Thema 6 afscheiding urinair en faecaal Marijke Soetaert PDF

Title Thema 6 afscheiding urinair en faecaal Marijke Soetaert
Author hannelore bazan
Course Verpleegkundige methodiek en vaardigheden 1
Institution Hogeschool Vives
Pages 12
File Size 250.9 KB
File Type PDF
Total Downloads 20
Total Views 126

Summary

gaat over thema 6 vmv deel 1 dus hoort bij het eerste trimester ...


Description

THEMA 6 : UITSCHEIDING URINAIR EN FECAAL Betreffende urinaire uitscheiding 1. Geef 5 functies van de nieren. - afvalstoffen verwijderen - overtollig opgestapeld vocht verwijderen - hormonen aanmaken - rol bij botstofwisseling (vit D omzetten) - helpen bij bloeddruk regelen 2. De plasbuis of urethra is veel langer bij de man dan bij de vrouw. Deze stelling is juist/fout. - Juist, vrouw is 2.5 – 4 cm en van man 20 cm 3. Waarom is een vrouw gevoeliger voor een blaasinfectie dan de man? Geef 2 redenen. - kortere plasbuis - verzakking van bekkenbodemspieren door zwangerschap/bevalling - bacteriën kunnen makkelijk slijmvlies van de urineweg besmetten Bij de vrouw ligt de urinebuis namelijk dicht bij de anus en zo sneller naar de blaas kunnen. 4. Geef 3 functies van de bekkenbodem. - aanspannen om urine/faeces op te houden - ondersteunen organen in bekken - bevordert de seksualiteitsbeleving 5. Men kan de observatiepunten m.b.t. het urinewegstelstel in verschillende groepen indelen; noem er 4 op en geef bij elk een concreet voorbeeld. (pagina 7-20) - subjectieve observatie mbt urinewegstelsel: pijn, aandrang, onrust,… - objectieve observatie mbt urine zelf: hoeveelheid nagaan, vb per 24 u gemiddeld 1000 tot 1500cc - objectieve observatie mbt mictiehouding: niet persen - objectieve observatie mbt mictiepatroon: hoeveel x per dag vb meer dan 8x is niet normaal - observaties vanuit de context of beïnvloedende factoren: 6. Hoe komt het dat P zo moeilijk klachten uiten m.b.t. het urinewegstelsel? - privé - taboe - gevoelig onderwerp (nauw verband met voorplatingsorganen)  Het is belangrijk ervoor te zorgen dat men de schaamte van de zorgontvanger respecteert.

7. Wat betekent dysurie? Geef 2 oorzaken hiervan en geef aan wat dient te worden nagegaan i.g.v. dysurie.

8. Noteer 5 objectieve observaties m.b.t. urine, i.v.m. mictiehouding, i.v.m. mictiepatroon.  Urine zelf:  Hoeveelheid  Kleur  Helderheid  Geur  Aanwezigheid steentjes  Mictiehouding:  Niet persen  Voeten op grond  Niet vooroverbuigen  Ontspannen houding  Mictiepatroon:  Aantal keer per dag  Spreiding over dag  Hoeveelheid elke keer  Al dan niet mee persen, kunnen ophouden, urineren zonder onderbreking 9. Wat betekent urinedebiet? - is het volume uitgedrukt per tijdseenheid. Vb 750 cc/ml per 12 uur.

