Sociale Kwetsbaarheid PDF

Title Sociale Kwetsbaarheid
Author Antje Verdoodt
Course Psychische kwetsbaarheid
Institution Hogeschool Vives
Pages 23
File Size 507 KB
File Type PDF
Total Downloads 291
Total Views 449

Summary

Sociale Kwetsbaarheid Maatschappelijke participatie Mensen zijn onderling afhankelijke wezens. We zijn met elkaar verbonden via netwerken en verwantschappen, relaties. Basisbehoeften: o behoeftes (hebben mensen gemeen met andere levenswezens: eten, drinken, warmte, rust, o behoeftes (onderscheiden m...


Description

Sociale Kwetsbaarheid Maatschappelijke participatie -

Mensen zijn onderling afhankelijke wezens. We zijn met elkaar verbonden via netwerken en verwantschappen, relaties.

-

Basisbehoeften: o Materiële behoeftes (hebben mensen gemeen met andere levenswezens: eten, drinken, warmte, rust, … o Immateriële behoeftes (onderscheiden mensen van andere levenswezens) : behoefte aan betekenis, identiteit, sociale verbondenheid

-

Betekenis geven aan dagelijks bestaan – sociale verbondenheid voelen met anderen. Hiertoe functioneren mensen in formele en informele netwerken, waarin en waarmee ze een eigen identiteit opbouwen.

-

Het geheel van kleine en grotere, formele en informele NETWERKEN noemen sociologen een SAMENLEVING. Vanuit die netwerken gaat er een normerende kracht uit. Mensen onderwerpen zich aan regels en staan bloot aan sociale controle.

-

Deze regels worden algemeen aangenomen, weinigen stellen ze in vraag. o Vb: Automobilisten moeten de wegcode respecteren Binnen een netwerk vervult iedereen een verschillende POSITIE (S). o In familiale netwerken onderscheiden we de positie als: moeder, zoon, broer, stiefzus, tante, grootvader… o In het netwerk verenigingsleven onderscheiden we: leden en bestuursleden. o In het netwerk onderwijs herkennen we de positie van: student, leerling, docent, leerkracht, directeur, professor…

-

-

-

We spreken van maatschappelijke participatie als mensen: o Het gevoel hebben erbij te horen, o Als mens een plaats hebben binnen sociale netwerken, o Betekenisvolle sociale contacten onderhouden, o Verwachtingen kunnen invullen. o Meewerken aan de realisatie van essentiële maatschappelijke functies Maatschappelijke participatie is zowel bijhoren tot iets als bijdragen tot iets.

1

-

Het sociaal functioneren is de optelsom van de verschillende posities/sociale rollen die we als individu in relatie met netwerken en samenleving opnemen

Wat is een sociale rol? -

Een sociale rol: het geheel van normen, verwachtingen en opvattingen die gekoppeld zijn aan een specifieke sociale positie. o Biedt een houvast o Voorspelbaar

Sociale rollen zijn dynamisch van aard - Een rol is dynamisch: invulling van je rol kan veranderen doorheen de tijd. o Partner  passieve patiënt Wisselwerking tussen rolopvatting- rolverwachting – rolnorm Rolopvatting - Rolopvatting: gestuurd door eigen opvatting en gedachte van het individu o Goede moeder  want mijn kinderen krijgen echte cola en 3 keer vlees/dag Rolverwachting - Rolverwachting: gestuurd door netwerk of omgeving, wat verwachten zij over je gedrag. o Goede moeder houdt rekening met wat haar kind zelf graag wenst te eten Rolnorm - Rolnorm: geheel aan regels, richtlijnen rond je rol. Vaak door wetten bepaald. o Goede moeder houdt rekening met rechten v/h kind o Gezond leven: gezonde voeding Roldeterminanten - Roldeterminanten (holistisch): factoren die vaak een (tijdelijke) invloed hebben op de stijl/manier waarop een individu zijn gebruikelijke sociale rollen uitoefent 2

