleefde aspect van zelfbeeld  anders zal dit compensatiegedrag uitlokken of bevorderen! effectieve kritiek straf  die aansluit bij het negatief beleefde aspect van het zelfbeeld

Opmerking: Geen straffen op positief beleefde aspect van zelfbeeld! Positieve beleving vormt voor kind belangrijk tegenwicht voor zijn negatieve beleving!  straf op positief beleefde aspect  positief beleefde aspect onder druk  kind doet tijdelijk wat meer zijn best  effect op lange duur: verergering van negatieve zelfbeeld + verslechtering van relatie tussen leraar en lln. Indien leerling op meer dan 1 aspect een negatief zelfbeeld heeft, is het nodig om te weten welk aspect hij eerder en welk later als negatief is gaan beleven. 

 

laatste aspect (meest recente) is het gemakkelijkste om te buigen naar positieve beleving  ‘tweede’ negatieve beleving is vaak het gevolg van problemen op ‘eerste’ negatieve aspect, dus het makkelijkste om te buigen maak bij beïnvloeding van het zelfbeeld op meer dan 1 negatief aspect van het zelfbeeld hiervan gebruik stapsgewijze aanpak! 12

Besluit: Leraar heeft grote invloed op de manier waarop een kind over zichzelf denkt. Alleen als hij zich hiervan bewust is en over de juiste en voldoende competenties b

hikt k

hij

i ht h d l

t d b d li

bij t d

d t

ki d

Deel 2: Communicatievaardigheden Hoofdstuk 4: Theoretisch kader 4.1 Een goede relatie en communicatie Goede communicatie = essentieel voor goede relatie  vaak storingen bij overdracht  wanneer leraar oog heeft voor lln als persoon, dan verloopt communicatie vloter

4.2 Basisbegrippen Theorie van Gordon  communicatie tussen kinderen en volwassenen  volgende begrippen van belang: - gelijkwaardigheid (relatie lkr-lln ongelijkwaardig -> verdrukking lln! beter: luisteren) - echtheid - aanvaarding - empathie - ontvankelijkheid (kan worden bemoeilijkt door ADHD of autisme) Doel communicatievaardigheden = ontwikkelen & in stand houden goede relatie met lln  gedrag lln kan veranderen (maar niet doel op zich!) Bij gebruik communicatievaardigheden, moet lkr eerst bepalen bij wie probleem ligt -

bij leerling -> actief luisteren bij leerkracht -> ik-boodschap

4.3 Acceptatieanalyse en probleemanalyse Als leerkracht duidelijk zijn wat je wel en niet accepteert! -> Acceptatieanalyse = onderscheid maken tussen wat: -

je niet accepteert je afhankelijk van situatie/leerling/omstandigheden accepteert 13

-

je zonder meer accepteert

Ook problemen herkennen en analyseren. -> Probleemanalyse  gebruik maken van acceptatierechthoek  vraag: “Wie heeft een probleem?”, dan probleemanalyse toepassen

4.4 Probleemanalyse: Concrete uitwerking  verschil tussen problemen leerlingen en leraren = heeft vooral betrekking op merkbare en werkelijke effect  leraren kunnen eigen problemen onderscheiden van leerlingen door zichzelf bepaalde vragen te stellen

4.5 Probleemverwisseling     

= afschuiven van probleem van leraar op leerlingen oorzaak: gevoelens van onmacht bij leraar reactie lln: boosheid & onzekerheid gevaar voor relatie! ook omgekeerd: lkr maakt probleem lln zijn probleem gevaar: eigen verantwoordelijkheid lln wordt voorbijgegaan

14

Hoofdstuk 5: Luisteren: Een kunst, een kunde 5.1 Een goede relatie en luisteren Interpersoonlijke competentie kenme...


Similar Free PDFs