Medische beeldvorming PDF

Title Medische beeldvorming
Course Revalidatie en kinesitherapie van het musculosceletale stelsel: onderste lidmaat
Institution Universiteit Gent
Pages 18
File Size 259.7 KB
File Type PDF
Total Downloads 6
Total Views 127

Summary

Download Medische beeldvorming PDF


Description

RADIOLOGIE EN MEDISCHE BEELDVORMING VAN HET BEWEGINGSSTELSEL INLEIDING Absorptie in weefsels bepaald door samenstelling en dikte weefsels. -

Schaal: o Donkerste grijs: lucht, dan vet, water, eiwit/ weefsels/organen, calcificaties/beenmerg, tanden/beenderen, contrast middelen o Wit: ijzer, lood en metaal = niet doorlaatbaar door röntgenstralen  Hoe dikker het weefsel, hoe moeilijker doorlaatbaar dus hoe witter op de film

Röntgenbuis: -

Bestaat uit kathode (-) en anode (+) Elektronenbundel van kathode komt op anode terecht Dmv röntgenstralen in buis kunnen we lichaamsdelen herkennen.

Principe van radiologie: min 2 incidenties die loodrecht op elkaar staan om pathologie in de ruimte te kunnen situeren. Radiologische posities -

AP = VA Profiel = lateraal Schuin (4 mogelijkheden) PA = AV

De patiënt kijkt naar jou, zo moet je het beeld interpreteren. (you face the patient) Radiologische termen -

Mediaan: op de middenlijn bv neus Mediaal: iets ligt relatief mediaal tov van iets anders

Klassieke radiologie: foto op een film en dan op een lichtbak Digitale radiologie: röntgenstralen omgezet naar digitaal signaal -> so2copy reading -> 3 delen beelden , administratief gegeven en verslag en dicteersysteem om rapport te maken.

RADIOLOGISCHE TECHNIEKEN 5 grote technieken: 1. 2. 3. 4. 5.

Radiologische technieken: röntgenstralen CT-scan: rontgen in snedes of RX-stralen Skeletcintgrafie: radioactieve isotopen Echografie: ultrasonotopie, ultrastralen, minder schadelijk MRI: magnetische resonantie  3,4 en 5 = beeldvormingstechnieken zonder rontgenstralen

1) Radiografie

Indicaties:

-

Voordelen: EX! Nadelen:

-

EX! Beeldvormingstechnieken van radiografie:

Eerste keuze voor evaluatie van beenderen en gewrichten. Bv: fractuur, luxatie, statiekafwijkingen, vormafwijkingen, misvormingen, degeneratie, infectie, tumor, metabole afwijkingen, evaluatie, evaluatie callusvorming Zowel biomechanische info als anatomische info Vlot toegankelijk Snel resultaat goedkoop Rontgenstralen (potentieel schadelijk) Latentieperiode (pas zichtbaar wanneer meer dan 3050% van het bot ontkalkt en dus aangetast is) ->osteomyelitis, artritis, tumor… beenmerg onzichtbaar ->avasculaire necrose, beenmeergoedeeem, tumor weke delen hebben een laag contrast ->vet-overige weke delen-kalk kwaliteit is niet altijd optimaal: over of onderbelicht 1. Radioscopie - Voordeel: staat continue aan dus goed om te positioneren en begeleiden -> gebruikt in operatiezalen - Nadeel: radioprojectie 2. Videofluoroscopie - Hulp bij positionering voor radiografie - Dynamische evaluatie van gewrichten (bv polsinstabiliteit) en arthrodese of osteosynthese 3. Stress opname - = radioloog oefent extreme kracht op gewricht uit -> gewricht in uiterste positie brengen. - Test: ligamenten en gewrichtsbanden 4. Dynamische opname - = patient beweegt gewricht met eigen spierkracht tot uiterste positie. - Nadeel: amplitudo kan beperkt zijn door pijn -> geeft aan dat er een probleem is met beweeglijkheid van het gewricht. 5. Scanometrie – radiometrie - = kleine opnames van de gewrichten OL en langs beide kanten waardoor we een idee krijgen van lengteverschil in OL 6. Full-spine en full leg opname - = totale WZ, staande opnames om scoliose, bekkenstand en OL te objectiveren. 7. Arthrografie