10. Wat betekent diurese? Wat is een normale diurese voor volwassenen? Welke factoren beïnvloeden de diurese? Geef het verschil aan tussen dag- en nachturineproductie. - Diurese is het aantal cc/ml urine geproduceerd per 24 uur. - Voor volwassenen gemiddeld 1000 tot 1500 cc. - Factoren: hoeveelheid opgenomen vocht, braken/diarree/zweten bij koorts, leeftijd, geslacht,… - Normaal actieve mensen : dag 1L en nacht ½ L, bij opzittende, passieve mensen omgekeerd. - Blaascapaciteit schommelt rond 500 ml en drang rond 300 à 500 cc. 11. Wat betekent oligurie, anurie, nycturie, polyurie, urineretentie of blaasretentie, blaasresidu of urineresidu? Geef van elk 2 mogelijke oorzaken. - Zie pagina 9-11 voor volledige info. - Nycturie: 2 keer of vaker per nacht moeten plassen: P met slechte of matige gezondheid, veel drinken voor het slapengaan, geneesmiddelengebruikers. - Blaasresidu of urineresidu: hoeveelheid urine die overblijft in de blaas na een spontane urinelozing. 12. Omcirkel het juiste antwoord: a. in geval van diarree stijgt/daalt de diurese : daalt b. in geval van koorts stijgt/daalt de diurese : daalt c. bij inname van diuretica verwacht men dat de diurese stijgt/daalt : stijgt 13. Geef 2 mogelijkheden om blaasresidu te bepalen. - blaasscanner en blaaskatheterisatie 14. Geef de 2 soorten van blaasretentie, mogelijke klachten, risico’s, oorzaken. - Acute : klachten ontwikkelen binnen enkele uren K : buikpijn, aandrang om te urineren zonder dat te kunnen, R : verwarring met anurie en oligurie, overlopen blaas (P lijkt incontinent) O : medicatie, verlamming, bevalling, tumor, obstipatie - Chronische : klachten ontwikkelen langzaam K : geen pijn, plassen komt moeilijk op gang, opgezette buik, kleine beetjes urine verliezen R : verwarring met anurie en oligurie, overlopen blaas (P lijkt incontinent) O : medicatie, verlamming, bevalling, tumor, obstipatie

15. Noteer helder en stapsgewijs hoe de diurese praktisch bepaald wordt in het ziekenhuis, pagina 12-13. - Handhygiëne toepassen, patiëntgegevens en nodig materiaal verzamelen. - Vragen P blaas volledig te ledigen en urine wegspoelen. - 24u-urinedebiet verzamelen (best van 08.00 tot 08.00u) - Urine verzamelen in recipiënt waarop duidelijk naam van P staat. - Na 24u laatste maal blaas volledig ledigen. - Alle verzamelde urine in maatkan/beker en aantal cc aflezen en in P dossier noteren. - Nagaan of staalnames nodig zijn, collectieherhaling nodig is. - Rapporteren en registreren in Vdossier. - Staalnames administratief afwerken. - Nieuwe collectie inplannen indien gewenst.

16. Geef de normale geur en kleur van urine weer. - kleur : lichtgeel (citroen of strogeel), geconcentreerde morgenurine iets donkerder - geur : flauw zure geur en ammoniakale geur 17. Geef weer wat macrohematurie is en hoe het eruit ziet. - roodbruine vleeskleurige urine, aanwezigheid van bloed is met oog waarneembaar - microhematurie: aanwezigheid van bloed dat niet met oog waar te nemen is. 18. Geef 2 afwijkingen wat geur en kleur van urine betreft en geef aan waarop dit kan wijzen. - donkerbruine urine : met geel schuim : hoog gehalte bilirubine igv hepatitis, galafsluiting - heldere tot waterige urine : productie grote hoeveelheden urine met geringe concentratie - donkergele urine : geringe urineproductie, veroorzaakt door vochtverlies ten gevolge diarree,… - acetongeur : fruitachtige geur bij diabetes - ammoniakale geur : bij lang blijven staan urine, kan wijzen op urineweginfectie. - muizengeur : bij phenylketonurie (aangeboren stofwisselingsziekte) - fecesgeur : door een fistel tussen rectum en blaas met vermenging van feces en urine. 19. Geef 2 goede “urine-observatiepunten” om te controleren of men voldoende drinkt. - kleur - om de 2 à 4 u urineren dus 6 – 8 maal per dag is normaal. 20. Wat kan de oorzaak zijn van troebele urine? (pathologische troebele urine p15) - door aanwezigheid fosfaten, of na afkoeling door geringe hoeveelheid slijm of epitheelcellen en door onopgeloste zouten. - helderheid: normaal: bij gezoende mensen is verse urine gewoonlijk helder en doorzichtig. 21. Waarom wordt bij het zien van troebele urine vaak voorgesteld een urinestaalafname te doen voor cultuuronderzoek (urinekweek)? - om na te gaan of er bacteriën in de urine aanwezig zijn, en de hoeveelheid RBC en WBC na te gaan 22. Waarop wijst een ammoniakale geur die opstijgt uit een urinerecipiënt? 2 antwoorden. - bij cystitis (blaasontsteking) - lang blijven staan urine (bacteriën zetten ureum om in amoniak en koolzuut) 23. De aanwezigheid van steentjes in de urine is een normaal verschijnsel/steeds pathologisch. 24. Op welke wijze worden steentjes in urine gedetecteerd? - door urine te zeven -> thuis ZO laten plassen in een koffiefilterzak

