ZSO 11 mediastinum - Samenvatting Functionele anatomie PDF

Title ZSO 11 mediastinum - Samenvatting Functionele anatomie
Course Functionele anatomie
Institution Universiteit Hasselt
Pages 11
File Size 202.6 KB
File Type PDF
Total Downloads 45
Total Views 135

Summary

anatomie : mediastinum...


Description

ZSO 11 : Structuren in het mediastinum

Profieltekening thorax met verschillende mediastinum S = Mediastinum superius A = Mediastinum anterius M = Mediastinum medius P = Mediastinum posterius

1) Wat zijn de 3 delen van de thoracale aorta en welke zijn hun voornaamste takken ? PARS ASCENDENS AORTAE :

-

Begin : onderrand linker RKB Einde : 2de rechter RKB Proximaal : 3 sinussen van Valsalva

hierboven : uitpuilen R-wand = bullus aortae ovale vorm op dwarsdoorsnede

-

Takken = aa corosarius

ARCUS AORTAE :

-

Begin : R-helft manumbrium thv 2de rechter sternocostale gewricht Einde : sterrale uiteinde 2de RKB links Hoogste punt = halfweg manumbrium Isthmus aortae = vernauwing 3 takken : - truncus branchiocephalicus : splitst in a.carotis communis dexter en a.sulclavia dexter - a.carotis communis sinister : bereikt halsgebied achter linker sternoclaviculaire gewricht. -a.sulclavia sinister  maakt groeve in mediastisale gedeelte van de linker long

PARS DESCENDENS AORTAE :

-

Loopt van L-zijde T4 naar beneden Bereikt diafragma thv T11 Takken : - viscerale takken : - rami bronchiales - r.pericardiaci, - r.oesaphageales - r. mediastinales -pariëntale takken : -aa. phenicae superiores  voorzien achterste gedeelte diafragma -aa. Intercostales posteriores -a. subcostales

2) Hoe projecteren de vv. brachiocephalicae en de v. cava superior op het ribbenrooster ? -

Vena brachiocephalica dextra en sinistra zijn kleploze venen die craniaal van aortaboog en ventraal van grote arteries lopen.

-

Ontstaan aan weerszijden achter sternoclaviculaire gewricht door samenvloeien vena jugularis interna en vena subclavia

-

L. v. brachiocephalica : loopt achter bovenste deel van het manubrium schuin naar rechts tot 1ste rechter intercostale ruimte

-

R. v. brachiocephalica : verticaal verloop tot 1ste R-intercostale ruimte  gaan over in SVC

-

SVC : ontstaat aan onderrand van 1ste RKB loopt beetje onder R van R-rand van sternum naar rechteratrium  inmonding in hart : thv 3de rechter intercostale ruimte

3) Wat is gerefereerde pijn ? Geef een voorbeeld. Gerefereerde pijn = een pijn die wordt gevoeld op een andere plek dan waar de pijnlijks stimulus werkelijk plaatsvindt. Bv. pijn afkomstig van de peritoneale (aldominale) kant van het diafragma kan in de schouderstreek gevoeld worden (vooral in rechterkant ivm pathologie van de galblaas en lever)

4) Wat is het azygossysteem? Waar loopt het en wat is het functionele belang ervan ? -

Het azygos-systeem = afvoersysteem van longitudinale kanalen via welke veneuze bloed van thoraxwand wordt afgevoerd

Vena azygos -

-

enkel aan rechterzijde ontstaat gewoonlijk onder diafragma loopt achter laterale rand van crus dextrum thoraxholte binnen in mediastinum posterius : bedekt door pleura pariëntalis + loopt voor wervellichamen, lig.longitudinale anterius en R.aa.intercostalis posteriores naar boven. ter hoogte van T4 loopt vena azygos over rechterlonghilum in boog om uit te monden in SVC Ontvangt veneuze bloed van R.posterior intercostale venen, venen hemi azygos en hemi-azygos accesoria en van S, A, M, P-venen

Vena hemi-azygos -ontstaat op zelfde manier aan linkerzijde als azygos aan rechterzijde - draineert bloed van lumbale, subcostale en onderste intercostale venen - thv T8  loopt achter aorta, slokdarm en ductus thoracicus middellijn over mondt uit in vena azygos Vena hemi-azygos accesoria -

loopt ook links van middellijn draineert veneuze bloed van 4e tot 8e intercostale ruimten steekt ongeveer ter hoogte van T8 middellijn naar vena azygos

Veel variaties, wat wel steeds gelijk is: - bovenste paar intercostale venen draineren niet via azygossysteem - azygos en hemi-azygossysteem gewoonlijk beneden diafragma gevormd  ontvangt bloed achterste buikwand alternatieve weg voor afvoer veneuze bloed uit buik en onderste ledematen in geval van obstructie IVC