-

Techniek: contrastmiddel = wateroplosbaar jood via rechtstreekse injectie in gewricht - Indicatie voor: kb, gewrichtsmuizen en voor injecties van medicatie - Indicatie voor gewrichten: schouder, pols, heup (kleine gewrichten) - Nadelen: rontgenstralen, contrastmiddel (allergie), injectiegevaar, ervaring nodig voor interpretatie , techniek: naald moet intra articulair en niet extra articulair - Soms ook noodzakelijk in combi met CT of MT 8. Angiografie - Bloedvaten aantonen - Indicaties: diagnostisch, pre-operatief ->primair vasculaire ziekten (arteritis, varices) ->Traumatisch vasculaire letsels ->(Tumoren) - Arteriele punctie in lus= mogelijks gevaar ->Aanduiden atherosclerose en opstopping - Nadelen: hoge bestralingsbelasting, contrasmiddel, invasief, complicaties, kostprijs, opleiding en ervaring, shift nr CT en MR angiografie 2) CT-scan Definitie:

Meest frequente indicaties:

Minder frequente indicaties:

= computed tomografie Vroeger: CAT = computed axial tomografie (door de computer berekende dwarse doorsnede) 1. Trauma (fractuur, luxatie…) - Acuut stadium (type letsel, heelkunde of conservatieve behandeling?) - Tijdens follow up (in gips of na osteosyntheses) 2. Combi met arthrografie - Evaluatie krakbeen, labrum… - Concurrentie met MR! 3. Postoperatief - Osseuze overbrugging? Positie schroeven… 1. Verworven afwijkingen - Artrose, osseuze spinal stenose, torsie tibia, anteversie heup , labrum…

Voordelen:

Nadelen:

2. Combi met - Punctie, biopsie, elektrocoagulatie - Intekening bestralingsveld voor kanker 3. Tumor: osteoid osteoom = CT (andere tumoren : MR!) 4. Chronische (therapieresistente) osteomyelitits - MR beter voor detectie en evaluatie 1. Bot - Cortex, trabeculair bot, periostale reactie - Osteolyse, hyperostose in vroeg stadium - Regio met complexe anatomie (geen superpositie) 2. Weke delen - Spieren, bv’en, zenuwen, vet - Vocht, cyste, abces, calcificaties ->Vocht en cyste beter op echo - Discus, labrum, meniscus, ligament, kapsel 3. Metingen - Densiteit - Afstanden (spinaalstenose…) - Hoeken (torsie, anteversie…) 4. Reconstructie - 2dim (multiplanair) - 3dim - MIP: max intensiteitsprojectie (bloedvaten) 1. Rontgenstralen 2. Contrastmiddel-allergie 3. Beenmerg ->beter op MR! 4. Sommige weke delen - Vocht, pees, spierscheur… beter op echo - Zenuw, meniscus, myositis, weke delen tumor… beter op MR 5. Metaalartefacten (in beperkte gevallen)

6. Lage sensitiviteit

3) Skeletscintigrafie Definitie: Techniek:

Indicaties:

Voordelen: EX

Nadelen: EX

Verschillen met andere radiologie:

= bone scan -> hoge sensitiviteit en lage specificiteit - Intraveneuze injectie met radioisotoop - Drie-fasen scan: 1.Perfuxie 2.blood-pool fase 3. fase van botombouw - Gamma camera - SPECT (single photon emission computed tomography) - PET 1) Detectie en evaluatie van botafwijkingen - Bv: metastasen, bottumoren, infectie, artritis, artrose, osteochondritis, fractuur, pseuodoartrose, spondylolyse… Zeer sensitief, gevoelig  Geeft aan of er 1 of meerdere aangedane structuren zijn multifocaal/unifocaal.  Vanaf 5% botdestructie Bv bij acute osteomyelitis -> duurt 2 à 3 weken om het te kunnen zien op radiografie, maar daarna wel MRI om te zien wat het echt is (het specifieke) - Niet specifiek - Slechte anatomische resolutie ( je ziet ongeveer waar aandoening zit) - Vals normaal bij multipel myeloom Verschil met radiologie: 2 detectoren die direct 2 beelden maken

