Zso 1 anatomie van de nieren en de urinewegen PDF

Title Zso 1 anatomie van de nieren en de urinewegen
Author Ramzija Sjachabova
Course Anatomie en fysiologie I
Institution UC Leuven-Limburg
Pages 12
File Size 610.5 KB
File Type PDF
Total Downloads 38
Total Views 142

Summary

Download Zso 1 anatomie van de nieren en de urinewegen PDF


Description

1. Anatomie vvan an nieren en urin urine ewegen 1.1 Achtergrond De nieren zijn retroperitoneaal gelegen organen in de bovenste lumbale regio: 

Omgeven door een transparant kapsel liggen ze ingebed in een dikke laag vetweefsel. Dit vetweefsel zorgt ervoor dat de nieren op hun plaats worden gehouden.



Op longitudinale doorsnede blijkt de nier opgebouwd te zijn uit een cortex en uit een medulla.



Het nefron, de filtratie-eenheid of functionele eenheid van de nier, vindt men terug in de cortex.

De nieren zorgen voor de eliminatie van afvalstoffen uit het bloed via de urine. De afvoerwegen van de nier, de ureters, brengen de urine naar de blaas op een actieve manier (d.w.z. door contracties). Na een tijdelijke opslag in de blaas wordt de urine langs de urethra naar buiten gebracht.

1.2 Studiemateriaal Martini, F.H., & Bartholomew, E.F. (2015). Anatomie en fysiologie: Een inleiding (6e editie). Amsterdam: Pearson Benelux B.V. PowerPoint presentatie op Toledo.

1.3 Instructies Studeer vooreerst de onderdelen van het urinaire stelsel op fig. 18-1 blz. 723. Lees vanaf 18.2 de tekst over waar de nieren zich precies in het lichaam bevinden. Studeer hoe ze op hun plaats gehouden worden. Ga ook na welke organen zich in hun buurt bevinden. Fig. 182 blz. 724 kan je hierbij helpen. Belangrijk om te weten is dat de nieren zich retroperitoneaal, achter het buikvlies, bevinden. In de werkzitting zullen we de topografie verduidelijken aan de hand van de maquette. Omdat de nieren afvalstoffen uit het bloed filteren en deze met de urine uitscheiden, is het niet verbazingwekkend dat de nieren een goede bloedtoevoer hebben. Bij een gezond persoon stroomt per minuut ongeveer 1.2l bloed door de nieren, een enorme hoeveelheid bloed voor organen die bij elkaar minder dan 300 g wegen. Ga de bloedvoorziening (toevoer en afvoer) van de nieren na op fig. 18-2.

Op blz. 725 vind je een schema van de inwendige opbouw van de nieren (longitudinale doorsnede fig. 18-3). Deze tekening dien je te kunnen schetsen. Gebruik de tekst op van 18.2.1 blz. 724 ter ondersteuning. Volgende onderdelen dien je te kunnen aanduiden op een preparaat of op je zelfgemaakte schets: 

Cortex



Medulla



Nierpiramiden



Calix minor



Calix major



Nierbekken of pelvis renalis (soms kom je pyelum of pyelon tegen)



Nierpoort of nierhilus

Om de functie van de nieren goed te kunnen begrijpen is een basiskennis vereist omtrent de microscopische opbouw van de nieren. Op blz. 726 (18.2.3) wordt het nefron, de functionele eenheid van de nier, beschreven. Je dient volgende termen te kunnen aanduiden op een preparaat of zelfgemaakte schets: 

kapsel van Bowman



glomerulus met afferente en efferente arteriole



nierlichaampje



primaire of proximale tubulus (contortus)



lis van Henle



secundaire of distale tubulus (contortus)



ductus colligens of verzamelbuis

Heb verder aandacht voor de bloedvoorziening van het nefron, fig. 18.4 c: de glomerulus vormt een eerste arterieel capillair netwerk, de efferente arteriool vormt een tweede klassiek capillair netwerk. We verduidelijken dit in het werkcollege. Studeer nu de informatie over de ureters blz. 741 en bekijk vervolgens fig. 18.1 blz. 723: let op de uitmonding van de ureter in de blaas. Wat zou het nut kunnen zijn van het intramurale of intravesicale (binnen de blaas) verloop van het laatste stuk van de ureter? Dit deel wordt ook de submucosale tunnel genoemd. Vervolgens studeer je de tekst op blz. 742 (en de bijhorende figuur 18.11 blz. 741) over de blaas en de urethra (de klinische aantekening omtrent infecties van de urinewegen mag je overslaan). Noteer de geslachtsverschillen omtrent het

verloop van de urethra. Ze zijn

uiterst belangrijk voor de praktijk (blaaskatherisatie). Geef aandacht aan de interne en externe sluitspier (sfincter) van de urethra.

1.4 Doelstellingen 1. Je kan de nieren lokaliseren binnen het lichaam. Je kent hun bevloeiing.

2. Je kan een eenvoudige schets maken van een longitudinale doorsnede doorheen de nier en hierop de verschillende onderdelen benoemen.

1.Renale piramide, 2. arteriole, 3. Nierslagader, 4. Nierader, 5. Renale hylum, 6. Nierbekken, 7. Ureter, 8. Minor calyx, 9. Niercapsule, 10. Onderste niercapsule, 11. Bovenste niercapsule, 12. Vena interlobularis 13. Nefronen, 14. kleine nierkelk, 15. grote nierkelk, 16. niermerg, 17. Renale kolom

3. Je weet dat het nefron de structurele en functionele eenheid van de nier is en je kan de opbouw hiervan op een eenvoudige schets weergeven.