5) Welke 2 belangrijke paar zenuwen lopen door het mediastinum ? Vanwaar komen ze, hoe lopen ze door het mediastinum en wat is hun eindbestemming ? NERVUS PHRENICUS - afkomstig van C4 en ook C3 en C5 - motorische vezels voor diafragma - sensibele vezels  van mediastinale pleura, fibreuze pericard, pariëtale lamina van sereuze pericard, peritoneum

-motorisch vezels voor diafragma (bij verlamming v. één nervus phrenicus contraheert diafragma aan gezonde zijde normaal (genoeg voor normale ademhaling); plotse uitschakeling beide nervi phrenici: kansen op voldoende ventilatie en overleving miniem - verschil in intrathoracale verhoudingen links-rechts: - R. phrenicus in contact met veneuze structuren : R. v.brachiocephalicaSVCRAIVC door foramen venae cavae - L phrenicus  in groeve tss L.a.carotis en subclavia  kruist voorvlak arcus aorta

NERVUS VAGUS - loopt in hals achteraan in carotisschede (in groeve tss vena jugularis interna en a. carotis) - loopt thoraxapertuur binnen tussen arteria en vena subclavia - in thoraxholte loopt nervus vagus zo mediaal mogelijk - beide nervi vagi lopen posterior van longhilum en nemen deel aan vorming plexus pulmonalis en plexus cardiacus - nervus laryngeus recurrens - ter hoogte van aortaboog wordt L vagus enigszins afgeplat en lintvormig, hier draait nervus laryngeus recurrens sinister lateraal van ligamentum arteriosum naar achter - rechter nervus laryngeus recurrens wordt afgegeven aan basis van hals en draait rond rechterarteria subclavia - bronchuscarcinomata (kanker op bronchus) metasteren lymfogeen (via lymfevaten) naar pleurae, longhili en mediastinum naar andere delen van lichaam: wanneer nervus phrenicus wordt betrokken in tumoraal proces verlamming van één helft van diafragma - door nauwe relatie met longtoppen kan nervus laryngeus recurrens betrokken worden in tumorale processen van longtop heesheid door verlamming stembanden (bezenuwd door nervus laryngeus recurrens); omdat L laryngeus recurrens rond aortaboog draait, kan het door meer tumoren geraakt worden.

6) Bespreek de grote lijnen van het autonome zenuwstelsel - activiteiten van hart, gladde spieren en klieren bestuurt - onwillekeurige of viscerale zenuwstelsel - niet bewust -organen worden niet willekeurig beïnvloed - verdeeld in perifeer en centraal gedeelte - bestaat perifere uit motorische en sensibele vezels: visceromotorische en viscerosensibele vezels 

cellichamen visceromotorische vezels in 4 groepen verspreid over hersenstam, aanwezig in thoracale, bovenste lumbale en sacrale deel van ruggenmerg. Ook viscerosensibele vezels alleen op deze niveau’s.



Vanaf eerste cellichaam in hersenstam of ruggenmerg (= eerste of preganglionair neuron)  lopen visceromotorische (preganglionaire) vezels niet rechtstreeks naar orgaan onderweg contact (synapteren) met andere (= tweede of postganglionaire) neuronen uitlopers (axonen) naar organen lopen . -postganglionaire altijd in groepjes = ganglion



Verdeling van visceromotorische vezels in sympathische en parasympathische vezels (ortho)sympathische vezels: -

eerste, preganglionaire neuronen liggen in zijhoorn van thoracale en bovenste gedeelte ruggenmerg (T1-L2)  verlaten ruggenmerg via ventrale rami = 'thoracolumbale outflow'

-

preganglionaire sympathische vezels synapteren in autonome ganglia die - vlak naast wervelkolom liggen (ganglia die grensstreng of sympathicusketen vormen, paravertebrale ganglia) - bovenaan buik ventraal en lateraal van abdominale aorta (prevertebrale ganglia) -aan uiteinden acetylcholine afgescheiden

- sympatische ganglia enkel in T1 tot L2 via een preganglionaire ramus communicans met de spinale zenuw van overeenkomende segment zijn verbonden. - (witte, gemyeliniseerde) preganglionaire vezel die ganglion bereikt kan : - synaps vormen met neuron in ganglion zelf