25. Noem 4 elementen eigen aan een goede mictiehouding. (pagina 16-17) - niet persen - voeten op de grond (voetenbankje voor kinderen) - rechtop zitten met holle onderrug - benen iets gespreid 26. Aan de hand van een foto kunnen aangeven of het gaat om een goede of slechte mictiehouding. 27. Toiletverhogers zijn voor kleine personen geen goede oplossing voor het creëren van een goede mictiehouding. Verklaar deze bewering. - Hoe hoger men zit, hoe minder gemakkelijk men de voeten op de grond/op het voetenbankje kan zetten. 28. Wat wordt bedoeld met mictiepatroon, welke factoren beïnvloeden het mictiepatroon en geef weer wat het normale mictiepatroon is. - Het aantal keren dat iemand op een dag moet urineren, - Spreiding over de dag, - Hoeveelheid die men elke keer produceert, - Het al dan niet moeten meepersen tijdens het plassen, - Het al dan niet kunnen ophouden van de plas bij voelen van aandrang, - Het al dan niet kunnen urineren zonder onderbreking. - Factoren: wijze van aanleren in vroege kinderjaren, hoeveelheid vocht dit men inneemt, capaciteit blaas, reactie op drang tot urineren - Normaal: zie pagina 17-18 kolom 29. Wat betekent pollakisurie? Geef hiervan 2 oorzaken en geef 2 diverse verpleegkundige interventies. - vaker urineren dan normaal (meer dan 10) met een normale diurese - oorzaken: urineweginfecties, normaal drinken met kleine blaascapaciteit, emotionele spanning - VKI: luisteren naar verhaal P en beeld vormen van mogelijke reden / nagaan of P blaas volledig ledigt 30. Wat is het risico van pollakisurie bij oudere personen? - vallen 31. Wat betekent nycturie? Geef hiervan 2 oorzaken en geef ook een belangrijk risico. - 2 keer of vaker per nacht moeten plassen - oorzaken: geneesmiddelengebruik, veel drinken voor slapengaan, zo met slechte of matige gezondheid - risico: vallen bij oudere mensen -> meer heupfracturen 32. Noem 5 diverse elementen uit de context van belang bij het observeren van mictie. - drinkgewoontes - algemene toestand P (uitscheidingspatroon, last obstipatie?) - leeftijd (mictie vaker probleem bij oudere mannen, bij vrouwen neemt ook toe bij stijgen van leeftijd) - klinische observaties (opgezette onderbuik, oedeem enkels en voeten, misselijkheid en braken) - verminderde mobiliteit (eerder bij urineretentie) - de mentale situatie van de zorgontvanger (is P delirant, bewust, gedesoriënteerd, ouderen valpartijen)