4. Je kent de ligging van de ureters en

je

kan zijn

verloop en uitmonding beschrijven. Dan weet je ook de pijnpunten te situeren indien een steen de ureter afklemt!

-

Retr Retroperitoneaal operitoneaal

-

De ureterinmondingen in de blaas kennen een intramur intramuraal aal (in de wand) = intra intravesicaal vesicaal ) in de blaas) verloop : dit fungeert als een fysiologische klep (zie hierbove hierboven n + voorkom voorkome en infecties ureters)

-

Afklemming door nierstenen: pijn ter hoogte van de nierstreek (rug/zijflanken), str straalt aalt uit richting buik (volgens het verloop van de urethers). Urethers zijn parasym parasympatisch patisch bezenuwd. De steen schraapt in de mucosa van de urether urether.. De gladde spiertjes in de wand spannen continu samen (spasmen) om de steentjes eruit te drijven. Dit zor zorgt gt voor hevige pijn (kolieke (kolieken). n).

5. Je kan de ligging van de blaas beschrijven bij de man en de vrouw. Achter het schaambeen, in het kleien bekken. Bij de vrouw voor de baarmoeder en bij de man ligt de pros prostaa taa taatt onder de blaas. 6. Je kent de verschillen in lengte en verloop van de urethra bij de man en bij de vrouw en je kent de gevolgen hiervan voor de praktijk van de blaassondage. Zie zelftoets 4 en de gev gevolgen olgen hiervan voor de p praktijk raktijk vvan an de blaassondage : -

Korter en recht verloop bij de vrou vrouw w

-

Langer verloop bij de man met een knik erin.

7. Je kent de naam en de ligging van de sfincters. -

Interne sfincter (in de blaashals) blaashals):: glad spierweefsel : autonome bezenuwing

-

Externe sfincter (daar waar de urethra door de bekkenbodem trekt) : dwarsgestreept spierweef spierweefss el : willekeurige bezenu bezenuwi wi wing ng (bij vrouwen slecht ontwikk ontwikkeld). eld).

1.5 Z Zelftoets elftoets 1. Duid de verschillende onderdelen aan op de longitudinale doorsnede van de nier (kan je dit ook zelf tekenen?)

2. Doe hetzelfde voor het schema van het nefron.

3. Beschrijf de weg welke de urine aflegt vanaf de nier tot de buitenwereld. Baseer je op de 2 bovenstaande figuren.

4. Vergelijk de mannelijke en vrouwelijke urethra in hun verloop.

5. Wat is het belang van het intramuraal verloop van de ureter? Het intramur intramurale ale verloop

(in de achterwand van

deblaas) zorgt voor een ‘fysiologische’

klep: als de blaasvult, zorgt de druk in de blaas voor het toedrukkenv toedrukkenvan an de openingen van de ureter ureter--inmondingen in deblaas. Dit voorkomt terugvloei vvan an de urine naar deureters zo

naar de

nie nieren. ren. Het

voorkomt

dusinfecties

want

als

de

‘klep’

niet

werkt dankunnen bacteriën vi via a de blaas door de ureters ttot ot aande nieren ger geraken. aken.

en goed

6. Verklaar volgende benamingen: a) pelvis renalis = nierbekken (zie figuur) b) nierhilus = nierpoort = toegang tot de n nier ier

c) trigonum vesicae = ureterinmondingen in de blaas en urethra vormen een DRIEhoek in de blaas = TRI TRIgonum gonum d) calculi of nierstenen steenachtige afzettingen of kristalletjes die door urine gevormd worden. Deze steentjes zijn pijnlijk als je ze uitplast. De steen schr schraapt aapt in de mucosa van de ureter ureter.. De g gladde ladde speirtjes in de wand spannen continu samen (spasmen) om de steentjes eruit te drijven. Dit zorgt voor hevige pijn (ko (kolie lie lieken). ken). 7. Wat zou het risico voor de ligging van de nier kunnen zijn als iemand plots een uitgesproken gewichtsverlies kent? Geef een woordje uitleg. Afv Afvalle alle allen n is gewicht en ook vet verliezen. Ook het vet in de capsula adiposa (zie slides met kapsels vvan an de nieren) dat de nieren op hun plaats h houdt. oudt. 8. Vul de meerkeuzevragen in: a) Organen van het urinaire stelsel die actief betrokken zijn bij het urinetransport zijn de: A) urethr urethra a en de ureters B) nieren en de blaas C) ureters en de nieren D) urethra en de blaas E) nieren en de urethra b) Urine wordt tijdelijk opgeslagen in: A) de lever B) de urineblaas C) de nier D) de ureter E) de urethra

c) Een grote, trechtervormige ruimte die aansluit op de ureter is: A) de medulla B) de nierkolom C) de pelvis renalis D) het nefron E) de calyx d) De ________ renalis is de plaats waarop de a. renalis en de v. renalis naar binnen en buiten treden. A) cortex B) medulla C) columna D) hilus E) sinus e) De vasa recta : A) omgeven de tubulus contortus distalis en proximalis van het nefron. B) zijn bloedvaten die de cortex renalis doorbloeden. C) zijn de bloedvaten waardoor bloed het elk nefron bereikt. D) vormen het capillaire netwerk in het kapsel van Bowman. E) zijn lange, rechte capillairen die parallel aan het nefron lopen tot diep in de medulla renalis.

1.6 Studietijd Geschatte SBU: 3u Reële SBU: …-…....


Similar Free PDFs