Samenvatting nieren - anatomie PDF

Title Samenvatting nieren - anatomie
Author sarah Ettijrini
Course Gespecialiseerde toegepaste farmacologie
Institution Thomas More
Pages 21
File Size 751.1 KB
File Type PDF
Total Downloads 31
Total Views 130

Summary

anatomie...


Description

Samenvatting urinewegstelsel

De nieren De nier heeft 4 belangrijke functies - urinevorming - bloeddruk regulatie (RAA-systeem  renine) - bloedzuurtegraad regulatie - regulatie van de hoeveelheid erytrocyten (door epo-hormoon) Verschil= Nefrologie: specialist van de nierziekte, is een onderdeel van inwendige geneeskunde. Zal medicijnen voorschrijven, nierdialyse etc.  maar opereert niet. Is dus een medische discipline en niet heel kundig. Urologie: Is een chirurge discipline en opereert, houdt zich ook vooral bezig met de afvoerwegen maar ook heelkunde van de nieren als het nodig is.

Ligging van de nieren • Retro-peritoneaal = Dus ver naar de rug toe achter het buikvlies. – Operatie via de rug (• Van bovenzijde thoracaal 12 tot bovenzijde lumbaal 3) – Zie: lendenslagpijn • Grootte : (hoef je niet te kennen) – Lengte 12 cm – Breedte 7 cm – Dikte 3 cm

De linker nier ligt wat hoger dan de rechter. Dit komt door de lever want de lever zit boven de rechter nier. (de lever heeft veel plek nodig)

SCHEMA 1: – Opdracht: teken en benoem de nieren en de nierafvoerwegen.

LEGENDE: 1. Calyx 2. Pyelum 3.Ureter 4.Blaas (vesica cyst) 5. Urethra

Schema van nier en nier af voerwegen • Nier ( tot en met de toppen van de piramiden ) • Nier af voerwegen – 1) calyces (calyx = nier kelk) – 2) pyelum (nier bekken)  Pyelo-calycieel systeem= systeem van nierbekken en nierkelken. Dit is een zone waar frequent aangeboren afwijkingen zijn. Bij sommige kinderen zijn sommige stukken afgesloten  dan worden daar blaasjes gevormd worden van urine wat niet weg kan en dan krijg je kiste in de nier. – 3) ureter – 4) blaas (vesica of cyst-) Vesico-ureterale reflux = terugvloei van urine van vesica(de blaas) terug in de urineleider. Normaal gezien: als de blaas samentrekt gaat de urine van de blaas naar buiten geduwd, er is maar 1 weg. Het is niet de bedoeling dat urine ook terug naar boven vloeit. Dit komt de ureter in de wand van de blaas loopt tot aan de driehoek. Als de blaaswand samen trekt wordt de ureter dicht gedrukt en kan de urine maar 1 kant op. Maar bij jonge kinderen gebeurt het regelmatig dat de urine naar buitenkomt maar ook een gedeelte terug vloeit naar de ureter en soms tot de nier. Waarbij de nier gaat opzwellen en over vervult zijn met urine. cystitis= blaasontsteking  risico voor de zwangere of een vrouw die kort bevallen is. En voor vrouwen in het algemeen. Omdat zij een korte urethra hebben. cystoscopie= Kijkend onderzoek in de blaas, waarmee men met een katheter opschuift in de urethra tot in de blaas om te kijken of daar iets van een tumor zit of andere zaken. – 5) urethra