4) Echografie Definitie: Techniek:

Geen röntgenstralen noch radioactieve stralen. Probe zendt ultrageluiden uit -> weerkaatsing -> via pc reconstrueren op weerkaatsing ->

grijsbeeld

Indicaties:

Voordelen:

Nadelen:

(afh van de diepte en samenstelling van de weefsels worden stralen snel of traag teruggstuurd) 1) Pezen 2) Spieren 3) Gewrichten 4) Massa (cyste, lipoom, vascularisatie) 5) Bloedvaten 6) Punctie 7) Niet voor tumoren 1) Niet invasief 2) Snel uitvoerbaar 3) Goedkoop 4) Real-time evaluatie 5) Geen metaal artefacten 1) Techniek en kennis nodig 2) Moeilijk voor derde interpreteerbaar 3) Reflectie door bot, lucht, metaal en calcificaties

5) MRI Definitie Techniek:

Magnetische resonantie 3 kernwoorden 1. Magneet 2. Resonantie: radiogolven 3. Beeldvorming: afbeldingen van weefsels en beeldcontrast Beeldcontrast en grijstinten: T1 en T2 gewogen beeld (EX) Beeldcontrast word bepaald door: 1. Verschillen in moleculaire samenstelling weefsels 2. Waterstof atomen 3. T1 of T2 gewogen beeld Uitleg: Patient word in een sterke magneet gelegd: bestaande uit noord- en zuidpool. De patient is een opstapeling van protonen. De protonen gaan aligneren volgens noord- en zuidpool -> vector ontstaat -> Radiofrequente golven toedienen -> vector klapt om in ander vlak -> bij stopzetten van de golven keert vector terug -> patient aligneerd terug -> de teruggekomen golven kunnen we meten. T1 vs T2: afhankelijk van: 1. Molecule rond H-kern (H2, vet, eiwit…) 2. Weefselsamenstelling

3. Pathologische processen: oedeem, tumor, infectie, litteken, ijzeropstapeling, bloedafbraakproducten… T1-beeld T2-beeld Vet (lipoom) Vet beenmerg Subcutaan vet Corticaal bot, tand, lucht, pees, lig, snelstromend bloed, oude fibrose, verkalking Liquor/vocht/gal Ontsteking Eiwitrijk vocht DUS: T1: vet T2: water Indicaties:

Voordelen:

Nadelen:

Contraindicaties

-

EX! Relatieve contraindicaties

-

EX! MRI toegestaan met beperkingen

-

-

-

Tumor Trauma Infectie, inflammatie Metabole afwijkingen (beenmerg!) Congenitale afwijkingen Verworven afwijkingen Combi met artrografie en punctie Geen rontgenstralen Metingen: afstanden (spinaalstenose…), hoeken (torsie, anterversie…) Multiplanair Weefseltypering: meer graderingen van grijsschalen Bot Weke delen Rel duur Langdurig onderzoek, tijd Claustrofobie Metaal en metaalartefacten Losse ijzer en nikkelhoudende voorwerpen Elektrische of magnetische of combi toestellen en implantaten bv hartkleppen Zwangere vrouwen eerste 3 maand Beweging: 100% stilliggen anders bewegingsartefact Onderzoek thorax en abdomen in ademhalingsstilstand Kind jonger dan 6j Orthopedische implantaten (titanium=ok, ferromagntische:artefact) Extra-craniale vaatclips (na 3maanden voldoende gefixeerd door littekenweefsel)

-

MR-compatibele implantaten (certificaat, merk, type)