Somatische roldeterminanten/fysische roldeterminanten - Lichamelijk fysische elementen - Nagaan wat het effect v/d somatische klacht is op het sociaal functioneren v/h individu - Gevolgen o/h sociaal functioneren o Pijn Psychische roldeterminanten - Elementen uit het psychisch functioneren bepalen de manier van rolgedrag - Nagaan in hoeverre psychische factoren een invloed hebben o/h rolgedrag - Disfunctioneren nu vindt misschien oorsprong i/h verleden o Depressie, psychose Sociale roldeterminanten - Sociale factoren waarmee de persoon in interactie staat beïnvloeden het rolgedrag v/d cliënt & omgeving Financiële roldeterminanten - Financiële factoren waarmee persoon wordt geconfronteerd zullen zijn omgeving en invullen van zijn rol beïnvloeden o Werkloos Existentiële roldeterminanten - Existentiële factoren waarmee de persoon in interactie staat beïnvloeden het rolgedrag v/d cliënt & omgeving o Kracht die sommige zorgontvangers putten uit hun geloofsovertuiging na het krijgen van slecht nieuws Culturele roldeterminanten - Culturele factoren waarmee de persoon in interactie staat beïnvloeden het rolgedrag v/d cliënt & omgeving o Andere cultuur Rolspanning - Rolspanning: plots of geleidelijke verandering binnen rolopvatting, verwachting, normering. - Afhankelijk van individu tot individu o De tolerantiedrempel (kwetsbaarheid v/h individu) o De intensiteit van de spanning. Rolvervaging - Door de dynamische rol - Een sociale rol = een dynamisch gegeven - Samenleving veranderd ingrijpend  maatschappij wordt diverser  rolnorm & verwachting worden minder dwingend & dringend  rolvervaging

3

-

-

Maatschappelijke participatie is: o Je rollen kunnen/mogen/willen invullen o Is dus mogen mee doen:  Mogen bij horen én mogen/kunnen bijdragen aan  Hulp kunnen krijgen én hulp kunnen geven Wanneer je niet maatschappelijk kunt mee participeren: o Vormt een risico voor SOCIALE KWETSBAARHEID

Toekomstig verpleegkundige -

Het is van belang om een zicht te hebben op de verschillende rollen en de maatschappelijke participatie van je patiënt/cliënt.

Personen die in armoede leven -

-

Armoede  Multi dimensioneel probleem o Sociale uitsluiting?  Mensen schamen zich o Toegankelijkheid?  Geen computer  geen afspraak o Sociaal kwetsbaar Wie loopt risico? o Kansarmen/ multiproblem gezinnen (armoedekluwen)?  Verlies van inkomen, onzekere job, slechte huisvestiging, beperkt ondersteund sociaal netwerk o Generatiearmen?  Vicieuze cirkel  Erft armoede van ouders en grootouders

Verklaringsmodellen voor armoede -

Jan Vranken ontwikkelde 4 verklaringsmodellen van armoede o 2 op micro-niveau (micro = individueel)  Individueel schuldmodel  Individueel ongeval model o 2 op macroniveau (macro = op de maatschappij)  Maatschappelijk ongeval model  Maatschappelijk schuldmodel

1. Individueel schuldmodel - Ze hebben het zichzelf aangedaan - Armoede is te wijten aan luiheid, wil niet werken, heeft wel luxe, kan geld niet sparen, alcohol, gebrek aan doorzettingsvermogen - Hulp = de ander zijn schuld doen inzien, doen inzien dat hij zal moeten veranderen naar ‘de’ norm

4

2. Individueel ongeval model - Heeft ongeluk gehad, kan er niks aan doen (= goede arme, deserving poor), echtscheiding - Ze hebben er niet zelf voor gekozen - Hulp = vanuit medelijden, caritatief, zolang ze blijven tonen dat ze echt willen maar niet kunnen 3. Maatschappelijk schuldmodel - Kapitalisme is bron van alle armoede, heeft armoede structureel in zich, - Het kapitalisme is een politiek-economisch stelsel waarbij de productiemiddelen (arbeid, gebouwen, grondstoffen en machines) en verbruiksgoederen volledig in particulier bezit zijn en waarin gestreefd wordt naar een zo groot mogelijke winst, - Manier waarop samenleving is georganiseerd, creëert armoede 4. Maatschappelijk ongeval model - Natuurramp, collectief ontslag, economische crisis, oorlog - Hulp is: overheid zorgt voor randvoorwaarden waarvan individu gebruik kan maken om er weer bovenop te geraken, waardoor die maatregelen weer kunnen wegvallen 5. -

-

Institutioneel ongeval model Driessens Mesoniveau: het niveau van groepen, gemeenschappen & organisaties Mensen verkeren in armoede, gaan zich aanpassen: lagere doelstellingen en verwachtingen (ik kan toch nooit een huis kopen, dus koop ik een flatscreen, dan heb ik toch iets Anderzijds de voorzieningen: zijn vooral gericht op middenklassecultuur, die als de norm wordt gezien, en van waaruit de arme gestigmatiseerd want niet aangepast wordt beoordeeld