33. Geef een 5-tal adviezen aan volwassenen en kinderen i.v.m een goed toiletgedrag en omschrijf wat een goede plashouding is. - goede ontspannen zithouding (voeten gesteund, knieën iets gespreid, romp iets naar voren) - voldoende tijd nemen (30 sec) om blaas te ledigen - tijdens het plassen wordt het bekken naar voor gekanteld (holle onderrug), tijdens defeceren naar achter (bolle rug) - niet stoppen tijdens plassen - niet mee persen tijdens plassen - voldoende vocht innemen (volwassenen 1.5 à 2L, kind 1L) 34. Noem minimum 5 mogelijke verpleegproblemen bij het gebruik van de bedpan/ondersteek. (p22 VKI) - afhankelijkheid anderen (zich onbeholpen voelen) - pijn aan stuit/rug - gevoel schaamte - kamergenoot laten meegenieten van geuren en geluiden - gebrek privacy - aannemen van een ongemakkelijke houding - behoefte moeten doen in liggende of halfzittende houding - schrik morsen en men kan zichzelf niet schoonmaken - koude pan 35. Geef een 4-tal oorzaken van moeilijk spontaan kunnen urineren en geef aan hoe dit als verpleegkundige kan worden benaderd. - na operatieve ingreep onder volledige narcose - gebrek privacy, weten dat de andere kunnen meeluisteren - afkeer ‘openbare toiletten’ - noodzaak wc-stoel gebruiken - angst, nervositeit - ongemakkelijke houding -> bedpan, urinaal Benaderd: privacy verhogen door P alleen te laten, plasgeluid overstemmen door praatje met medeP, geduld oefenen, geurhindervoorkomen door het raam te openen, met de medeP eventjes in de gang te wandelen, begripvol en relativerend gesprekje te voeren. 36. Wat betekent urine-incontinentie? Iedere vorm van ongewild urineverlies en wordt geassocieerd met daling levenskwaliteit, incontinentie is een symptoom en geen ziekte. 37. Wat betekent stressincontinentie, inspanningsincontinentie, urge-incontinentie, aandrangincontinentie, overloopincontinentie, functionele incontinentie, dubbele incontinentie, totale incontinentie? Geef van elke vorm de typische symptomen en geef telkens een 2-tal oorzaken. Zie training E.  Stressincontinentie of inspanningsincontinentie: klacht urineverlies treedt op tijdens inspanning, persen, niezen, hoesten / frequent persen bij obstipatie, verzakken bekkenorganen.  Urge-incontinentie of aandrangincontinentie: hyperactieve blaas door mictiedrang, pollakisurie en nycturie, operaties, prostaatklachten, aandoening zenuwstelsel (Parkinson)

 Overloop- of druppelincontinentie: druppel per druppel urine, dysurie, aanwezigheid belangrijk urineresidu door onvolledig blaaslediging / geneesmiddelen, aangeboren afwijking  Functionele incontinentie: anatomische of fysiologische stoornis (geen urologische oorzaak), gewoon niet in staat op tijd het toilet te bereiken/cognitieve oorzaak (omgeving niet herkennen), mobiliteitsprobleem.  Gemengde incontinentie: blaas hyperactief en sfincterinsufficiëntie (ontoereikende werking sluitspier), dus inspanning en urge samen.  Dubbele incontinentie: incontinent voor zowel urine als stoelgang  Totale incontinentie: de urine loopt rechtstreeks vanuit de nieren via de blaas naar buiten 38. A.d.h.v. een casus kunnen aangeven als het gaat om stressincontinentie, inspanningsincontinentie, urge-incontinentie, aandrangincontinentie, overloopincontinentie, functionele incontinentie, totale incontinentie, dubbele incontinentie. 39. Gemengde urine-incontinentie is een combinatie van inspanningsincontinentie en urge-incontinentie; deze stelling is juist/fout. 40. Wat is de pipistoptest? Wat is de bedoeling ervan? Wat is het nadeel ervan? - tijdens het plassen een aantal keren stoppen met plassen door opspannen van de bekkenbodemspieren - wordt gedaan omdat P geen besef heeft van welke spieren met moet gebruiken - nadeel is dat indien met het blijvend doet, er kans is op ontwikkeling van blaasresidu Extra: Wat is bekkenbodemreëducatie en wat is de bedoeling ervan? - verschillend kinesitherapeutische handelingen met bedoeling meer controle te krijgen over bekkenbodemspieren ( voelen, bewust gebruiken) Extra: Wat is mictietraining/blaastraining en wat is de bedoeling ervan? - training in op bepaalde tijdstippen te plassen, met bedoeling blaascapaciteit te verhogen of verlagen, en zodoende urineverlies te beperken Extra: Geef 3 soorten mictietraining en leg telkens uit in maximum 2 zinnen. - volumetraining : geschematiseerd toiletregime met doel interval te verlengen of in te korten, dus blaascapaciteit te verhogen of verlagen, doel 2 à 3 u interval - vraagplassen : elke 2 u vragen aan P naar toilet te gaan - gewoonteplassen : geschematiseerd toiletregime met doel verschillende intervallen te hebben tussen mictie, P eerder laten plassen dan hij gewoon was - klokplassen : bv elke 3 u naar toilet, om urineverlies te voorkomen en blaascapaciteit verhogen 41. Geef een 4-tal behandelingsvormen van urine-incontinentie. (afhankelijke van de soort incontinentie) - bekkenbodemreëducatie - medicatie - elektrostimulatie - chirurgie - gebruik van incontinentiemateriaal - blaastraining - blaassondage