- opstijgen of afdalen doorheen grensstreng om in hoger of lager gelegen ganglion te synapteren - grensstreng verlaten en in prevertebraal of previsceraal ganglion

synapteren

- (grijze) postganglionaire vezel kan : - onmiddellijk teruglopen naar spinale zenuw van zelfde segment en

verder meelopen met dorsale of ventrale ramus - opstijgen of afdalen doorheen grensstreng en deze op hoger of later niveau verlaten om met spinale zenuw mee te lopen - naar prevertebraal of previsceraal ganglion lopen zonder daar

nogmaals te synapteren - ! dus op alle niveaus postganglionaire ramus communicans tussen

ganglion grensstreng en overeenkomende spinale zenuw ! -

aan uiteinde postganglionaire vezels (nor)adrenaline

sympathische zenuwstelsel : lichaam voorbereid op onverwachte of onvoorziene gebeurtenissen (stress, gevaar, ...) bv : pupillen vergroten,bronchi wijder, bloeddruk en contractie hart neemt toe, peristaltiek maag-darm daalt, activiteit blaasspier daalt, zweetsecretie stijgt. Werking tegengesteld aan parasympatisch. - parasympathische motorische vezels - liggen in vier kernen van hersenstam en in zijhoorn van sacrale gedeelte van

ruggenmerg (S2-S4) - lopen mee met sommige craniale zenuwen en met ventrale rami van tweede

tot vierde sacrale spinale zenuwen = 'craniosacrale outflow' - preganglionaire vezels synapteren in autonome ganglia die of vlakbij

(previsceraal) ofwel in wand van (intramuraal) orgaan gelegen zijn - grote verschil sympathisch - parasympathisch: nagenoeg alle delen lichaam

krijgen sympathische vezels, parasympathische vezels zijn beperkt tot ingewanden - 'rest or digest

- activiteit autonome zenuwstelsel zelden enkel sympathisch of enkel parasympathisch, meestal samenspel componenten: 'inwendig midden' -ook viscerosensibele vezels : sympathisch (pijngeleiding) parasympathisch (reflexbewegingen)

-thoracale sympathicusketen - bestaat uit aantal ganglia  theoretisch één per segment verbonden door verticaal verlopende vezels: rami interganglionares - In theorie dus één ganglion per intercostale spinale zenuw, in werkelijkheid zijn er aantal ganglia met elkaar 'versmolten': bovenste thoracale ganglion is vaak versmolten met onderste cervicale ganglion (= ganglion cervicothoracicum of ganglion stellatum (stervorm)) - elke thoracale spinale zenuw zowel pre- als postganglionaire ramus communicans met overeenkomstig ganglion van grensstreng verbonden (= rami communicantes albi (wit, preganglionair) en rami communicantes grisei (postganglionair) - vezels die van meerdere ganglia afkomen verenigen tot echte zenuwen: nervi splanchnici : - preganglionaire vezels van onderste 8 thoracale ganglia -onderste = n.splanchnicus imus -middenste = n. splanchnicus minor (10-11 de) -bovenste = n. splanchnicus maior (5-10de) - perforen diafragma afzonderlijk en zijn voor abdominale organen bestemd - hart wordt sympathisch bezenuwd door vezels die vanuit cervicale en bovenste vier à vijf thoracale ganglia naar plexus cardiacus lopen, overige thoracale organen ontvangen sympathische bezenuwing vanuit bovenste vier thoracale ganglia - langs sympaticus ook afferente pijnvezels

7) Geef in-voorachterwaartse tekening de grote topografische relaties tussen slokdarm, trachea en aorta. TRACHEA (luchtpijp) -

verderzetting van larynx naar onder begint aan onderrand ringkraakbeen op niveau C6, ter hoogte van apertura thoracis ligt trachea tegen manubrium sterni aan ter hoogte van onderrand T4 splitst trachea zich in linker- rechterhoofdbronchus (kan lager reiken bij diepe inspiratie, zeker bij kinderen) pars cervicalis C6-C7 pars thoracalis T1-T4 fibro-elastische wand wordt ondersteund door kraakbeenringen (cartilagines tracheales)

Topografische relaties : -in halsgebied -trachea symmetrisch -bovenste mediastinum niet meer sym door grote vaten -bereikt thoraxholte in middellijn wijkt daarna uit naar rechts -achteraan: tegen slokdarm, met L.-n.laryngeus recurrens -voorvlak : contact met L.v.brachiocephalica, de truncus brachiocephalicus en aortaboog. - L.v. brachiocephalica van L naar R over trachea - truncus brachiocephalica : kruist voorvlak van L onder naar R boven  aan rechterzijde opwaarts -aortaboog : anterior van tracheadraait links naar achter -rechterzijde : trachea tegen rechterlong en pleura, R.v. brachiocephalica, v.c.s, R.n.vagus en vena azygos -linkerzijde : contact met aortaboog en L.a.carotis communis en subclavia