• OPM. investigatie naar congenitale afwijkingen, bijv. dubbele ureter. – Gevaar: stase van urine  is niet gezond want geeft infecties Aangeboren urinewegen en nier afwijkingen hebben als gevolg dat je stase van urine hebt  waardoor die kinderen meer kans hebben op urineweginfecties Als een de 1e meisje een urineweginfectie heeft is het niet zo erg omdat zij sneller een kans heeft op een urineweginfectie door de korte urethra, stoelgang in de pamper en kleine afstand tussen aars en urethra  dus bacterie stijgt sneller op en sneller kans op een infectie. Als een jongetje de 1e keer een urineweginfectie heeft  gelijk onderzoeken wat er anatomisch achter zit! Meestal vind je een anatomische afwijking: dubbele ureter bijv. krijgt onmiddellijk een echo, gelijk vaststellen dat er reflux is. Vanaf de 1e urineweginfectie tot een jaar later krijgen ze medicatie namelijk: antibiotica (of andere medicatie) om infecties te voorkomen. Als ze geen antibiotica krijgen beschadigd de nier heel erg! Meest voorkomende aangeboren afwijkingen hebben te maken met de nier en afvoerwegen.

De nieren: schema’s SCHEMA 2 – Opdracht: teken meer in detail een rechter nier en teken daarin een nefron zodanig dat het verschil tussen merg en schors duidelijk wordt

LEGENDE: 1 CORTEX = schors – 2 MEDULLA = merg = alle piramiden – 3 PAPIL – 4 CALYX – 5 PYELUM – 6 URETER

Delen van de nier • Schors (cortex) – Gespikkeld uitzicht • = gekronkelde delen van de nefronen • Merg (medulla) = mergpyramiden – Gestreept uitzicht = mergstralen  = rechte delen van de nefronen  = Lissen van Henle en de ducti colligentes - Top van de pyramide = papil

SCHEMA 3: – teken en benoem de delen van het nefron (let op : verschil schors –merg)

1. Vas afferens: aanvoerend vat 2. Glomerulos (kluwen van haarvaten) 3. Vas efferens: wegvoerend vat 1,2+3 = rood want is zuurstof rijk bloed 4. Kapsel van bouwman (glomerulus hangt hierin) 2+4= nier lichaampje van Malpighi 5. Tubulus contortus 6. Lis van Henle 7. Tubulus contortus 8. Ductus colligens

De functionele eenheid van de nier : het nefron Functionele eenheid wilt zeggen daar maken we urine. Dus daar wordt een belangrijke functie van de nier uitgeoefend. • 2 à 3 miljoen nefronen: – Hier wordt urine gemaakt – de tubuli: wand is maar 1 cel dik  is dun voor de uitwissling tussen de capillairen en de buis mogelijk te maken. (zie: uitwisseling. Omgeven door capillairen. CAVE: UROSEPSIS pasgeborene) De capillairen zijn nodig om uitwisseling met bloed te kunnen doen. urosepsis= vanuit de urinewegen bacetrien naar de bloedbaan, vaak is er ook een meginitis. Het kan dus beginnen bij een urineweginfectie. Doordat de kiemen heel gemakklijk vanuit de urinewegen in de bloedbaan  zo komen zo overal  dus ook in de hersenen. • Delen: – 1) lichaampje van Malpighi • Kapsel van Bowman • Glomerulus (= kluwen haarvaten) – 2) gekronkelde lis van de eerste orde (TC 1) • = tubulus con tortus primus = proximale tubulus contortus – 3) lis van Henle – 4) gekronkelde lis van de tweede orde (TC 2) • = tubulus contortus secundus = distale tubulus contortus – 5) ductus col ligens (hierin monden verschillende nefronen uit)

Bevloeiïng van de nier: voor glomerulus Hoe krijgt de nier bloed? • aorta  • arteria renalis  • interlobaire arteriën  • boogvormige arteriën (a.arcuata) aan de basis van de pyramiden • vas afferens (arteriool) (aanvoerend naar glomerulus)  • glomerulus (capillair netwerk tussen twee slagaders)  Zuurstof rijk bloed verlaat het linkerhart via de aorta  en dan gaan er takken afgespleets worden voor alle organen dus ook een tak naar de rechter nier en linker niet arteria renalis dan is er een tak tussen de piramide de interlobaire arterie  dan komt het aan de basis van de pyramide boogvormige arterie (arteria arcuata)  dan nog verder vertakken interlobaire arterie (tussen de kleine lobjes)  vas afferens  glomerulus  vas efferens (alles is hier zuurstof rijk = speciaal)