6. Institutioneel schuldmodel - Ligt bij gemeenschappen en organisaties - Enerzijds de groep armen zelf: hebben een bepaalde cultuur met waarden en normen, anderzijds de voorzieningen: Zijn niet toegankelijk, bureaucratisch (mattheuseffect) - Mesoniveau 7. Theorie van maatschappelijke kwetsbaarheid - Oorzaak armoede is een combinatie van alle bovenstaande, zowel individuele als institutionele als maatschappelijke factoren

5

Het Matteüseffect - Is de sociologische vakterm voor het rijker worden van de rijken en het armer worden van de armen - Ambivalent o Vb: Uit onderzoek blijkt dat hoger opgeleiden langer leven dan lager opgeleiden waardoor zij langer genieten van hun pensioen. Ook het pensioensparen is er aan onderhevig, het zijn meestal de rijksten die zo een extra pensioen kunnen opbouwen.

Armoede in cijfers - 3 concrete indicatoren 1. Risico op inkomensarmoede o Huishoudinkomen < 60% van de mediaan v/d inkomens/land o Inkomens worden 1st gecorrigeerd voor de omvang v/h huishouden 2. Ernstige materiële deprivatie - Onverwachte uitgaven - Telefoon - Wasmachine 3. Huishouden met lage werkintensiteit - Werkintensiteit v/h huishouden is gelijk aan de verhouding tussen het aantal effectief gewerkte maanden -

Inkomensgrens varieert, de realiteit beneden de armoedegrens is totaal anders i/d rijke landen van NW- Europa dan i/d veel armere landen in het Oosten & Zuiden

-

Kansarme regio’s West-Vlaanderen o Oostende o Kortrijk o Brugge o Roeselare o Gistel o Blankenberge Subjectieve armoederisico o Goede aanvulling op de meer objectieve indicatoren

-

-

Armoederisico volgens leeftijd o In de meeste landen is het armoederisicopercentage lager onder de bevolking van 65jaar & ouder o Ouderen hebben in België een relatief laag inkomen, ivm Nederland o Hoger risico bij jongeren (16-24j): 20,4% o Kinderen (0-15j): 17,9%

6

-

Kinderen in huishouden boven de armoededrempel eten o Minder groenten & fruit o Geen 3 maaltijden/dag o Minder vlees/vis

-

Kinderen uit gezinnen boven de armoedegrens zijn kwetsbaarder i/h uitbouwen van sociale contacten dan andere kinderen o Minder vrijetijdsactiviteiten o Minder speelgoed

-

Een job is een belangrijke buffer tegen armoede o Job = verdienen o Werkenden hebben een lager armoederisicopercentage dan werklozen o Ook gepensioneerden hebben een lager armoederisicopercentage dan werklozen

-

Eenoudergezinnen hebben een groter armoederisicopercentage dan alle andere huishoudtypes

-

Door een hogere opleiding, geraak je rapper aan werk en word je ook meer betaald. o Een hoge opleiding heeft dus ook een lager armoederisicopercentage dan een lage/gemiddelde opleiding

Gemeenschappelijke kenmerken van personen die in armoede leven Multicomplexe problematiek - Web van problemen! - Armoedekluwen waarbij moeilijkheden zich niet alleen op verschillende levensdomeinen situeren, maar ook verstrengeld zijn & elkaar continue & wederzijds beïnvloeden o Ziek + geen netwerk + geen werk door ziekte + geen goede woonplaats Gevoelens van machteloosheid - Externe beheersingsoriëntatie/ locus of control, geen self efficacy o Mensen die het gevoel krijgen dat ze weinig kunnen doen om hun situatie te veranderen & dat wat gebeurt weinig of niet te maken heeft met eigen handelen o Ze schrijven de oorzaken van hun probleemsituatie toe aan omstandigheden & zien hun lot in de handen van anderen liggen - De gevoelens van machteloosheid ontstaan in de kindertijd, de manier van opvoeding speelt hierin een grote rol o Verschillende waarden