42. Geef een 6-tal verpleegproblemen verbonden aan urine-incontinentie en geef telkens aan hoe dit komt? - gevaar sociaal isolement : schrik om zich belachelijk te maken - verlies zelfrespect en aangetast zelfwaarde gevoel : men is beschaamd en bang om onder de mensen … - ontlopen intimiteit : P is onzeker en vermijdt intimiteit - gevoel afhankelijkheid : P is niet zelfstandig, heeft hulpmiddelen nodig - kans op slaapstoornis uit angst nat te liggen - groter risico op blaasinfectie wanneer urine in blaas achterblijft 43. Geef aan waarom ZO met urine-incontinentie een verhoogde kans hebben op a. sociaal isolement: bang zijn erover te praten met familieleden of vrienden b. depressie: door isolement kan je depressief geraken en laag zelfbeeld c. schaamte: mensen schamen zich als ze incontinent zijn d. gevoel van afhankelijkheid: VPK moet helpen, P kan niet altijd alleen e. uitdroging/dehydratatie: P durft niet drinken om minder urine te verliezen f. apathie: ontwikkeling van depressie g. decubitus t.h.v. sacrum/heiligbeen: verweking huid -> kleefkracht -> schuifkracht -> decubitus h. intertrigo/vochtletsels t.h.v. bil- en liesplooien: inwerking urine op huid, blijven staan urine i. schimmelinfectie t.h.v. bil- en liesplooien: huid is vochtig, vochtletsel j. vallen: haasten om naar toilet te gaan k. slaapstoornissen: aandrang om te moeten plassen tijdens nacht l. verlies van zelfrespect.: je voelt jezelf minderwaardig omwille van incontinentieprobleem 44. Bespreek de verpleegkundige interventies van urine-incontinentie en motiveer waarom de aanpak discreet dient te gebeuren. (gebruik van hulpmiddelen zie pagina 27-28) - gegevens rapporteren en registreren - multidisciplinair samenwerken (reeds verzamelde gegevens meedelen aan arts - afhankelijk van de diagnose verdere stappen zetten zoals ondersteuning bieden, aanbieden inco,… - discreet omwille van zelfwaarde en schaamte P 45. Wat is een mictiedagboek? - dagboek/lijst waar hoeveelheid drank, plasfrequentie, frequentie incontinentie,… worden bijgehouden. Extra: Wat betekent volumetraining? Mictiegewoonten te verlengen of verkorten en het verhogen of verminderen van de blaascapaciteit. 46. Waarom mag i.g.v. urine-incontinentie de vochtinname niet beperkt worden? Wat is de reden waarom de P de vochtinname kan gaan beperken i.g.v. urine-incontinentie? - Vochtinname mag niet beperkt worden teneinde elke mogelijke uitdroging te vermijden. - P kan zelf vochtinname beperken om minder urineverlies te hebben. 47. Geef 2 problemen verbonden aan het gebruik van een blaassonde i.g.v. urine-incontinentie. Door verlaagde weerstand P is er een ideaal milieu om kiemgroei te bevorderen wat tot cystitis kan leiden Door blaassonde vervalt het mictiereflex, de blaas wordt lui, moet niet meer uitzetten en samentrekken

