Medische beeldvorming van de thoracale wervelzuil PDF

Title Medische beeldvorming van de thoracale wervelzuil
Course Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie van het musculoskeletale stelsel: cervicale en thoracale wervelzuil
Institution Universiteit Gent
Pages 7
File Size 136.5 KB
File Type PDF
Total Downloads 67
Total Views 129

Summary

Download Medische beeldvorming van de thoracale wervelzuil PDF


Description

Medische beeldvorming van de Thoracale wervelzuil: extra notities Dia 3: De dorsale wervels zijn allemaal hetzelfde. Typisch voor een dorsale wervel is dat alle wanden concaaf zijn, de dekplaat en grondplaat zijn ook concaaf. De pedikels verbinden de gewrichten: proc art superior en inferior. De lamina: vormt de arcus posterior, en de procesus spinosus (veel meer naar beneden, de ene gaat de andere volledig bedekken: dus veel moeilijker om te opereren), processus transversus (hier zijn deze sterker ontwikkelt omdat er ribben op vast zitten). 2 bijkomende facetten: het costovertebraal gewricht en het costotransversaal gewricht: de rib gaat tegen de wervel en tegen de procesus transversus aanliggen (deze rib zit goed vast). T1: herkenbaar op een foto door zijn ‘armen omhoog’. Normaal zijn er 12 ribben maar er zijn ook mensen die maar 11 ribben hebben, of mensen die 13 ribben hebben (lumbale of cervicale rib). Dus nooit via de ribben tellen! Dia 4: We zien een verschil tussen de rechter en linker helft van de wervels (de ene kant is witter): dit komt door de aorta, deze loopt paravertebraal naar beneden, loopt aan de linkerkant en dat is de schaduw van de aorta. We kunnen op een andere manier de foto nemen: rechtstreeks stralen op de wervels, dan krijgen we een beter beeld van de wervels. We zien op de foto ook een natuurlijke kyfose, bij een oudere patiënt kan dit een volledige extreme kyfose worden, waardoor er boven en onder schuin op de wervels wordt ingeschoten zodat je de tussenwervelruimte niet meer goed ziet. Daarom worden er vaak meerdere foto’s genomen met verschillende inval van de stralen en ook met verschillende energie (longen vs lever op de achtergrond). Het diafragma dat het hoogst zit, is aan de kant van de lever want deze duwt het diafragma omhoog, dus dat is dan de rechterkant. De maag zit langs links, en hierbij zie je altijd een luchtbel. De interfacettaire gewrichten zijn veel moeilijker te zien dan op de cervicale wervelzuil. Bij een perfecte profielopname: dan moeten de rechter en linker rib mooi op elkaar vallen (dit is hier niet het geval, dit betekent dat de patiënt gedraaid staat), de neuroforamina ga je dan ook beter zien. Dia 7: De twee ribben helemaal perfect op elkaar dat kan niet, want de ene rib is van dichter getrokken dus deze zal steeds iets groter zijn. Dorsaal nemen we bijna nooit een driekwart opname, levert niets op. We nemen enkel face en profiel opname. Dia 8:

Welke is de linker en rechter koepel? Dit is minder evident omdat ze bijna even hoog komen, maar we zien wel een luchtbel die verder doorloopt naar de achterste. Dus de achterste is de linker koepel, en de voorste de rechter koepel. Dia 10: Meer nog dan cervicaal, als we een probleem krijgen met de wervel (fractuur,..), dan gaan we een CT scan doen voor het bot. Als dit het wervellichaam van bijvoorbeeld D6 is dan is de proc spinosus die we zien van de bovenliggende wervel D5. En de kleine punt eronder is de proc spinosus van D4. We kunnen ook artrose krijgen van deze gewrichten: cosovertebraal en costotransversair gewricht. Maar veel minder artrose interfacettair (veel meer cervicaal), dit kan je wel krijgen na een trauma. Dia 11: Zeldzaam: we zien hier een indeuking van een dorsale wervel, en een verdikte proc art superior. Op een gewone foto kunnen we dit niet in beeld brengen, en als je dit hebt is het meestal het gevolg van een trauma. = artrose aan de interfacettaire gewrichten Dia 12: Dorsaal is het heel moeilijk in te schatten welk niveau het is door klinische tekens. Dus we hebben een techniek nodig die de volledige wervelzuil geeft zodanig dat we ze direct alle 12 zien: MRI. CTscan kan dit ook, maar dan moet je van boven naar beneden scannen, en de straling is niet goed voor de borst (kanker), gonaden,… Bij MRI zie je direct: het ruggenmerg, wervels, discus, cerebrospinaal vocht, … Dia 13: We zien een uitbochting die het ruggenmerg gaat wegduwen. Het signaal binnen het ruggenmerg is normaal donker, maar hier krijgen we een hoog signaal = myeolomalacie. We zien dat er nog wervels zijn die aangetast zijn, en zo’n mooie ronde bol gaat nooit een fractuur zijn, dus dit is een metastase die in de wervel groeit en het merg dat veel vet bevat gaat vervangen in de wervel. Je ziet ook dat de tumor hier gewoon doorloopt, bij een fractuur zou het oedeem stoppen en deze zou ook niet convex gaan uitbochten, dit zouden trapjes zijn. Deze patiënt krijgt lange baantekenen: paraparese, moeilijk om op de benen te staan, gangataxie, moeilijk gaan,… Dia 14: Fractuur: je ziet dat de hoek die gemaakt wordt scherp is (geen convexe uitbochting), bovenaan is de wervel ingedeukt. Hier geen myeolomalacie: het ruggenmerg is nog normaal. Deze patiënt zal waarschijnlijk veel pijn hebben maar geen lange baantekenen. Oude fractuur: geen signaalverandering bij contrast inspuiten. Dia 15: Probleem bij CT-scan: metaal. Bij mensen met scoliose gaat m’n de wervels gaan vastzetten met metaal, of bij fracturen. Op MRI ga je hier wel nog veel van kunnen zien, maar als het slecht metaal is

