Diagnose en beeldvorming ZSO 2: De wervelkolom in haar geheel PDF

Title Diagnose en beeldvorming ZSO 2: De wervelkolom in haar geheel
Course Diagnose en beeldvorming
Institution Universiteit Hasselt
Pages 8
File Size 316.1 KB
File Type PDF
Total Downloads 78
Total Views 147

Summary

ZSO 2: De wervelkolom in haar geheel ...


Description

Diagnose en beeldvorming ZSO 2: De wervelkolom in haar geheel

UHasselt 2020-2021

Doelstellingen ●

Je kan beschrijven hoe twee opeenvolgende wervels met elkaar articuleren in het cervicale, thoracale en lumbale gebied. Cervicaal: ongeveer horizontaal (gelijdelijke overgang naar frontaal) Thoracaal: frontaal (overgang naar lumbaal = abrupt; T12 boven frontaal onder sagitaal) Lumbaal: sagitaal (facetgewrichten schuiven in elkaar) Facetgewrichten klinisch belangrijk -> begrenzing foramen intervertebrale -> door aantasting gewrichten -> spinale zenuwen in het procesbetrokken -> pijn in betrokken dermatomen, spasmen van spieren dat door dit ruggenmergsegment wordt bezenuwd.



Je weet waaruit een discus intervertebralis bestaat. Je kan het lig. longitudinale anterius en posterius en de lig. flava situeren. Discus intervertebralis: (symphyse) -

2 plaatjes hyalien kraakbeen (boven en onder), dekplaaten

-

Anulus fibrosus (schuine vezels meer beweging toelaten dan verticale)

-

Nucleus pulposus (onsamendrukbare vloeistofbal, schockbrekend effect)

Anulus -> vooraan dikker dan achteraan -> middelpunt nucleus pulposus excentrisch gelegen -> hernia van pulposus altijd naar achter uitpuilen. Onder dikker

Lig. Longitudinale anterius: van tuberculum anterius van atlas – voorzijde sacrum

Lig. Longitudinale posterius: voorrand van foramen magnum – sacrale kanaal (craniaal gedeelte beschermt achterzijde dens -> membrana tectoria) Lig. Flavium: van verticaal van binnenzijde bovenliggende wervel – bovenzijde onderliggende wervel (beweegelijkheid, geel door hogere elastinegehalte)

Lig. Anterius kan scheuren door hyperextensie (door bv. whiplash auto-ongeval) De nucleus pulposus heeft een turgor (druk tegen de anulus fibrosus) -> vermindert met de leeftijd. Ook door compressie neemt volume af -> einde van de dag iets kleiner. Bij jongeren zijn de discussen heel sterk -> door val eerder wervels gebroken dan scheur in discus. Door lig. Longitudinale posterius -> hernia aan de achterzijkant (postolateraal) (lateraal veel zeldzamer -> kan dan drukken op beenmerg of cauda equina) Hernia in lumbaal gedeelte -> pijn onderrug en benen. 95% van lumbale discushernia op L4-L5 of L5-S1 (rest L3-L4) C5-C6 en C6-C7 meeste in cervicaal gebied -> pijn in nek, schouder, arm en hand



Je weet hoe de ribben achteraan met de wervels articuleren en waar ze vooraan via de ribkraakbenen op het sternum aansluiten. Je weet welke ribben echte (verae), valse (spuriae) en zwevende (fluitantes) ribben zijn. Je kan de eerste rib uit een set ribben herkennen. Synoviaal gewricht tussen kop van rib en wervel Ribtuberkel – processus transversus -> synoviaal gewricht Ribben -> kraakbeen -> sternum (synchondrose; sternocostaal 1-6, interchondraal 7-10)

1-7: echte ribben, verae (kraakbeen rechtstreeks vast aan sternum) 8-10: valse ribben, spuriae (kraakbeen zit samen vast op kraakbeen van rib 7) 11-12: zwevende ribben, fluitantes Er kunnen ook minder of meer kraakbenen rechtstreeks vastzitten op het sternum. Bij sommigen zweeft de 10de rib. Bifide ribben komen voor. (1-2% blanken) -> wanneer aan 1 kant 8 ribben rechtstreeks aan sternum.



Je kent de drie delen van het sternum en weet wat de hoek van Louis is en waar deze ligt. Je weet wat volgende termen inhouden: ribbenboog of arcus costalis en angulus infrasternalis.

