Commerciële vaardigheden PDF

Title Commerciële vaardigheden
Author Belle Hufkens
Course Commerciële vaardigheden
Institution Thomas More
Pages 12
File Size 110.1 KB
File Type PDF
Total Downloads 101
Total Views 146

Summary

Samenvatting...


Description

COMMERCIËLE VAARDIGHEDEN EN DIENSTENMARKETING

Ward Michielsen

 Functie sales in bedrijf o Doel bedrijf = winst o Vertegenwoordiger = verbinding ondernemer-markt  omzet  Afhankelijk van:  Marketingmix o Vertegenwoordiger hoort bij Promotie-gedeelte  Marketingomgeving o Trend: bedrijf wordt platter  alles korter bij elkaar  minder verschillende departementen  ook andere departementen werken mee aan marketingmix  Markttrends en verkoopfilosofie o Functie sales in markten:  Stagnerende groeimarkt  klant komt niet zelf  proactieve verkoop, commerciële medewerker moet zelf proactief markt benaderen = op zoek gaan naar prospecten  Stagnerende verzadigde markt  enkel groeien door marktaandeel af te pakken, vb door nieuwe producten, innovatie,…  Opportuniteiten ontdekken tijdens behoeftefase o Betere prijs = eenvoudig middel om marktaandeel te vergroten?  Ja maar enkel als het volledig identieke producten zijn  Moet mogelijk zijn (lagere prijs = lagere omzet  opletten voor kosten)  Hoe wel?  Verkooporganisaties structureren volgens marktsegmenten en industriële sectoren  Verkoper en verkoopbeleid ook belangrijk o Ervaren verkoper = weet meer over behoeften klant o Tevreden klant komt vaker terug o Evolutie inkoopfunctie  Geconcentreerd aankoopbeleid  Plattere bedrijfsstructuur  meer mensen betrokken  Complexe DMU  meer verschillende functies betrokken, belangrijk om te weten als verkoper wie erin zit  Hooggeschoolde aankopers  Inkooptechnieken (gaan weinig prijs geven op vlak van koopmotieven)  Beperkt aantal leveranciers  minder administratie en meer korting want je koopt meer bij 1 leverancier  Rol van sales o Vroeger:  Markt niet transparant  Rol sales gericht op:  Communicatie aanbod  Benadrukken kenmerken en voordelen  Onderhandelen prijs

 Zo snel mogelijk overeenkomst sluiten  Verkopersmarkt o Nu:  invloed digitalisering  Meer transparantie  informatiemaatschappij (inkoper heeft proces al meer dan half doorlopen)  Ontstaan kopersmarkten o Gevolgen voor rol sales?  self service customer  omni channel benadering  Meer samenwerking tussen verschillende kanalen binnen bedrijf  Verkopen is een vak o Dus:  Eigen regels  Structuur  Methoden en technieken   kan je leren  Het imago van het verkoopvak o Hardselling:  Producten verkopen die klanten niet nodig hebben (klant heeft spijt achteraf)   slecht voor imago sales-departement  Vaak bij impulsproducten of eenmalige aankopen o Mythe van het gunnen  koper koopt bij vertegenwoordiger die het vriendelijkst is/waar hij de beste band mee heeft  Niet waar  kopen bij meest professionele  Professioneel = vertrouwen inwinnen bij klant, op basis hiervan band bouwen met respect voor klant  Juiste vragen stellen  open vragen = meer informatie  Oprecht interesse/empathie tonen:  Inlevingsvermogen  Lichaamshouding belangrijk  Ingaan op verhaal = actief luisteren  Voordelen voor klant koppelen aan technische kenmerken product/dienst  Deskundigheid gebruiken tov klant maar niet overdrijven o Verkoopteam = PSU (problem solving unit)  Verkoper= specialist in overtuigen  proactieve verkoper:  Assertief = opkomen voor eigen belang  Leiding in gesprek = degene die vragen stelt o Kans tot sturen gesprek o Dwingt respect af bij klant o Verkoper actief inspelen op vragen van klant  Klant onder druk zetten = positieve benadering, niet betweterig klant overtuigen  Referenties gebruiken in demofase:

Vertrek uit ervaring met andere klanten in dezelfde situatie (klant moet zich herkennen)  Marktkennis delen  Proactief denken over business klant  Klantenkennis vergaren = behoeftenanalyse  Specifiek en persoonlijk advies met meerwaarde: o Persoonlijk  iets wat je niet op site vindt o Specifiek  verschillend van concurrent  Spreekt openlijk over doel o Geloofwaardig overkomen o Customer excellence  PSU werkt enkel bij customer excellence (niet bij cost/product leadership)  Bedrijfsstrategie waarbij hele organisatie klantgericht gemaakt wordt:  Klant centraal  Klant vraagt totaaloplossing en wil goed en snel bediend worden  Alle mogelijke contactmomenten verwerken tot customer journey o Reis van de klant, 1e contact is bijna altijd website, dan mail  Klant persoonlijk benaderen adhv data die je verzamelt  Zorgt ervoor dat je op zelfde niveau staat op vlak van wat hij al weet  Data-analyse!  Hoe meer kennis verkopers delen met organisatie, hoe makkelijker de behoeften van klant bevredigd worden  herhalingsaankopen (lange termijnrelatie opbouwen) o Geïntegreerde marketing = content + inbound marketing  Content marketing:  Informeert  Inspireert (als content goed is, klant aanzetten tot zetten verdere stappen)  Motiveert  Entertaint  Voorbeeld inhoud op internet: o Doel  SEO (search engine optimalisation)   gevonden worden op internet, liefst zo hoog mogelijk  Vertrouwen winnen van klant  Inbound marketing  Content die klanten vinden als ze online antwoorden zoeken op vragen  Vb werking product tonen via filmpjes, blogs,…  Definities o

Verkopen = communicatieproces met als doel een gedragsverandering teweegbrengen  Communicatie  minstens 2 personen  Proces  vraagt tijd, inspanning, energie om klant te overhalen  zo efficiënt mogelijk via technieken  Doel = verkopen  Gedragsverandering  weerstand klant overwinnen adhv overtuigingskracht waardoor klant gaat kopen   verkopen is doelbewuste activiteit waarbij verkoper in controle blijft o Verkopen is het omzetten van een adres in een klant  Via begrippen suspect en prospect  Hoe?  contactgegeven krijgen van marketingafdeling  Suspect  alle eerste contacten maar niet face-to-face, nog niet bezocht  Prospect  vanaf eerste face-to-face contact = begin verkoopgesprek  Klant = vanaf eerste aankoop o Actieve en passieve prospectie:  Actief  bezoeken potentiële klanten op initiatief verkoper  Passief  bezoeken potentiële klanten op initiatief klant vb spontane prijsaanvraag o Korte of lange verkoopcyclus  Kort = 1 bezoek  Lang = meermaals teruggaan voor het afgerond is o  begrippen bepalen mee verkoopsituatie  Competenties verkoper: o Assertief zijn o Kennis product, klant, concurrent, markt, sector, segment o Persoonlijke integriteit:  Constant middenweg zoeken tussen belang klant en bedrijf (klant wil korting)  Doelstellingen samen opstellen (bedrijfsleiding + verkopers)  wel korting geven maar niet te veel want doelstelling moet behaald worden  Deonthologische richtlijnen (niet in zwart verkopen,…) o Ego-gedrevenheid  telkens terug energie vinden om potentiële koper te overtuigen o Goed voorkomen  Eerste indruk  link met product o Extraverte types o Discipline, time management  Tijd die je hebt zo efficiënt mogelijk indelen  Op tijd komen = tijd over hebben  20-80 regel  20% klant = 80% omzet o 20% moet vaker voorkomen dan de 80% o Empathie o

In hoofd klant kunnen kijken Behoefte suggereren waarvoor uw producten een oplossing bieden  Prospectmanagement o = benaderen potentiële klanten o AIDA-regel voor B2C, maar te beperkt voor B2B  Aandacht  Interesse  Drang  Afsluiten o 7 stappenmodel:  Entreefase  Behoeftefase  Demonstreren  Argumenteren  Bezwaren  Koopsignalen  Afsluiten  Entreefase o = kennismakingsfase, begroetingsfase, ontmoetingsfase o Aandachtspunten:  Naam klant kennen  = waardering tonen  Correct uitspreken  Relatiegeschenken niet geven, behalve balpennen want deze zijn nooit manipulatief  Complimenten enkel als ze authentiek/verifieerbaar zijn  Eigen naam zeggen  Zichzelf voorstellen  Voor- en familienaam duidelijk uitspreken  Enkel voornaam = persoonlijke relatie  Handdruk geven  Sterk non-verbaal signaal  Initiatief nemen? o Etiquette volgen:  Hoogste in rang  Oudste in rang  …  Stevige handdruk = zelfzeker gevoel  Visitekaartje geven  Moet niet, kan helpen  Afsluiten kan ook met visitekaartje, misschien zelfs beter  Gsm op visitekaartje? o Pro  altijd bereikbaar o Contra  gebeld worden tijdens gesprek  

