Examen juni (het hoofd + de arm) PDF

Preview

Summary

Download Examen juni (het hoofd + de arm) PDF

Description

Het hoofd 1. De beenderen van het hoofd DE SCHEDEL OF HET CRANIUM BESTAAT UIT: Het voorhoofdsbeen OF os frontale Het achterhoofdsbeen OF os occipitale Het wandbeen OF os parietale Het slaapbeen OF os temporale

HET AANGEZICHT BESTAAT UIT: De bovenkaak OF maxilla De onderkaak OF mandibula Het neusbeen De jukbeenderen

1.1. De schedel OF het cranium KENMERKEN:

 

Grote elasticiteit Grote weerstand1 tegen uitwendig geweld

voorhoofdsbeen OF os frontale

wandbeen OF os parientale slaapbeen OF os temporale

neusbeen achterhoofdsbeen

jukbeen

OF

bovenkaak OF maxilla

kaakgewricht

onderkaak OF mandibula

1 Wordt nog verbeterd door de verbindingsnaden tussen de ≠ stukken en verbenen pas op 2 jarige leeftijd.

Jana Verrijcken

1

2. De gewrichten NAADVERBINDINGEN VAN DE SCHEDEL KAAKGEWRICHT GEWRICHT TUSSEN

SOORT GEWRICHT:  Synarthrosen of onbeweeglijke gewrichten  Scharniergewricht

 Zadelgewricht

ACHTERHOOFD EN ATLAS = BOVENSTE OF EERSTE HALSWERVEL

BEWEGING MOGELIJK:

-

Onbeweeglijk2

Open en sluiten van de mond 2-ASSSIG: - Voorwaarts- en rugwaarts buigen - Links- en rechts buigen -

3. De spieren FUNCTIES:

  

Kauwen Gezichtsuitdrukkingen maken Hals bewegen

3.1. De spieren van het aangezicht en hals BESTAAN UIT:

-

Kauwspier OF m. masseter Slaapspier OF m. temporalis Voorhoofdspier OF m. frontalis Circulaire oogspier OF m. orbicularis oculi Circulaire mondspier OF m. orbicularis oris Wangspier OF m. buccinator Borstbeen-sleutelbeen-tepelspier OF m. sternocleidomastoideus Monninkskapsier OF m. trapezius

3.1.1. Kauwspier OF m. masseter 3

OORSPRONG 4

INSERTIE

FUNCTIE werken samen

- Jukbeen - Onderkaak  Kauwen

3.1.2. Slaapspier OF m. temporalis (ligt op het slaapbeen) OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

- Slaapbeen - Onderkaak  Mond dicht houden

2 Worden bij elkaar gehouden door een dunne laag bindweefsel. 3 Stuk dat vast blijft. 4 Stuk dat beweegt.

Jana Verrijcken

2

3.1.3. Voorhoofdspier OF m. frontalis (ligt op het voorhoofdsbeen - Wenkbrauwen - Huid van het voorhoofd - Voorhoofdsbeen  Wenkbrauwen optrekken

OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

3.1.4. Circulaire oogspier OF m. orbicularis oculi (omringt het o - Bot rond de oogkas - Ooglid - Huid rond het oog  Ogen knipperen

OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

3.1.5. Circulaire mondspier OF m. orbicularis oris (ligt rond de - Bot rond de mond - Lippen - Huid rond de mond  Lippen tuiten

OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

3.1.6. Wangspier OF m. buccinator (zit in je wang) - Laterale zijde van boven- en onderkaak - Lippen - Huid rond de mond  Helpt voedsel in contact brengen met de tanden tijdens het kauwen

OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

3.1.7. Borstbeen-sleutelbeen-tepelspier OF m. sternocleidomastoideus (ligt aan de voorzijde van de hals)

OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

- Borstbeen - Sleutelbeen - Processus mastoideus5  Zijwaarts bewegen

3.1.8. Monninkskapspier OF m. trapezius (antagonist van OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE



Achteraan het hoofd Alle hals- en borstwervels Sleutelbeen Schouderblad Hoofd rechtop houden

5 Bot achter het oor.

Jana Verrijcken

3

m. frontalis m. temporalis m. orbicularis oculi

m. orbicularis oris

m. masseter

m. sternocleidomastoideus

m. buccinator m. trapezius

Jana Verrijcken

4

De arm 1. De beenderen van de schoudergordel 6

DE SCHOUDERGORDEL BESTAAT UIT:

-

2 sleutelbeenderen OF clavicula 2 schouderbladen OF scapula

 

S-vormig been Verbindt het schouderblad OF scapula met het borstbeen OF sternum

 