Sternum 3 delen: -

Manubrium (hoogte T3-T4, omgekeerde driehoek bovenrand heeft een uitholling -> incisura jugularis (makkelijk te palperen)) (angulus sterni -> vasthechting 2de rib; hoek van louis; symphyse)

-

Corpus (hoogte T5-T9; 3 dwarse lijnen -> kraakbeenverbindingen van oorspronkelijke fragmenten) (Synchondrose)

-

Processus xiphoideus (meestal puntig, kan rond of bifide zijn. Kraakbenig bij geboorte tot 40 jaar

Angulus infrasternalus: Hoek waar het ribkraakbeen van de 7-10 ribben samenkomen ter hoogte van de xiphoideus. Arcus costalis: de boog gevormd door de kraakbeen en ribben van 7-10 ribben. Onderste 6 kraakbenen -> arcus costalis (ribbenboog). Komen samen ter hoogte van de processus xiphoideus en vormen een hoek: angulus infrsternalis.



Je kan de bewegingen van de wervelkolom beschrijven en je weet welke bewegingen in welke delen van de wervelkolom het meest uitgesproken zijn en waarom.

Factoren die de bewegingen limiteren zijn: 1) dikte en samendrukbaarheid van de discus 2) weerstand van spieren en ligamenten 3) spanning in de kapsels van de facetgewrichten

Thoracaal minst bewegelijk -> verbinding sternum en de processus spinosi overlappen elkaar.

Rib 3-9 -> typisch

Lig. Costotransversarium laterale: tuberkel -> punt processus transversus (zelfde wervelnummer) Lig. Costotransversarium superior: crista colli costae -> processus transversus (bovenliggende wervel) Rib stevig verbonden -> bij trauma wel breken, maar niet ontwrichten (luxeren, dislocatie)

Schacht -> binnen glad, buiten ruw. Afgerond boven, scherp onder. (angulus costae -> kromming het sterkst) In sulcus costae -> venen, arterie en nervus intercostalis

1-2, 10-12 atypische ribben

Kortste, breedste, meest gekromd, geen torsie

Je kan meer dan 12 ribben hebben -> lumbale of cervicale ribben; ook minder dan 12 kan (soms hebben personen met het syndroom van Down 11 paar ribben, het 12 wordt niet gevormd -> agenesis) Lumbale ribben komen vaker voor dan cervicale (maar deze zijn gewoonlijk rudimentair: weinig ontwikkeld) -> deze kunnen op radiografieën zorgen voor foutieve bepaling wervelniveau of worden geïnterpreteerd als een fractuur van de processus transversus (van L1)

Bij kinderen -> ribben vooral nog kraakbeen -> breken minder. Bij volwassenen sneller. 1-2 (beschermd door clavicula) en 11-12 (zweven) breken minder. Pijnlijk -> gebroken delen bewegen bij: ademen, hoesten, niezen. Zwakste punt is de angulus costae -> als de rib naar binnen wordt gedreven -> schade organen.

Niet persee kennen: [Ribkraakbeen -> strook hyalien kraakbeen (kraakbeen van 11-12 -> in spieren voorste buikwand. (zorgen voor elasticiteit en mobiliteit van de thoraxwand) Onderste 6 kraakbenen -> arcus costalis (ribbenboog). Komen samen ter hoogte van de processus xiphoideus en vormen een hoek: angulus infrsternalis. Oudere personen -> kraakbeen verkalkt vaak -> breekbaarder -> zichtbaar op röntgenopnamens. (bij zeer oude mensen -> verbenen) 1-4 -> de aansluiting van de ribkraakbenen op het sternum nagenoeg horizontaal. 5-7 -> toenemend verticaal.

Costovertebrale gewrichten: synoviale gewrichten tussen rib en wervels Sternocostale gewrichten: 1ste rib synchondrose; 2-7 -> synoviale gewrichtjes Costochondrale gewrichten: vooraan ruwe uitholling -> zit ribkraakbeen vast Interchondrale gewrichten: tussen 6-7 en 7-9 -> vlakke synoviale gewrichten. 9-10 -> fibreus]

Belangrijk landmerk: 1. ondergrens thoraxholte, infrasternale hoek 2. midden van diafragmatisch oppervlak van de lever en onderzijde van hart.