BEELDVORMING HEUP RADIOLOGISCHE ANATOMIE (basisopnames, speciale opnames, volwassen/kinderen)

FREQUENTE HEUPAANDOENINGEN 1) Kinderen -

-

-

-

Heupdysplasie bij neuonatus (pasgeborene) o Via echo o KB is niet niet verbeend, later zal het wel verbenen maar zal femurkop naar lat of cran verplaatsen (transiente) synovitis: hydrops o Wanneer een kind tussen 4-8 jaar mankt zit er vocht in heup. o Via echo o = afstand tussen kapsel en femurhals vergroot (vocht ertussen) , meestal transient Ziekte van Perthes = AVN bij kind o Wanneer het niet transient is -> structureel is er iets mis -> avasculaire necrose van de heupkop o Ernst van aantasting afhankelijk van:  Leeftijd: hoe jonger, hoe plastischer het kraakbeen en dus hoe beter  Verkruimeling en afgeplat: hoe meer, hoe slechter  Hoogte van de laterale pijl: hoe kleiner hoe meer kraakbeenverlies (vroegtijdige artrose) o Secundaire effecten:  Hals zal verbreden = coxa magna  Verkruimeling epifyse femurkop o Laattijdige effecten:  Afgeplatte kop  Verkorte hals: daardoor doorhangend koort Epifysioloyse o Verbreedde schijf + femur gaat tov kop naar lateraal en craniaal o Oorzaken: overgewicht, slechte voeding… o Dus: hormonale en mechanische factoren heel belangrijk hier!

2) Trauma -

Traumatische heupluxtie o = heupkop is eruit geschoven o Minder frequent 3) Coxarthrose - !!Radiologische kenmerken!!: o KB zien we niet direct, maar gewrichtsspleet is wel vernauwd

Subchondrale beenplaat is denser (witter op RX) -> dikker -> voor schokken op te vangen = subchondrale sclerose o Vocht in bot -> waardoor gaatjes = geoden o Marginale osteofyten aan de rand: voor verlies van kraakbeen op te vangen - Expluserende coxartrose o = heup gaat geleidelijk naar buiten groeien - Encerclerende coxartrose o KB verlies vooral superior en centraal o Heupkop gaat naar binnen toe en word geenencercleerd door het acetabulum - Protusio acetabuli o Vervorming door het lichaamsgewicht o Heupkop naar centraal o Oorzaak is hier niet het kraakbeen maar wel de beenplaat van het acetabulum 4) Peri-articulaire pathologie - Periarthritis coxae HADD o HADD = hydroxy apatiet disposition disease o Verkalking aan gluteus pezen thv grote trochanter waardoor hydroxy apatiet ontstaat - Heterotrope ossificatie o Prothese: ossificatie als complicatie op de plaats waar het niet gewoon is. - Bursitis trochanterica o Via echo! -> vocht + verdikte pees o 3 slijmbeurzen onder glutei o Slijmbeurs op gluteus pees - Iliopsoas bursa 5) Beenmerg - Avasculaire necrose o MR voorkeur o Dood bot o Op RX enkel zeer laattijdig ontdekken als het bot gecollabeerd is -> kleine trapstand -> maar toch ook moeilijk te zien! 6) Postoperatief - Heupluxatie o

BESLUIT:  RX = basis beeldvorming o Trauma, artrose, heupprothese, bekkenkanteling  Echo o Kinderen!  Heupdysplasie bij neonatus, hydrops o Volwassenen  Bursitis trochanterica, iliopsoas bursitis, peespathologie

 CT o o  MRI o o

Detailevaluatie van trauma Metingen (anteversie?...) AVN (beenmerg) Combi met artrografie (labrum

BEELDVORMING KNIE RADIOLOGISCHE ANATOMIE: BASISOPNAMES, SPECIALE OPNAMES Altijd 2 opnames nodig: VA en zijdelings Radiografie: -