Bevloeiïng van de nier: na glomerulus • vas efferens (weg van glomerulus) (arteriool) • capillair netwerk rond de lissen van Henle (peritubulaire cap.)  – (hebben dezelfde rechtlijnige structuur, zie: uitwisseling, urosepsis) • Interlob(ul)aire venen • Vena renalis  • Vena Cava Inferior  Rond de buis zijn er capillairen. De kleine bloedvaatjes verzamelen zich tot aders en dan heb je opnieuw  de kleine interlobaire vene  boogvormige arteriën  vene renalis  vena cana inferioir (grote holle ader van de onderkant)

1) Nieren: fysiologie • OVERZICHT 4 belangrijke functie: – urinevorming: diurese – regulatie erytrocytenproductie – bloeddrukregulatie – bloedzuurtegraadregulatie (PH van het bloed) • Opdracht : bespreek aan de hand van het nefron de nierfunctie (zie anatomisch schema) URINEVORMING Nierfunctie aan de hand van het nefron Stappen in de diurese: • 1) Ultrafiltratie: glomerulus • 2) Reabsorptie: TC 1/2 + lis + verzamelbuis • 3) Excretie: TC 2

- Glucose wordt onmiddellijk geresorbeerd - Natrium op 3 plaatsen  H2O volgt MAAR extra water in de verzamel buis. - Kalium in de eerste kronkel buis - Kalium wordt uitgewisseld met natrium in de tweede kronkel buis of H+ Dit verhaal wordt gestuurd door de hormonen  zij bepalen de diurese

De vorming van urine gebeurd in 3 stappen:

STAP 1: Ultrafiltratie: vorming van primaire urine • Waar? – Tussen glomerulus (= capillairen) en binnenste wand van het kapsel van Bouwman = 1 cellaag dik. Dus uitwisseling is goed mogelijk. Dus de glomerulus is de filter, het bloed passeert de filter= de ultrafiltratie. De eerste urine (primaire urine/voorurine) wordt opgevangen in de kapsel van bouwman. Het heet ‘’eerste urine’’ omdat er nog een aantal veranderingen gaan plaats vinden (deze samenstelling is niet hetzelfde als die we uitplassen. – Nierlichaampje: fig. 18-6 p729 • Netto filtratiedruk: – BD in de glomerulus – Verminderd met C.O.D. van het bloed en de tegendruk in het kapsel van Bouwman • Hoeveelheid: – 180 liter per 24 uur maar uiteindelijk  1,5 L per 24u Om uiteindelijk 1,5L te plassen moet er vocht worden terug gehaald naar het bloed. Dit komt doordat er rond de buizensysteem capillairen zit. En daarmee kan je een uitwisseling doen vanuit de buizensysteem naar de capillairen. En zo zal je uiteindelijk van 180 L naar 1,5 L • Samenstelling: – Plasma zonder grote eiwitten

De voorurine bevat: - Water - afvalstoffen - ureum - glucose (ook al ben je geen diabeet in de voorurine zit altijd glucose) - en een aantal elektrolyten: Na+, Ka+ De voor urine bevat geen: - Bloedcellen - grote eiwitten  albumine (Transport eiwit en houdt vocht in de bloedbaan)

Opmerking 1 bij ultrafiltratie : albumine • Albumine wordt dus normaal niet gefiltreerd – Daardoor is de osmotische druk in het bloed van de glomerulus hoger dan in het kapsel van Bouwman • Bij glomerulonefritis = ontsteking van het nefron op het niveau van de glomerulus  nierfilterontsteking – Ontsteking  permeabiliteit capillairen neemt toe  poriën worden groter  er kan meer eiwitten door de poriën  dan krijg je albumine in de urine = albuminurie Gevolg = OEDEEM