Wanneer 40ers dit voelen -> kan aanwijzing maagkanker zijn. Corpus korter bij vrouwen dan bij mannen en minder dan 2x manubrium (identificatie skelet) Sternumpunctie -> makkelijk toegang beenmerg (onaangenaam ondanks verdoving) Om te kunnen opereren in voorste mediastinium (hart en grote vaten) -> sternum vaak in middelijn gekliefd -> mediane sternotomie

Zelftoets 1. Waarom zijn we gemiddeld 's avonds een cm korter dan 's morgens? De nucleus pulposus verliest volume door de compressie door zwaartekracht door de dag heen.

2. Hoe articuleren elke twee opeenvolgende typische wervels met elkaar?

Cervicaal: ongeveer horizontaal (gelijdelijke overgang naar frontaal) Thoracaal: frontaal (overgang naar lumbaal = abrupt; T12 boven frontaal onder sagitaal) Lumbaal: sagitaal (facetgewrichten schuiven in elkaar)

3. Uit welke delen bestaat een discus intervertebralis? Discus intervertebralis: (symphyse) -

2 plaatjes hyalien kraakbeen (boven en onder), dekplaaten

-

Anulus fibrosus (schuine vezels meer beweging toelaten dan verticale)

-

Nucleus pulposus (onsamendrukbare vloeistofbal, schockbrekend effect)

4. Wanneer de nucleus pulposus doorheen een scheur in de anulus fibrosus uitpuilt, spreekt men van een discushernia. Hoe verklaar je dat 1) een discushernia bijna altijd naar achter, naar de inhoud van het wervelkanaal uitpuilt? 2) een discushernia veel frequenter langs lateraal dan in de middenlijn optreedt? 1. de anulus fibrosus is van achter minder dik dan van voor -> minder weerstand -> meestal naar achter. 2. het lig. Longitudinale posterius ligt hiervoor in de weg -> gaat vaak hier langs af, anders moet dit ligament eerst nog scheuren.

5. De eerste rib wordt nagenoeg volledig bedekt door het sleutelbeen of clavicula. Indien je -uitgaande van het sternum- de ribben moest tellen, hoe zou je dit aanpakken? Bij de hoek van louis hecht de 2de rib zich aan (angulus sterni) met palperen. 6. Ter hoogte van welke thoracale wervellichamen ligt het manubrium sterni? T3-T4

7. Kan je een verklaring vinden voor het feit dat een rib eerder zal breken dan dat de ribkop luxeert (= ontwrichten: 'uit de kom schieten')? De ribben zijn stevig verbonden door 3 ligamenten: Lig. Costotransversarium laterale, mediale

8. Neem een typische rib: hoe zou je de randen en vlakken ervan in anatomische termen beschrijven? Vergelijk met de randen en vlakken van de eerste rib. Tot welke conclusie kom je? Typische: Schacht -> binnen glad, buiten ruw. Afgerond boven, scherp onder. 1ste rib: afgeplat, kort en breed.

9. Benoem: a.

rib waarvan het kraakbeen vasthecht aan het kraakbeen van een andere rib valse ribben

b. bovenste, brede gedeelte van het sternum manubrium c.

gewricht tussen de zijrand van een cervicaal wervellichaam en de zijrand van het bovenliggende wervellichaam uncovertebraal gewricht

d. gewricht tussen de processus articulares inferiores van een wervel en de processus articulares superiores van de daaronder gelegen wervel facetgewrichten e.

gedeelte van de wervelkolom met de grootste rotatiemogelijkheid thoracale wervelstreek

10. Wat is de hoek van Louis? Belang? Overgang van manubrium naar corpus van de sternum. Hier articuleert de 2 de rib.

11. Met welke ribkopjes articuleert (= gewricht maken) de vijfde thoracale wervel? 5de en 6de (zie p 14 atlas, vanaf 10 -> 1 per wervel)

12. Verklaar het lengteverlies bij het ouder worden. De nucleus pulposus verliezen gelijdelijk hun turgor en worden dunner door degeneratie en dehydratatie. 13. Wat is een lumbale punctie? Waar wordt deze bij voorkeur uitgevoerd. Op welke 'landmerken kan men zich hierbij oriënteren? Wat is de positie van de patiënt? Een punctie om cerebrospinaal vocht af te nemen. Liefst tussen L3-L4. Door palpatie en vergelijking hoogte van de heupkam. Patient ligt op de buik....


Similar Free PDFs