Plat, driehoekig been Zit vast via het sleutelbeen OF clavicula aan het borstbeen OF sternum Aanhechting van vele spieren7 Aanhechting van de arm8

SLEUTELBEEN OF CLAVICULA

 

schoudertop OF acromium ravenbeksuitsteeksel OF processus coracoideus

SCHOUDERBLAD OF SCAPULA

schouderbladdoorn schouderkom

6 Het omringt de bovenkant van de wervelkolom en biedt een aanhechtingsplaats voor de bovenste ledematen. 7 Hierdoor wordt het schouderblad OF scapula op zijn plaats gehouden. 8 Hierdoor de grote beweeglijkheid van de arm aan de schouder.

Jana Verrijcken

5

T 1 (thoracale wervel 1)

sleutelbeen

rib 1

schouderblad OF scapula

T 12 (thoracale wervel 12) zwevende rib

L 1 (lumbale wervel 1)

2. De beenderen van de arm BESTAAT UIT:

-

Het opperarmbeen OF humerus De ellepijn OF ulna Het spaakbeen OF radius De polsbeentjes OF ossa carpi De middenhandsbeentjes OF ossa metacarpalia De vingerkootjes OF phalanges

OPPERARMBEEN OF HUMERUS

 





Jana Verrijcken

Pijpbeen Vormt met de ellepijn OF ulna en het spaakbeen OF radius het ellebooggewricht De bolvormige kop heeft contact met de schouderkom op het schouderblad OF scapula (proximaal) Driehoekig uiteinde (distaal)

kop

kraaibeksholte gewrichtsoppervlak met spaakbeen OF radius

gewrichtsoppervlak met ellepijn OF ulna

6



Mediaal been in de onderarm



Proximale deel heeft een groter gewrichtsoppervlak dan distale deel Vormt met het opperarmbeen OF humerus en het spaakbeen OF radius het ellebooggewricht Vormt met de polsbeentjes OF ossa carpi het polsgewricht

(aan de pinkzijde)

ELLEPIJP OF ULNA





elleboogstop kraaibeksuitsteeksel proximaal

distaal

 

Pijpbeen Lateraal been in de onderarm (aan de duimzijde)

SPAAKBEEN OF RADIUS

lateraal



POLSBEENTJES

 

OF OSSA CARPI



mediaal

Korte, onregelmatige beenderen 8 in totaal (2 rijden van 4) Vormen de overgang naar de middenhandsbeentjes OF ossa metacarpalia 0 handwortelbeentjes

proximaal

proximaal

distaal



METACARPALIA



Lange lichtjes gebogen beentjes, met een rond lichaam 5 in totaal Onregelmatig van vorm aan het proximale uiteinde Bolvormig aan de distale zijde

VINGERKOORTJES

 

Lange beentjes 14 in totaal

OF PHALANGES



Holvormig aan de proximale zijde Bolvormig aan de distale zijde

MIDDENHANDS -BEENTJES OF OSSA

 

distaal proximaal

(3 voor elke vinger, 2 voor de duim)



distaal

Jana Verrijcken

7

3. De gewrichten 3.1. Het schoudergewricht, het ellebooggewricht, het polsgewricht, de gewrichten van de hand

HET SCHOUDERGEWRICHT

SOORT GEWRICHT: 1. Gewricht tussen het schouderblad OF scapula en het opperarmbeen OF humerus  Kogelgewricht9

BEWEGING MOGELIJK: 3-ASSIG: - Anteflexie en retroflexie - Adductie en abductie - Endorotatie en exorotatie - Circumductie

sleutelbeen OF clavicula

schoudertop OF acromium

ravenbekuitsteeksel OF processus coracoideus

humeruskop

schouderkom OF glenoid

schouderblad OF scapula

opperarmbeen OF humerus

HET ELLEBOOGGEWRICHT

1. Gewricht tussen het opperarmbeen OF humerus en de ellepijp OF ulna  Scharniergewricht

1-ASSIG: - Flexie en extensie

9 Gewrichtskop is groter dan de gewrichtskom.

Jana Verrijcken

8

kraaibeksholte

opperarmbeen OF humerus spaakbeen OF radius

elleboogstop ellepijp OF ulna

kraaibeksuitsteeksel

HET POLSGEWRICHT

DE GEWRICHTEN VAN DE HAND

1. Het spaakbeen OF radius en de ellepijp OF ulna vormen 1 hol gewrichtsvlak 2. De polsbeentjes OF ossa carpi vormen 1 bol gewrichtsvlak  Ellipsoïde gewricht