o

Oplossing  binnendienst waar alle klachten,… ontvangen worden

Lachen!  Belangrijk voor eerste indruk o Structuur:  Jezelf en firma voorstellen  Zeggen dat je vragen wil stellen  Entreefase afsluiten o Valkuilen  Zelfontwaarding  Jezelf niet ondergeschikt stellen aan klant o Vb “ik hoop dat ik u niet stoor”  Ondergeschikt = minder respect  Overdreven of voorbarig optimisme  Overdreven optimisme = misplaatst = dikke nek  Wint geen klanten  Wekt antipathie op  Ijs breken  = small talk  Geen onderdeel van gesprek  Onproductief  Wel bij bestaande klant, niet bij prospect  Wel drinken aanbieden  Koele gedrag professionele inkopers  Zakelijk  Ophalen op receptie  In stilzwijgen naar kantoor  Visitekaartje  Klant geeft geen respons  Inkooptechniek  Behoefteanalyse niet overslaan als klant irritant doet over vragen  Veronderstellingen maken  Geen twijfelwoorden/veronderstellingen gebruiken  “Kent u onze firma”  Slecht om mee te beginnen  Behoeftefase o Essentie:  = vragen stellen + luisteren (vragen stellen = gesprek sturen)  Actief luisteren ook belangrijk o Herhalen wat klant zegt en controleren of het klopt (controlevraag) o Echte behoeften/koopmotieven herkennen o Oogcontact maken!  Doel = behoeftes bepalen  20-80 regel  verkoper praat 20% van de tijd  Niet telling is selling! 

Niet over eigen bedrijf, sector, cijfers praten  in argumentatiefase o Actief noteren als je niet direct antwoord kan geven  Belang:  Psychologisch belang  Initiatief behouden  Echte noden onderkennen  Mogelijkheid om klant te beoordelen Soorten vragen:  Open vragen:  Wie, wat, waarom, welke, hoe-vraag  Ja of nee =/= antwoord  Doel = informatie verzamelen of hoofdkoopmotief achterhalen  Gesloten vraag  Begint met werkwoord  Antwoord= ja of nee  Wel gebruiken als controlevraag  Alternatieve vraag  Klant keuze laten maken (=keuzevraag)  Tegenvraag  Tegenvraag stellen ipv antwoord geven op een vraag van klant  “is dat belangrijk voor u”  koopmotieven achterhalen  Hypothesevraag  Verkoper brengt gesprekspartner in hypothetische situatie  Vaak in verleden omdat toekomst kan afschrikken  Reële situatie zou klant afschrikken en verkoper loopt risico op sterke weerstand  Controlevraag  Klant betrekken bij gesprek  Dialoog gaande houden  Geen monoloog houden  Suggestieve vraag  Vragen met ingebouwd antwoord (antwoord al gekend)  Gebruiken om leiding te nemen in gesprek Impliciete en expliciete behoefte  Verkoper kan geen behoefte creëren  Maakt van latente behoefte een acute door juiste vragen te stellen  Impliciete behoefte:  Latente, sluimerende behoefte  Prospect kan behoefte niet uitleggen  Zien oplossing voor probleem niet  Omzetten in expliciete behoefte door waarom-vraag  Expliciete behoefte 

o

o

o

o

o

o

o

 Omschrijft duidelijk wat hij nodig heeft  Acute behoefte Openen behoeftefase:  Algemene vraag stellen die niet te direct is:  Wat doet uw bedrijf precies  Wat is de kernactiviteit van uw bedrijf  Volgende vraag die je stelt is gevolg van antwoord op vorige vraag   doorvragen!  Zoveel mogelijk open vragen  Belang van waarom-vragen:  Koopmotief achterhalen en doorvragen  SPIN strategie:  S  Situatievragen o Wat is situatie prospect o Wat zijn zijn koopmotieven o SONCAS  gebruikt om koopmotieven te achterhalen  P  Probleemvragen o Vragen naar tekortkomingen die klant ondervindt  I  Implicatievragen o = betrokkenheidsvragen o Vragen naar gevolgen van de problemen  N  Noodvragen o = behoefte-beantwoordende vragen o Vragen die suggestie doen in richting van uw oplossing o Meestal suggestieve vragen Fouten in vraagstelling  Geen vragen stellen omdat men denkt de antwoorden te weten  Geen vragen stellen maar affirmaties op vragende toon  Te veel gesloten vragen stellen als er open alternatieven zijn  Stapelvragen  Een vraag stellen en er iets aan toevoegen Oorzaken gebrekkige luistervaardigheid  Weerstand tegen de manier waarop de andere spreekt  Afleiding door externe storingsfactor  Vermijden van moeilijke inhouden  Emotiegeladen woorden Valkuilen  Oneigenlijk gebruik voorkennis  Leiding in gesprek verliezen  Plotse opportuniteit  Behoeften van foute contactpersoon analyseren Behoeftefase afsluiten

