Samenvatting Natuurkunde Krachten HV3 PDF

Title Samenvatting Natuurkunde Krachten HV3
Author Anonymous User
Course Natuurkunde
Institution Mahasarakham University
Pages 3
File Size 127.7 KB
File Type PDF
Total Downloads 71
Total Views 129

Summary

Onderdeel Krachten...


Description

Natuurkunde: Krachten Krachten tekenen en beschrijven: Een kracht word aangegeven met de letter F. Formule: F= m x g waarbij F (kracht) in N, m (massa) in kg, g (gravitatie) in N/kg Een kracht word als een pijl getekend. De pijl begint op de plaats waar de kracht word uitgeoefend (aangrijpingspunt A) De richting geeft aan in welke richting de kracht werkt. De lengte van de pijl geeft de grootte van de kracht aan. De eenheid waarin kracht word uitgedrukt is newton (N). Op een massa van 100 gram werkt een zwaartekracht van 0,981 N. Op een massa van 1 kg werkt een zwaartekracht van 9,81 N. F geeft alleen de grootte van de kracht aan, F geeft de kracht aan als vector (grootte én richting). Om te bepalen hoe groot een getekende kracht is moet je twee dingen weten: 1. De lengte van de pijl. 2. De krachtenschaal (met hoeveel N elke cm van de pijl overeenkomt) NOTA: Als je zelf een tekening maakt moet je altijd de krachtenschaal vermelden (tenzij het in de opgave staat). Zwaartekracht: De aarde oefent op elk voorwerp een aantrekkingskracht uit: De zwaartekracht Fz. Voor het aangrijpingspunt nemen we een soort gemiddelde: Zwaartepunt. -> Bij regelmatige voorwerpen is dit meestal het midden. In het zwaartepunt “Z” van het voorwerp begint de pijl, de richting is altijd omlaag.

Een zwaarder voorwerp word sterker aangetrokken dan een licht voorwerp. Op het zwaardere voorwerp werkt een grotere zwaartekracht. Fz = m x g (de grootte van de zwaartekracht = de massa van het voorwerp in kg x de constante die in Nederland een waarde van 9,81 N/kg heeft) Op andere planeten verschilt de zwaartekracht (bv. de maan 1,6 N/kg, Jupiter 25,4 N/kg) G is niet overal gelijk: Hij hangt af van de afstand van het voorwerp tot het middelpunt van de aarde. Hoe kleiner de afstand, des te groter g (gravitatie). - De aarde is een beetje afgeplat: bij de polen zit je dichter bij het middelpunt dan bij de evenaar. Op de polen is g 9,83 N/kg en op de evenaar 9,77 N/kg. - Ook blijkt g (gravitatie) af te hangen van de dichtheid van de aardlagen onder je. Bij een kleinere dichtheid is g (gravitatie) ook wat kleiner en bij een grotere dichtheid wat groter.

Veerkracht en meten van krachten: Veerkracht ontstaat door verandering van vorm. Als je een veer verder uitrekt is bij een grotere uitrekking (u) ook de veerkracht (Fv) groter. Fv is recht evenredig met u (als u x keer zo groot word, word Fv ook x keer zo groot). Er is een constante verhouding (quotiënt) tussen F en u. C = F/u (veerconstante = kracht in N : uitrekking in m) F = C x u (kracht in N = veerconstante x uitrekking in m) De eenheid van C is N/m (wanneer u in cm is word het N/cm). De veerconstante geeft aan hoeveel kracht er nodig is om de veer één meter uit te rekken/drukken. Bij een stugge veer heb je meer kracht nodig dan bij een slappe veer, dus de veerconstante van een stugge veer is groter dan die van een slappe veer.

F en u recht zijn recht evenredig. Veerconstante bepalen uit de grafiek: je neemt een willekeurig punt op de grafiek en gebruikt F/u = c. Neem je een ander punt, dan krijg je dezelfde veerconstante. Om een tweemaal zo sterke veer uit te rekken, heb je een tweemaal zo grote kracht nodig dus is de veerconstante tweemaal zo groot. Krachten samenstellen: Krachten mag je niet zomaar bij elkaar optellen omdat ze een richting hebben. Twee krachten zorgen voor een totaalkracht/nettokracht/resultante (resulterende kracht), aangegeven met Fr. Krachten liggen op 1 lijn: -Twee krachten werken in dezelfde richting, dan geldt voor Fr  Fr = F1 + F2 -Twee krachten werken in tegengestelde richtingen, dan geldt Fr  Fr = F1 – F2 Liggen twee krachten niet op één lijn, dan kun je de resultante bepalen met de parallellogrammethode. De resultante die je dan krijgt, heeft precies dezelfde uitwerking als de twee krachten bij elkaar. Aanpak parallellogram van krachten 1. De resultante vind je door een parallellogram te tekenen. Trek vanuit de pijlpunten lijnen evenwijdig aan de pijlen. Teken vervolgens de diagonaal vanuit het aangrijpingspunt en zet daar een pijlpunt in aan het einde van de diagonaal. De pijl stelt de resultante van de twee krachten voor. 2. De grootte van de resultante bepaal je door de lengte van de pijl te meten en gebruik te maken van de gegeven krachtenschaal. Twee krachten staan loodrecht op elkaar. (d.m.v berekening) Fr = √(F1² + F2²)...


Similar Free PDFs