Opmerking 2 bij ultrafiltratie : cellen • Cellen van het bloed worden dus normaal niet gefiltreerd • Bij glomerulonefritis : Waarbij de poriën te ver open staan: kan er ook bloed doorgaan: haematurie = bloed in de urine (bloed in de urine kan verschillende dingen betekenen) – Cylinders van R.B.C.  R.B.C. bijeengepakt in de vorm van de tubulus Dan weetje dat er iets mis is met je glomerulus (net als muntjes die op elkaar stappelen) – In tegenstelling tot haematurie door cystitis, steen… Macroscopische haematurie: zie je met het blote oog Microscopische haematurie: zie je alleen in het labo

Opmerking 3 bij ultrafiltratie: glucose • Glucose wordt gefiltreerd maar volledig geabsorbeerd dat er in de urine die je uit plast helemaal geen glucose meer zit. Dat lukt als de glycemie niet te hoog is. – Wanneer glycemie lager is dan 160 mg per 100 ml dan zal alle gefiltreerde glucose gereabsorbeerd worden – Wanneer de glycemie hoger is (bv. bij diabetes), kan niet àlle gefiltreerde glucose gereabsorbeerd worden, en glucose gaat osmotisch actief - H2O mee naar buiten trekken elk suiker deeltje wordt gevolgd door water: men heeft een hoge diurese ( = urineproductie ), - moet veel plassen = POLYURIE - men heeft dorst en zal veel drinken = POLYDIPSIE – Dus: het loopt er door en het smaakt zoet = diabetes mellitus. De urine is minder geconcentreerd  omdat er extra water uit komt. – (Soms is de re absorptie drempel voor glucose gedaald en heeft men glucos urie zonder hyper glycemie) je moet je afvragen: worden de afvallen stoffen in de urine opgelost in meer of minder word  dat maakt het meer of minder geconcentreerd.

STAP 2: Reabsorptie Reabsorptie : t.h.v. gekronkelde lis van de eerste orde Reabsorptie = terug opnemen  Het eerste wat geabsorbeerd wordt is glucose. Want dat zit in de voorurine maar wordt terug geabsorbeerd naar de bloedbaan. In principe is dat alle glucose  H20 volgt Na+ (door osmose) Er zijn 3 plaatsen waar natrium wort geresorbeerd dus terug naar de bloedbaan gehaald wordt. En water volgt natrium dus ook op deze plekken wordt water terug geresorbeerd. - 1e kronkel buis - lis van henle - 2e kronkelbuis  Zeer veel Na+( samen met K+) T.h.v. de eerste kronkel buis gaat kalium dezelfde richting als natrium dus kalium en natrium van de buis naar het bloed  reabsorptie. • Dus 80% van de reabsorptie van H20 uit de primaire urine gebeurt hier

Reabsorptie : t.h.v. lis van Henle  DALEND gedeelte - water  STIJGEND gedeelte – Na+ ( = te zien op het plaatje)

Reabsorptie t.h.v. de Lis van Henle • Nog veel Na +reabsorptie • (Door het “counter current” systeem gaat vooral in de toppen van de pyramiden de concentratie van Na+ in het tussencelvocht toenemen) • Wanneer er dan ADH is gaat er ter hoogte van de ductus colligens veel (extra) H20 reabsorptie kunnen volgen – Ter hoogte van de lissen van Henle: 6% H20 reabsorptie – Ter hoogte van de ducti colligentes: 13% H20 reabsorptie (Percentage niet kennen)