 Vragen naar verborgen gebleven behoeften  Samenvatten behoeften  Overgang naar argumentatiefase  Demonstreren o Klant stel de vragen, verkoper antwoordt o Verkoper/klant = 60/40 o = visualiseren wat je product kan doen voor de klant o = tonen hoe producten voldoen aan behoeften klant o = verleende info ondersteunen door visuele hulpmiddelen o Klant zoveel mogelijk actief laten deelnemen aan demonstratie o = klant kennis laten maken met product o = observeren, reactie klant zien o Vragen wat klant ervan denkt o Technieken:  Demonstratie ter plaatse bij de klant met echte producten, proefinstallatie, proeflevering  Bedrijfsbezoek bij eigen bedrijf  Bedrijfsbezoek bij tevreden klant (referentietechniek)  Demo-event  Consignatiezending:  Afgewerkte handelsgoederen, enkel betalen voor wat je verkocht hebt o Dienst demonsteren  dienstverlening zicht- en tastbaar maken  Presentatiemap met foto’s, grafieken, tabellen,…  Visualiseren!  Inspelen op zintuigen (voelen, ruiken, uitproberen,…)  Sterkere impact op klant o Tandartstechniek toepassen  Zoveel mogelijk zeggen wat je doet o Valkuilen:  Prijs als belangrijkste verkoopsargument  Te technisch, te snel demonstreren  Afsluitopportuniteit niet benutten  Demo niet doen als er geen kans op verkoop is of als verkoop gespreid gaat over meerdere gesprekken o Non-verbaal gedrag  Moet overeenkomen met verbaal gedrag  Oogcontact belangrijk  Argumentatiefase o Klant stelt vragen, verkoper argumenteert o Verkoper/klant : 60/40 o Verkoopargumenten ontwikkelen:  Technische eigenschappen van producten interesseren klant niet  Klant is geïnteresseerd in voordelen die technische eigenschappen meebrengen

 verkoopargumenten = zinvolle combinaties van technische kenmerken en voordelen voor de klant o Sellogram  Hulpmiddel om verkoopargumenten te ontwikkelen  Technische kenmerken  Productkennis  Bedrijfsdocumentatie, brochures, producttrainingen, feiten en cijfers  Mogelijke voordelen voor de klant  Koopmotieven (SONCAS!): o Zekerheid o Verandering o Prestige o Gemakzucht o ….  Belang van passie o “Waarom zou ik bij u kopen?”  = krachtig koopsignaal  Bedenk originele antwoorden  Eigen verhaal vinden  Passie onder woorden brengen  Zelfvertrouwen laten zien  Prijsonderhandeling o Prijsdiscussies = inherent aan verkopen o Inkoopstrategie = aankoper maakt eerst keuze, dan pas prijsonderhandeling o Nooit verontschuldigen voor prijs o Tegenprestaties vragen bij prijsconcessies  Bezwaren behandelen o Bezwaar = tegenargumenten  Koper haalt ze aan om te tonen dat hij het niet eens is met de argumenten van de verkoper o Oorzaken:  Koop uitstellen  “ik moet het nog eens bespreken” of “ik moet er nog eens over nadenken”  Betekenis: o Klant is niet 100% overtuigd o Klant heeft niet de bevoegdheid om een beslissing te nemen o Klant wil met jouw prijs naar concurrent gaan  Oplossingen: o Klant niet overtuigd  echt bezwaar? (vb moet nog bespreken met iemand anders)  vragen of stel dat hij wel mocht beslissen hij het product zou nemen 

Antwoord = ja  gesprek afronden en voor volgend gesprek vragen  Antwoord = nee  vragen wat probleem echt is Schrik voor verandering  Oplossing  vragen stellen en doorvragen  

...


Similar Free PDFs