7

Gevoelens van wantrouwen - Geen gevoel van basisveiligheid/ basisvertrouwen door: o In kindertijd geen veilige hechting, want mama veel partners, of geplaatst o Mama door stress niet beschikbaar, gevoel van constant aantrekken en afstoten - Intergenerationele overdracht: wat je niet hebt gekregen, kan je niet doorgeven o Latere relaties  veilige basis  representatie gerechtigheid Gestoorde communicatie - Daardoor ‘anders’, ‘verkeerd’ begrepen - Andere stijl van communiceren - Ander taalgebruik (verbaal en non- verbaal) - Administratie is struikelblok - Angst om te falen en dus niet doen - Interpretatie buitenwereld: ze willen niet! (hard to reach) Verbintenisproblematiek als het centrale kenmerk 1. Verbintenis met zichzelf 2. Verbintenis met anderen 3. Verbintenis met de maatschappij 4. Verbintenis met de toekomst Verbintenis met zichzelf - Externe beheersingsoriëntatie (geen grip) - Geen grip op eigen leven & toekomst, ze weten niet hoe ze het beter gaan krijgen - Deze verbintenisproblematiek met zichzelf beïnvloedt de relatiestijlen met anderen & kan leiden tot een tekort aan verbintenis met de regels met de maatschappij o Vereniging: ’t hope Verbintenis met anderen - Parentificatie: kinderen voor hun ouders een ouderlijke rol gaan vervullen - Parentificatie kan leiden tot destructieve gerechtigheid - Destructieve gerechtigheid: het gevoel hebben veel meer gegeven te hebben dan teruggekregen te hebben - De rekening wordt aan anderen gepresenteerd, zowel binnen als buiten het gezin

8

Verbintenis met de maatschappij - Dagelijkse confrontatie met werkloosheid, woonproblemen is vernederend en onrechtvaardig, ze voelen zich buitengesloten - De maatschappij biedt weinig ondersteuning, waardoor armen ook gerechtigd wantrouwig, asociaal & negatief tegenover de maatschappij staan - Grens goed-kwaad - Wantrouwen hulpverleners - ‘Verschuldigde’ kant van sociale relaties: ofwel valt er geld terug te betalen ofwel zorg - Maatschappelijke kwetsbaarheid: hij die in zijn contacten met de maatschappelijke instellingen vooral te maken krijgt met negatieve sanctionerende aspecten ervan & minder profiteert van het positieve aanbod Verbintenis met de toekomst - Zonder hoop, en dus zonder toekomst - Als je denkt dat het niet goed gaat komen, heb je inderdaad meer kans dat het effectief niet goed komt

Een krachtgerichte aanpak van personen in armoede -

-

De focus bij een krachtgerichte aanpak ligt vaak op o Potenties o Vaardigheden en krachten van mensen o Betrokkenheid en tempo cliënt o Tegenstrijdig met probleemgerichte aanpak De focus bij een probleemgerichte aanpak ligt vaak op wat fout loopt

Probleemgerichte kijk

Krachtengerichte kijk

Multi complexe problematiek

Openheid en uniek levensverhaal

Gevoelens van machteloosheid

Levensverhaal als potentie

Gevoelens van afhankelijkheid

Aanwezige verbinding/hulpbronnen

Gevoelens van wantrouwen

Survival pride

Gestoorde communicatie

Inzet en drijfveren

Verbintenisproblematiek

Vaardigheden en creativiteit

Verloren kapitaal

Humor …

9

Empowerment (manier van kijken) Omschrijving en waardeoriëntatie - = Versterkingsproces met participatie - Waardenoriëntatie van empowerment o Verbeteren /positieve zaken benadrukken - Theoretische kader o Empowerment verwerven mits ondersteuning v/d omgeving o Open – einde/ open-ended construct  Het al dan niet hebben van empowerment maar over gradaties is empowerment  Groeiproces - Meerdere niveaus/ multi-level construct o Min. 2 niveaus onderscheiden  Individueel-psychologisch niveau  Meer collectief sociaal-politiek niveau o Geen blaming the victim o Verschillende ingangen en oplossingen zijn mogelijk & noodzakelijk bij de aanpak van sociale problemen - Uitkomst/ outcomes o Verwijzen naar de resultaten van deze processen Versterking van maatschappelijk kwetsbare groepen - Maatschappelijke kwetsbare groepen waar empowerment een ander perspectief biedt o Personen in een minderhedenpositie o Personen in afhankelijkheidssituatie o Ouderen o Personen met migratieachtergrond o Maatschappelijk kwetsbare jongeren Veerkracht Omschrijving - Veerkracht o Is het vermogen v/e mens of systeem om een goed bestaan te leiden en zich ondanks moeilijke levensomstandigheden positief te ontwikkelen en dit op een sociaal aanvaardbare wijze - Overleven in een moeilijke situatie - Positieve psychologie en veerkracht - Verschil met coping  veerkracht uit zich bij grotere stress - 2 concepten staan bij veerkracht centraal o Positieve aanpassing o Hoge risico’s