Reabsorptie t.h.v. de gekronkelde lis van de tweede orde (Ook in het stijgende deel van de lis van Henle) • Onder invloed van Aldosteron – Zie RAA systeem • Voor elke Na+ opname heeft men K+ of H+ afgave Maar t.h.v tweede kronkel buis (distale tubulis) is er een pomp die uitwisselt voor elke natrium die wordt terug gehaald naar het bloed wordt er een kalium van de bloedbaan naar de urine geduwd = geen resorptie MAAR excretie  uitscheiding. natrium wordt naar het bloed gehaald en daarvoor in de plaats komt kalium van de bloedbaan naar de urine. Maar in sommige omstandigheden gaat er geen kalium naar buiten geduwd worden maar H+. Als er te veel H+ in het bloed is  acidose En om het acidose te corrigeren gaat het buffersysteem in gang gezet worden. Als dat niet volstaat gaan de organen ingrijpen  renale compensatie krijgen. Dus ga je zuurdere urine maken. Zure urine = elke natrium die geresorbeerd wordt  wordt er een H+ naar de urine gestuurd en zo maak je zuurdere urine. Gevaar = Acidose wordt opgelost maar dat je dan te veel kalium in je bloed blijft! Dus hyperkalium ontstaat er dan!

Door meer Na +H20 resorptie in het bloed (minde urineproductie) bloedvolume stijgt vullingsgraad stijgt  bloeddruk stijgt

Meer aldosteron = meer natrium + water resorptie = minder water uitscheiden dat maakt de urine  meer geconcentreerd.

De hormonen die de Diurese bepalen: Naam

Waar aangemaakt:

Waar effect:

Welk effect

Wanneer gemaakt

Aldosteron

Bijnierschors

Nefron: TC2=

Stimuleert: reabsorptie Na+ & H20

Bij activatie van het RAA-systeem

tubulus contortus secundus (Distale tubulus, tweede kronkel buis)

ADH = anti diuretisch hormoon

Hypofyse achterkwab (of de neurohypofese)

t.h.v verzamelbuis

Gaat de urine productie tegen  minder urine maken en uitscheiden

En de excretie van K+ (kan ook H+ maar dat is bij acidose) Stimuleert H20 reabsorptie.

(als de bloeddruk te laag is of nier te weinig bloed krijgt).

Bij te hoge concentratie

Dus water vanuit de urine en naar de bloedbaan

Aldesteron: Dus Aldesteron stimuleert de reabsorptie van natrium en water en excretie van kalium. En wordt geactiveerd bij een lage BD of de nier te weinig bloed krijgt. (De rol van het hormoon wisselt naar omstandigheden en is niet altijd even veel). ADH: Bij een te hoge concentratie van het bloed te hoog wordt, ook bij dorst. Hoge concentratie van het bloed  te veel elektrolyten en te weinig water in verhouding. Dus bloed moet wat verdun worden  reabsorptie in de bloedbaan van water. ’s nachts meer ADH (piek)  zodat je meer water naar de bloedbaan haalt zodat je ‘s nachts niet zo vaak hoeft op te staan om te plassen maar daardoor wel een geconcentreerde urine in de ochtend. Als je opstap bent geweest en meer alcohol gedronken hebt  moet je meer plassen  dus meer vocht uitplassen dan het volume alcohol dat je hebt gedronken  dus het is water uitdrijvend. ADH en alcohol werkt elkaar tegen  alcohol is toxisch voor ADH Als je alcohol drinkt ga je minder effect hebben van ADH  ga je meer plassen  droog je uit en dat voel je door een ‘kater’ Urineconcentratie  belangrijk om te weten (diabetes  glucose in de urine. suiker wordt altijd gevolgd door water  dus meer water in de urine minder geconcentreerd Meer natrium in de urine is altijd gevolgd door water  dus minder geconcentreerd Natrium en glucose wordt altijd gevolgd door water) !!