(vroeger gebruikten ze staal) dan zie je hier ook niets meer. Maar vandaag worden er vooral edele metalen gebruikt. Dia 17: Je hebt twee patiënten met scoliose van 26°, de ene is 13 jaar en de andere is 18 jaar. De patiënt van 13 jaar ga je het meest in de gaten moeten houden, omdat deze nog veel verder kan scheef groeien en kan toenemen. Daarom gaat m’n deze wervels gaan vastzetten zodat ze niet verder kunnen wegzakken opzij. Oorzaak van scoliose: in de meeste gevallen is dit idiopathisch (geen oorzaak), verschil in lengte van de onderste ledematen (we meten ter hoogte van de crista iliaca en de heupen op er een lengteverschil is), een neurologisch probleem (wervels of ruggenmerg is niet normaal). Dia 18: In de meeste ziekenhuizen is het nog deze opname, je krijgt een volledige opname van boven naar beneden. Meestal bij jonge kinderen, die je elk jaar opnieuw gaat controleren: maar deze dosis aan straling is niet goed! Aan welke kant zit het hart? Aan de verkeerde kant. Dit komt omdat de chirurgen dit zo willen, omdat ze meestal gaan opereren vanuit de rug waarbij de patiënt op zijn buik ligt. We zien hier een scoliose: dextroconvexe dorsale scoliose en sinistroconvexe lumbale scoliose. = Svormige scoliose, een lange scoliose. Waarom zijn er 2 scoliosen? Doordat het lichaam gaan compenseren. We gaan eerst kijken naar de hoogte van de heupkoppen: we zien dat de rechtste heupkop hoger staat dan aan de linkerkant. Dia 19: Hoe gaan we dit gaan meten? Met de hoek van Cobb: we gaan op de scoliose de bovenste wervel met de grootste hoek de dekplaat nemen, en de onderste wervel met de grootste hoek de gronplaat nemen, daar trekken we een loodlijn uit en deze hoek is de hoek van Cobb. Dia 21: Op deze manier kunnen we standaardiseren, en kunnen we de evolutie gaan opvolgen. Dia 22: Hoe jonger je bent, hoe slechter, hoe meer het nog kan fout gaan. Hoe kunnen we nu weten hoe het nog gaat evolueren? We kijken naar de apofysen van de wervels (kleine groeikernen), daar groeit de wervel. Als we dit zien op een wervelzuil dan is deze persoon nog aan het groeien waardoor de scoliose nog verder kan groeien. Risser classificatie: hier kijken we naar de crista iliaca (bekkenvleugel). Tot 10 jaar zie je niets speciaals, daarna begint er een nieuwe botkern te groeien. Deze vleugel kunnen we in 4 stukken delen: buitenste 1, twee middelste 2 en 3, mediaal 4. Waar er een bijkomende botkern begint te groeien noemen we Risser 1, 2, 3 of 4. Hierna gaat deze stilaan beginnen te overbruggen van mediaal naar lateraal. Vanaf een deel toe is noem je het Risser 5. Zo kan je zien hoever iemand zit in zijn groei. (Risser 1 zit veel minder ver in groei dan Risser 4) Dia 25:

De scoliose kan al heel vroeg beginnen. Niet enkel rekening houden met een scoliose in de face opname (dextroconvexe grote scoliose) maar ook kijken naar de profielopname (hyperlordose). Dit komt door de compensatie van de scoliose. Dia 26: De oorzaak hier: een sinistro convexe korte scoliose, we zie vanboven een hemivertebra (cognitale afwijking). Daardoor staan de ribben ook niet meer juist. Dia 29: Pectus excavatum: volledig naar binnengekeerde borst. Dit komt door onze levensstijl, van viervoeters naar jagers, en nu zitten we meer en meer terug achter onze computer, daardoor kunnen de ribben naar binnen draaien tijdens het groeien. Tussen het borstbeen en rib zit er kraakbeen, dus als we tijdens de groei constant dubbel toezitten dan gaat dit naar binnen groeien. Vandaag zo belangrijk dat kinderen mooi rechtop lopen en aan sport doen om de kyfose tegen te gaan. dia 31: Normaal 12 ribben: T1-T12. Een cervicale rib kan, maar hoeft niet noodzakelijk problemen te geven. Dia 34: Het eerste wat gebeurt bij artrose is dat de tusenwervelruimte gaat vernauwen, je ben je schokdemper kwijt (degeneratieve discus), dus we krijgen sclerose, osteofytvorming en hyoden vorming (opklaring onder het nieuwe bot). We kunnen artrose krijgen in de tussenwervelruimte = osteochondritis intervertebralis = spondylosis (discuslijden), Dia 43: Je ziet hier de sclerose aan de 2 kanten: costotransversair of costovertebraal Dia 45: De grote hoeveelheid hernia’s komen voor lumbaal gevolgd door cervicaal. Dorsale hernia’s zijn niet zo frequent. Maar een dorsale hernia willen we absoluut niet hebben, omdat deze posterieur niet goed bereikbaar is, dus heel vaak moet m’n anterieur openmaken (zeer zware ingreep). Als de hernia helemaal posterolateraal zit en hij gaat naar het neuroforamen toe waar de wortel naar buiten gaat, deze wortel loopt mee met de rib = intercostale neuralgie. Het is moelijk om het niveau in te schatten. Dia 46: Als de hernia helemaal op de middellijn zit, en deze duwt van voor op de medulla, deze gaat paraparese of ataxie hebben. Het kan ook een spinaalkanaalstenose zijn (niet zo frequent maar het kan). Wanneer we helemaal vanonder zien dat het cerebrospinaal vocht is verdwenen van rond de medulla: de lig flavum kunnen onder de stress verdikken en verkalken en deze gaan impressie geven op de medulla (vernauwen van het kanaal).

Dia 48: Als we een profielopname nemen, dan zitten we met de schouders in de weg (foto overbelicht, de wervels kunnen we niet zien). Bij het diafragma net hetzelfde. Bij thoracale kyfose: we nemen altijd de bovenrand van D4 (omdat dit meestal de eerste wervel is die je nog onder de schouder kan zine) en we nemen de onderrand van D11 (omdat D12 altijd achter de lever weg zit). Dan nemen we hier weer de hoek van. Dia 49: Als we het bot gaan doorsnijden, dan zie je hier allemaal gaten in met merg (hematopoëtisch: gaat bloedcellen aanmaken). Je gaat tot aan je 25 jaar trabekels gaan bijmaken, hierna blijft dat hetzelfde, en vanaf de leeftijd van 50 kan dit terug afbreken (vrouwen: postmenopauzaal), vanaf 60/70 jaar breekt iedereen het af (seniele osteoporose): dan krijgen we dunnen trabekels met grote mergruimten tussenin. Deze structuur is zo sterk niet meer, veel sneller breuken. Ook medicatie kan osteoporose veroorzaken: corticoïden, bepaalde anti-epileptica en alcohol. Daardoor gaan de wervels gaan inzakken en krijgen we een driehoekige wervel: elk jaar kleiner worden. Dia 50: Dit gaat echt over jaren, gaat heel traag. Wanneer je bot verliest komt dit niet meer terug. Botdensitometrie: toestel waar de patiënt op gaat liggen, de röntgenbuis zit vanonder en deze gaat door de patiënt stralen. En erboven zit een detector die gaat kijken hoeveel stralen hij opvangt. Hoe denser het bot, hoe minder stralen erdoor gaan. Degene die het onderzoek doet zit zomaar naast de stralen: de dosis is hier enorm laag, nagenoeg nul. Dia 51: Enkel de dekplaat en de grondplaat is hier wit, derest is zwart (bijna lucht). Om te zien of hij al ingedeukt is moeten we kijken naar het afvlakken van de wervel (maar dorsaal: alle randen zijn concaaf). Dia 52: Wigvormige afvlakking: anterieure afvlakking, deze gaat de kyfose terwerkstelligen. Dia 54: Het kan ook gebeuren dat we osteoporose hebben langs de achterkant van de wervel, hier spreken we dan van een crush wervel = posterieure afvlakking. Het kan ook dat de zwakke grond en dekplaten begeven onder de druk van het gewicht en dan spreken we van een diabolo, zowel boven als onderaan verlies van hoogte vooral in het midden. Dia 57: Als je medicatie wil krijgen of je wilt in het acute moment een behandeling uitvoeren. Behandeling: medicamenten geven (kyfose niet oplossen), een kyfoplastie: cement inspuiten in de wervel zodat deze niet meer kan afbrokkelen ofwel de wervel opblazen zodat deze terug gaat oprekken.