VA e profielopname Condylaire opname Staande opname Axiale opname

VKB, menisci, med/lat collaterale band niet direct te zien op RX BEELDVORMING VAN KNIEAANDOENINGEN 1) Statiek -

-

-

Kbverlies, beenlengteverschil, varus/valgus opsporen MRI = liggend, dus geen statiekinformatie Axiale opname: o = sunrise opname o Knie moet geplooid worden CT-scan: objectiveren laterale verplaatsing en kanteling van de patella o 4 pezen houden de patella op zijn plaats, als er 1 teveel werkt -> verplaatsing -> meestal naar lateraal o Als de QC word aangespannen, kantelt de patella nog meer naar lateraal CT scan: Q hoek (TAGT =) + tibiale torsie o Q hoek = hoek tussen de QC pees en de patellapees -> als deze hoek te groot is, gaat de patella naar buiten

2) Trauma -

-

Altijd starten met standaard radiografie (RX): F en P Indien negatief, maar toch klinisch sterk vermoeden fractuur: o RX: ¾; profiel, liggend o CT (met 2D en 3D) o MR? Oorzaken fractuur: o Van de patella: distractie van de elementen door krachtwerking QC pees en patella o Patella bi partita: geen pijn + witte, dense randen -> sclerose -> patella bi partita = uit 2 delen, meestal door niet fusioneren van de 2 delen)

-

-

-

Als je het niet goed ziet -> CT scan voor beter ruimtelijk zicht (+ ev om kraakbeen beter te zien) Bij mediale pijn zie je niets op RX o MRI bij blijvende pijn: valgustrauma gehad -> med collaterale ligament uitgerekt of gescheurd -> lat femur en tibia condylen gaan botsen tegen elkaar -> BMoedeem of botcontusie = blauwe plekken op bot Botkneuzing enkel te zien op MRI o Bv patella verplaatst zich naar lateraal -> mediale zijden botsen tegen elkaar -> laterale zijde: botkneuzing Scheur in mediaal patellofemoraal ligament: o Patella is naar lateraal verplaatst, waardoor daar botkneuzing ontstaat o Door patella terug op zijn plaats te krijgen -> ontstaat beenmergoedeem

3) Peri-articulaire pathologie (= niet aan het gewricht, maar eronder) - Patellapees: o 1e keuze onderzoekstechniek = echografie o Meest frequente pathologie:  Tendinosis  Bv jumpers knee: patellapees is aangetast thv apex o Op MRI zie je dat patellapees te dik is + wit (vocht ertussen = zone tendinosis) -> niet eerste onderzoek!  Bv voetballers: patellapees is thv tub tibia aangetast = os good Schlatter disease o Verbrokkeling van de apofysaire botkern o Verdikte patella  Prepatellaire bursitis  Ook wel preacher’s knee  Bij veel op de knieën zitten raakt je infrapatellaire bursa geïrriteerd -> vocht -> kan later verkalken 4) Intra-articulair lijden (meniscus, kruisbanden, kraakbeen) - Chondrocalcinose o Geen MRI voor nodig, enkel RX o Extreme vorm van calcificaties te zien op RX o Vaak ook blokkages omdat gewrichtsmuizen zich verplaatsen in het gewricht. - Loose bodies o CT superieur indien verkalkt o = ossificatie (gewrichtsmuis) die zich verplaatst heeft o CT beter dan MRI voor gewrichtsmuizen!! - Superioriteit MRI tov RX o Kruisbanden o Menisci o Kraakbeen o Gecombineerde letsels - Scheur VKB

o o -

Bot kan verplaatst worden naar boven omdat VKB dit naar boven gerukt heeft. Tibia kan naar voor verplaatst worden en botsen tegen de femurcondyl -> botoedeem