10

Huis van de veerkracht

1. -

Sociale netwerken en onvoorwaardelijke acceptatie (gedragenheid) Acceptatie zoals je bent  respect Niet hetzelfde als onvoorwaardelijke acceptatie van gedrag Relatie met anderen (positieve rolmodellen)

2. -

Zingeving Zelf zin geven, ontdekken Samenhang zien Verschil geleefd worden en zelf leven Doelen om na te streven

3. -

Sociale vaardigheden Communiceren van gevoelens en verlangens Zelfredzaamheidsvaardigheden, coping Professionele vaardigheden Kans tot aanleren

4. -

Zelfwaarde Zelfwaarde en positief zelfbeeld Kwetsbaar Positieve zaken bekrachtigen als hulpverlener

5. -

Humor Helpt relativeren Om gaan met falen Uiting van emoties – constructief? 11

Tools die verpleegkundigen kunnen helpen in het versterken van de zorgontvanger Actief luisteren en exploreren - Voeling krijgen met leefwereld o Luisteren o Parafraseren o Aandacht o Bevestigen Verwijzing Begripsomschrijving - Materiële componenten o Aanwezig? o Betaalbaar? o Toegankelijk? -

Immateriële componenten o Beleving o Reden duidelijk? o Voorkeur patiënt

Patiënteneducatie - = een gestructureerd vormingsproces dat hoofdzakelijk is toegespitst op de patiënt en zijn familie of op leken die zijn erkend voor de opvang van de zieke - Netwerk - Kennis – vaardigheden - Levenskunst

Sociale kwetsbaarheid & jongeren -

Met de term sociaal kwetsbare jeugd wordt verwezen naar kinderen en jongeren die een verhoogd risico lopen de aansluiting bij de huidige samenleving te missen.

-

Het gaat om een heterogene groep jongeren die onvoldoende kunnen profiteren van de mogelijkheden in onze maatschappij, die minder kansen hebben om zich in onze samenleving te handhaven en die door de samenleving worden buitengesloten.

12

Probleemtype -

-

-

-

Jeugdigen met antisociaal gedrag (agressiviteit, criminaliteit, drugsgebruik); Jeugdigen met teruggetrokken gedrag of internaliserende (psychische) problematiek o Geen sociaal gedrag o Toont geen emoties Jeugdigen met (ernstige) sociale en relationele problemen; Jeugdigen met een achtergrond van sociale en maatschappelijke achterstand (gezinnen met een lage sociaal-economische status (SES), die problemen hebben met school, werk en/of dagbesteding). o Vb: mensen in armoede, vroegtijdig stoppen met school In al deze groepen lopen jongeren een grotere kans om buiten de samenleving te raken. ↓ Ze participeren dan niet in reguliere instituties voor onderwijs en arbeid en/of zijn niet in staat tot sociale bindingen. o Individuele kenmerken van de jeugdige (gedrag, psychische problematiek), o Sociale kenmerken (gebrekkige sociale steun, bindingen en/of relaties) o (sub)Culturele en maatschappelijke kenmerken (achterstand en gebrekkige maatschappelijke participatie).

Jongeren & sociale competentie Begripsomschrijving - Maatschappelijke kwetsbaarheid gaat gepaard met een gebrek aan sociale competentie o Coping mechanisme - Sociale competentie’  coping-gedrag: o “Het geheel aan (sociale) vaardigheden dat jongeren in staat stelt om nadelige situaties niet te laten escaleren tot onomkeerbare problemen”. - Indicatoren voor de aanwezigheid van ‘sociale competentie’ o Persoonlijk niveau, zoals conflicten kunnen hanteren en oplossen, zich in een ander kunnen verplaatsen, en waarden en normen ontwikkelen. o Relationele niveau, aanwezigheid van vriendschapsrelaties, vertrouwensrelaties of andere sociale bindingen De ontwikkeling van sociale competentie tijdens de adolescentie - Persoonlijk niveau o Sterke ontwikkeling van de eigen identiteit, ontwikkeling van sociale cognities en van normen en waarden. o Periode in het menselijk leven,  hoe iemand zichzelf ziet in relatie tot ander...


Similar Free PDFs