Probleem: als je wilt dat ze je wervels oprekken dan moet dit binnen de 1 e weken gebeuren maar de terugbetaling is enkel als de fractuur 3 maanden bestaat (dan heeft het geen zin meer). Het betonneren en de medicatie: 2 standaarddeviaties minder botmassa dan een normale persoon hebben, je moet een graad 2 hebben voor terugbetaling. 2e mogelijkheid: de absolute hoogte meten en vergelijken met de bovenliggende wervel: alles meer dan 4mm wordt het terugbetaald. Dia 58: bij osteoporose gaan er veel problemen mee gepaard: -

bij een wervelfractuur heeft een persoon met osteoporose 5x meer kans om dit opnieuw voor te hebben. 1/5 vrouwen zal een nieuwe wervelfractuur hebben het jaar nadien. Bij een wervelfractuur door osteoporose dan heb je 2x zoveel kans om een femurkop fractuur te krijgen.

Dia 60: Fracturen: door een trauma. Hoe onderscheiden we een fractuur van degeneratie op een foto? -

1e teken: hoogteverlies 2e teken: een scherpe rand (een oude fractuur gaat nooit een scherpe rand hebben) 3e teken: de dense lijn binnenin: alle trabekels zijn door elkaar gezakt

Dia 61: Wat doen we bij een recente fractuur? De druk afnemen van de wervel, schroeven in de pedikels van de 2 bovenliggende en 2 onderliggende wervels, en m’n steekt daar een metalen staaf aan de 2 kanten door. Zo wordt de wervel volledig ontlast en heeft tijd om te herstellen. Dia 63: Normaal op dorsaal niveau gaan we bijna nooit interfacettaire artrose krijgen. Tenzij een patiënt ergens overbelasting heeft gecreëerd door bijvoorbeeld trauma (secundair). Dia 64: Vooraan afgevlakt, het is denser maar we zien een mooie afgelijnde uitbochting dus dit lijkt eerder op een osteofyt = oude fractuur. Op termijn gaat je lichaam dit proberen herstellen, er bloed naar sturen en callus vormen: dan krijg je mooie afgeronde wervels. Dia 65: Ander teken van een recente fractuur: kan je op de face opname gaan zien, bij een fractuur die breekt komt er bloed, en dat bloed moet naar de weke delen rond de wervel gaan (paravertebrale of vertebrale weke delen). En dat kan je zien op de foto. Dia 66: Als het te erg wordt dan heb je niet zo veel meer aan gewone foto’s. Heel erge fractuur: CT-scan. Om naar het merg te kijken: MRI.

Dia 69: Ziekte van sheuermann: dit is een groeiziekte van de grond en dekplaten, een afwijking die voornamelijk voorkomt bij kinderen tussen de 10 en 18 jaar. Ziekte waardoor de groeikernen abnormaal evolueren. We zien een gaatje in de grondplaat: deze worden zwak, dan kan de nucleus pulposus van de tussenwervelschijf door de zwakke grondplaat naar binnen schieten (hernia). = intravertebrale hernia = schmorll nodules We zien dit op verschillende niveaus. Dit kan heel veel last geven aan deze kinderen, chronische last in de rug. Dia 75: Spondylitis ankylosans: dit wordt gelinkt aan bloedonderzoek. Dia 76: Syndesmofiet: gaat het ligament volgen, dit loopt van boven naar beneden. Deze groeit dus naar boven of naar beneden. Deze gaat veel sneller overbruggen. Osteofyt: Als we degeneratie krijgen dan worden de wervels belast en krijgen we botnieuwvorming: dan gaat de osteofyt mooi horizontaal evenwijdig met de dekplaat groeien. Pas als deze heel groot worden krijgen we een papegaaibek: horizontaal spoor dat aan elkaar groeit....


Similar Free PDFs