Menisci o Anatomie:  Mediale: half open, semicirculair  Bevat: o Corpus: “bow tie” = midden van het ‘strikje’ o Ant en post hoorn: driehoekig  Post hoorn groter dan ant hoorn o Sagitale vlak  Laterale: circulair  Bevat: o Corpus: “bow tie” o Ant en post hoorn: driehoekig  Grootte post hoorn = ant hoorn o Sagitale vlak  Menisci bevat rode en witte zone  Perifere derde = vasculair = rode zone -> herstel mogelijk, rijk bezenuwd  Normale menisci is zwart + driehoekig op MRI o Meniscuskneuzing o Mucoide degeneratie:  Gr 1: niet tot aan oppervlak = geen scheur  Gr2: veen verbinding met vrije rand = geen scheur  Gr 3: signaal breidt uit naar vrije rand = échte scheur  = op 1 of meer sneden zichtbaar  1 surface= 1 of meer  2 surfaces: 2 of meer  Irregular pattern o Meniscusscheur  Longitudinale scheur  Radiale scheur = verticale scheur  Bucket handle scheur = verticale, longitudinale scheur met centraal verplaatst fragment  Horizontale cleavage scheur  Meestal degeneratief  Splitst de meniscus in superior en inferior deel  Complexe scheur  Meer dan 1  Verschillende richtingen  Cysten kunnen ontstaan omdat intraarticulair vocht zich perst door de meniscusscheur! o Postoperatieve meniscus  Bij partiele meniscusresectie:  Afstomping van de rand: vorm veranderd dus!

 -

Bij blijvende pijn erna: niet altijd nieuwe scheur als oorzaak -> insufficientie, stressfracturen

Articulair kraakbeen o Gradatie van degeneratief kraakbeenlijden  Gr 0: normaal kb  Gr 1: verdikking en verweking  Gr 2: oppervlakkige fissuren  Gr 3: gedeeltelijk defect (tot >50% van dikte van kb)  Gr 4: volle dikte defect (tot op bot) o Traumatische kraakbeenletsels  Chondrale fractuur  Osteochondrale fractuur  Trabeculair en subchondrale bot afgeschilferd o Beelvorming: standaard RX  Artrose:  Indirecte detectie (laattijdig) door RX  4 kenmerken (zie heup)  Schuss opname o PA o 30° flexie  Daardoor daardoor gaan de invallende stralen geen gewichtsdragende delen meer in beeld brengen. o Gecentreerd in gewrichtsspleet o Staande opnames om sensitiviteit te verhogen o Vernauwing word beter in beeld gebracht staand + flexie knie o Beeldvorming: CT  Direct visualisatie: gewrichtskraakbeen, gr 2-4  Kan gebruikt worden voor: acute traumatische KBletseles en chronische degeneratieve kbletsels  Reconstructie in verschillende vlakken: nauwkeurig in kaart brengen van de letsels o Beeldvorming: MRI  Osteochondritis dissecans: bot komt los en kan zich verplaatsen in het gewricht -> als het volledig loskomt kan het aanleiding geven tot blokkage 5) Postoperatief - VKB reconstructie o VKB gescheurd -> nieuwe geplaatst die gefixeerd word 6) BESLUIT - RX o Trauma verdacht op fractuur o Standafwijkingen (varus, valgus) o Artrose: laattijdig o Chondrocalcinosis o Evaluatie TKP

-

-

Echo o o CT o MRI o o o

Screening intra-articulair vocht Peri-articulair: patella pees, MCL, cysten Detailevaluatie van complex trauma BM (botkneuzing, AVN) Kruisbanden en menisci Oppuntstelling tumoren

BEELDVORMING ENKEL EN VOET RADIOLOGISCHE ANATOMIE: BASISOPNAMES + SPECIALE OPNAMES -

-

-

-

-

-

Chopart en lisfranc o Als hier iets gebeurd: veel last + geen stabiliteitsfunctie meer voet o Lisfranc: veel superpositie  Ramp als er een ligamentair letsel word gemist!  DUS: voet 40° naar binnen draaien voor beter beeld! Enkel o VA (15° endo)  Overlap tussen tibia en talus zien we beter zo o Profiel Voet o VA o Schuin (eversie) o Prof...


Similar Free PDFs