Reabsorptie t.h.v. de ductus colligens – Bij een te sterke concentratie van het bloed – Dorstcentrum in de hypothalamus wordt geactiveerd • Men heeft dorst en gaat drinken – Neuronen geven in de neurohypofyse ADH af in het bloed ( = Anti diuretisch hormoon) – ADH verhoogt de doorlaatbaarheid van de ductus colligens voor H20  H20 reabsorptie : Dus • indien méér ADH •  méér H20 reabsorptie •  minder urine en sterker geconcentreerd urine – Vandaar: dat de ochtend urine sterk geconcentreerd is

Samenvatting : hormonen met effect op de nierfunctie • Aldosteron • ADH (=anti diuretisch hormoon) Aldosteron – Mineralo corticoïde Mineralo = effect op de elektrolyten – Uit bijnier schors – Werking ter hoogte van de gekronkelde lis van de tweede orde – Effect: Na+ en dus ook H20 reabsorptie (K+ of H+ afgave) – Urineconcentratie neemt toe, bloeddruk stijgt

ADH • Antidiuretisch hormoon • Uit neuro hypofyse : – In de Hypo thalamus = dorstcentrum = Celkernen van de neuronen – Neuro hypofyse = neurieten van deze neuronen geven t.h.v. de hypofyse ADH in het bloed • Werking ter hoogte van de ductus colligens • Effect: H20 re absorptie • Urineconcentratie neemt toe • Tekort aan ADH : diabetes insipidus = veel plassen maar zit geen suiker in (Diabetes mellitus is zoete doorloop van suiker) Kan voorkomen met iemand waarbij de hypofyse zijn beschadigd. Deze mensen krijgen ADH medicatie. • Effect van alcohol op ADH  het werkt ADH tegen Dus meer plassen  uitdroging  kater ADH wordt ook gegeven aan kinderen die aan bedplassen doen  snachts meer water resorptie  blaas gaat minder gevuld worden omdat er minder urine in komt  trekt dan ook niet samen

Opmerking • ANP: atriaal natriuretisch peptide: (mechanisme op het moment dat je over vult raakt)

– Het is een eiwit ‘peptide’ – Afkomstig van: atria van hart ‘ateriaal’  effect is natriuretisch = zoutuitdrijvend – Afgescheiden bij uitrekking van atriale wand Als je over vult raakt gaat er heel veel bloed terug keren naar het rechter hart. De wand van de rechter voorkamer zet uit doordat er zoveel bloed terug keert vanuit het lichaam  de rekreceptoren gaan geprikkeld worden  want er is heel veel bloedvolume  zij geven het hormoon ANP af  zout gaat mee met de urine water volgt zout  overvulling wordt gecorrigeerd. Minder resorptie van natrium en water  meer uitplassen van Na+ en H20  bloedvolume daalt • Rekreceptoren geprikkeld bij  veneuze retour (“overvulling”) – Effect: minder reabsorptie van natrium en water in TC1 en verzamelgang  Verhoogde diurese en natriumverlies, bloedvolume  Ook minder secretie ADH en aldosteron

STAP 3: Excretie • Sommige stoffen worden op een actieve manier door de cellen van de tubulus geëxcreteerd (o.a fosfaat )  hoef je niet te kennen

Samenvatting: hormonen geproduceerd door de nier • Ren ine ( Zie RAA systeem) • Erytro poietine ( EPO ) – (Bij O2 tekort : lever produceert een globuline) – (Sa (men met renale erytro poietische factor) Erytro poiesis : controle • Bij een tekort aan O2 in het bloed : nier produceert hormoon erytro poietine = EPO: erytropoiësis  Dit verklaart het principe van hoogtestages  Immers: minder O2 concentratie in de ingeademde lucht veroorzaakt een verminderde O2 opname ter hoogte van de longen en een verminderde O2 saturatie (verzadiging ) van het hemoglobine, dus EPO-productie • De nier waakt dus niet alleen over het volume van het bloed maar ook over het gehalte aan R.B.C.!

Hormonale regulatie van de BD • Nier “voelt “dat de BD te laag is omdat zij zelf minder doorbloed is (meting in juxta-glomerulair apparaat) • Nier “zorgt ervoor” dat de B.D. stijgt • Via het R.A.A. systeem – Renine – Angiotensine – Aldosteron

RAA – systeem • Als BD daalt: reactie: juxta glomerulair apparaat se...


Similar Free PDFs