OESOPHAGUS (slokdarm)

-

- spierige buis  pharynx met maag verbindt - begint ter hoogte van C6 - eindigt ter bij maagcardia ter hoogte van T11 -3 delen : pars cervicalis pars thoracica pars abdominalis -inmonding in maag projecteert vooraan ter hoogte van 7de ribkraakbeen aan sternum - bereikt apertura thoracis superior links van middellijn - in thoraxholte geleidelijk terug naar middellijn (op niveau T5) - op T7 wijkt naar links en draait naar om thv T10 via hiatus oesophageus van diafragma 4 fysiologische vernauwingen in lumen : - C6 -T2-T3 (door arcus aortae) -T4-T5 (door L.hoofdbronchus) -T10 (door hiatus oesophageus)

- Topografische relaties : - tegen wervelkolom -onderaan komt aorta descendens tussen de slokdarm en wervelkolom in -anterior bovenaan de trachea onderaan het L. atrium -ter hoogte van T2-T3 en T4-T5 kruisen aortaboog en L hoofdbronchus voorvlak slokdarm -aorta descendus eerst links net boven diafragma rechts - ductus thoracicus : - onderaan : bedekt door rechterrand slokdarm - loopt dan achter linkerrand slokdarm nr boven - R aa intercostales posteriores en v.hemi-azygos en hemazygos accessoria kruisen middellijn achter slokdarm. AORTA ?

8) Beschrijf de essentie van lymfesysteem LYMFEVATEN IN THORAXHOLTE -

Lymfe aan de R-hemi-thorax (R-long, trachea, bronchi, R-harthelft, klein deel slokdarm, R-diafragmakoepel en diepe structuren in thoraxwand) wordt afgevoerd via truncus bronchomedistinalis dexter  over trachea opwaarts naar inmonding  - mondt uit in R angulus venosus of – gemeenschappelijk vat gevormd (ductus lymphaticus dexter) over wand van m. scalenus anterior naar R v.jugularis interna en v. subclavia

-

Lymfe aan de L-hemi-thorax ((L-long, trachea, bronchi, L-harthelft, groot deel slokdarm, L-diafragmakoepel en diepe structuren in thoraxwand) wordt afgevoerd via truncus bronchomediastinalis sinister  - mondt uit in of nabij L angulus venosus of - soms in ductus thoracicus

-

Ductus thoracicus : - begint thv T12, samenvloeiing 4 abdominale lymfestammen - bereikt thoraxholte via hiatus aorticus vh diafragma - loopt achter rechterrand slokdarm, tss v. azygos en aorta descendens, doorheen achterste mediastinum naar boven - kruist thv T5 middellijk tss slokdarm en wervelkolom - loopt verder langs linkerrand van slokdarm door bovenste mediastinum - in nek thv C7 lateraal  draait over voorvlak van de a.subclavia naar onder  - mondt uit in : - L angulus venosus of - L v. jugularis interna of - L v. subclavia of – L v.brachiocephalica

LYMFEKNOPEN (nodi lymphatici) IN THORAXHOLTE -

Oppervlakkige lymfevaten van thoraxwand draineren naar okselknopen

-

Diepere lymfevaten lopen door intercostale ruimte  zowel vooraan als achteraan lymfeknopen aanwezig : Bv : - in tussenribruimte op verloop van a.thoracica interna. Ze ontvangen afferenten van voorste gedeelte thoraxwand en van mediale helft borstklier  efferten naar truncus bronchiomediastinalis -in achterste gedeelte van intercostale ruimte tegen ribkopjes. Ze ontvangen lymfevaten van posterolaterla aspect van thoraxwand en borstklier  efferten naar ductus lymphaticus dexter of ductus thoracicus

-

Mediastinale lymfeknopen -in achterste mediastinum : -draineren lymfe van longen, bronchi trachea, slokdarm, pericard en deel van peritoneum en lever -belangrijkste lymfeklieren die de trachea en hoofdbronchi naar het hilum en longweefsel volgen. -ontvangen afferenten van longen, bronchi en trachea -efferten vormen truncus bronchiomediastinalis -aan linkerzijde liggen lymfeklieren tegen n. necurrens  vergroot druk  heesheid

-

In middenste mediastinum : -anterior van de grote vaten -afferenten van thymus, schildklier, voorste deel pericard -draineren naar truncus bronchiomediastinalis

Opm : Verbindingen tussen de lymfevaten van ondersten gedeelte van thoraxwand en bovenste gedeelte van voorste buikwand  lymfevaten boven en onder diafragma in verbinding  tumoren breiden uit...


Similar Free PDFs