Betreffende defecatie 48. Beschrijf het normale stoelgangspatroon, de aanbevolen ontlasthouding. - tussen 3x/dag tot 3x/week (meestal 1à2/dag) - halfvast - licht bruine kleur + glanzend - worstvormig - niet te sterk geurend - 100 à 150 g/dag - meestal in ochtenduren, kan ook uiteenlopend zijn Extra pagina 30 -31 -> roze 49. Noteer wat bedoeld wordt met diarree, obstipatie, constipatie? - diarree is frequente passage van slappe of waterige stoelgang - obstipatie of constipatie is het ontbreken van voldoende stoelgang, vertraging in de normale frequentie, hardere en drogere stoelgang, noodzaak tot persen 50. Geef de mogelijke oorzaken, symptomen en gevolgen (gevaren, verpleegproblemen) van diarree en obstipatie. Diarree: (pagina 32-34)  Oorzaak: voeding, sondevoeding, psychische factoren (stress), geneesmiddelen, misbruik van laxeermiddelen  Symptomen: frequentie stijgt, dunne feces, incontinentie voor feces, buikkrampen  Gevolgen: gevaar voor dehydratatie of uitdroging, medicatie wordt minder goed opgenomen en werkt te weinig, onvoldoende of niet, gevaar elektrolytenstoornis, gevaar pijnlijke geïrriteerde aars Obstipatie: (pagina 34-44)  Oorzaak : somatische (ziekte, zwangerschap, medicatie) of functionele (weinig lichaamsbeweging, weinig drinken, onvoldoende vezelinname, niet toegeven aan defecatiedrang, psychische factoren, leefgewoontes)  Symptomen: frequentie minder dan 2x/week, hard persen, harde en/of keutelige defecatie, gevoel incomplete defecatie, gevoel blokkade  Gevolgen: slechte nachtrust door buikpijn, moete met oriëntatie, last anale jeuk Extra: Noteer 6 symptomen van dehydratatie, daarbij motiverend welke parameters hier best bij gevolgd worden. - droge lippen - obstipatie - weinig urine - donker gekleurde urine - weinig energie - snelle of zwakke pols - parameters: mictiedagboek, bloeddruk, pols, koorts,

51. Noteer minimum 7 observatiepunten bij vermoeden van dehydratatie en verklaar deze telkens. - …. 52. Noem verpleegkundige aandachtspunten i.g.v. diarree. - vochtverlies compenseren door P regelmatig kleine beetjes te doen drinken - observeren dehydratatie - eetlust opvolgen - medicatie wordt mindere opgenomen 53. De klacht obstipatie is een randfenomeen in onze maatschappij; deze stelling is juist/fout - juist: komt veel voor in thuissituatie als in voorzieningen 54. Geef de oorzaken van obstipatie schematisch weer, aangevuld met verhelderende voorbeelden. - voeding : verandering van voeding, jonge groenten in lente en nieuwe aardappelen, individuele gevoeligheid bepaalde voedingsmiddelen - sondevoeding - psychische factoren : stress, angst - geneesmiddelen : bijwerkingen tgv medicatie - pathologie : bepaalde ziektes (prikkelbare darm syndroom, ziekte crohn, darmkanker) 55. Geef 6 belangrijke vragen die een V. dient te stellen wanneer een P. zegt ‘dat hij geobstipeerd is’ en motiveer elke vraag. - wat is de normale stoelgangfrequentie? - vragen mbt symptomen : wat is normale frequentie, wanneer laatst, hoelang reeds vertraagd patroon, hoe is consistentie, wordt voldoende gedronken? - verandering in stoelgang nagaan - is er voldoende aanvoer ...


Similar Free PDFs