2-ASSIG: - Palmairflexie10 en dorsaalflexie11 - Adductie en abductie

1. Gewricht tussen de polsbeentjes OF ossa carpi en de middenhandsbeentjes OF ossa metacarpalia  Zadelgewricht 2. Gewricht tussen de middenhandsbeentjes OF ossa metacarpalia en de proximale vingerkootjes OF phalanges  Kogelgewricht 3. Vingerkootjes OF phalanges onderling  Scharniergewricht

1-ASSIG: - Adductie en abductie

3-ASSIG: - Flexie en extensie - Adductie en abductie - Samen circumductie 1-ASSIG: - Flexie en extensie

10 Buigen naar de handpalm toe. 11 Buigen naar de handrug toe.

Jana Verrijcken

9

vingerkootjes OF phalanges

vingerkootjes OF phalanges onderling

vingerkootjes OF phalanges onderling

gewricht tussen de middenhandsbeentjes OF ossa metacarpalia en de proximale vingerkootjes OF phalanges

gewricht tussen de polsbeentjes OF ossa carpi en de middenhandsbeentjes OF ossa metacarpalia

polsbeentjes OF ossa carpi

spaakbeen OF radius

ellepijp OF ulna

middenhandsbeentjes

Jana Verrijcken

10

4. De spieren van de schouder en de arm 4.1. De schouderspieren BESTAAT UIT:

-

Deltaspier OF m. deltoideus Bovengraatspier OF m. supraspinatus Ondergraatspier OF m. infraspinatus Opperarmbeenspier OF m. coracobrachialis Onderschouderbladspier OF m. subscapularis Kleine rolronde armspier OF m. teres minor Grote rolronde armspier OF m. teres major

4.1.1. Deltaspier OF m. deltoideus OORSPRONG INSERTIE

FUNCTIE

   

Sleutelbeen Schouderblad Opperarm Gewricht op zijn plaats houden Voorwaarts heffen (voorste deel) Abductie (middelste deel) Achterwaarts heffen (achterste deel)

4.1.2. Bovengraatspier OF m. supraspinatus OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

 

Boven de schouderbladdoorn Opperarm Abductie Exorotatie

4.1.3. Ondergraatspier OF m. infraspinatus OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

 

Onder de schouderbladdoorn Opperarm Abductie Exorotatie

4.1.4. Opperarmbeenspier OF m. coracobrachialis OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

Jana Verrijcken

 

Schouderblad Opperarm Interne rotatie Adductie

11

4.1.5. Onderschouderbladspier OF m. subscapularis OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

 

Schouderblad Opperarm Interne rotatie Adductie

4.1.6. Kleine rolronde armspier OF m. teres minor OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

- Schouderblad - Gedeeltelijk aan de m. infraspinatus - Opperarm  Externe rotatie  Adductie

4.1.7. Grote rolronde armspier OF m. teres major OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

 

Schouderblad Opperarm Interne rotatie Adductie

4.1.8. Rotatorenmanchet OF rotator cuff BESTAAT UIT:

-

Bovengraatspier OF m. supraspinatus Ondergraatspier OF m. infraspinatus Kleine rolronde armspier OF m. teres minor Onderschouderbladspier OF m. subscapularis

de spieren moeten qua kracht in evenwicht zijn met de deltaspier OF m. deltoideus

ZO NIET: dan zal de kop van het opperarmbeen OF humerus tegen de schoudertop OF acromium duwen waardoor de supraspinatuspees en de slijmbeurs gekneld worden en ontstoken geraken

PREVENTIE: versterken van de rotatorenmenchet OF rotator cuff

Jana Verrijcken

12

ventraal

m. deltoideus m. subscapularis m. coracobrachialis m. infraspinatus

dorsaal

m. supraspinatus

m. teres minor

m. infraspinatus

m. teres major

Jana Verrijcken

13

4.2. De bovenarmspieren 4.2.1. De strekkers (dorsaal) BESTAAT UIT:

-

3-hoofdige armspier OF m. triceps brachii

4.2.1.1.

3-hoofdie armspier OF m. triceps brachii Lange hoofd OF caput longum: - Schouderblad - Mediale hoofd OF caput mediale: - Opperarm (mediale zijde) - Laterale hoofd OF caput laterale : - Opperarm (laterale zijde) - Ellepijp  Extensie v/d arm -

OORSPRONG

INSERTIE FUNCTIE

4.2.2. De buigers (ventraal) BESTAAT UIT:

-

2-hoofdige armspier OF m. biceps brachii

4.2.2.1.

2-hoofdige armspier OF m. biceps brachii -

OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

  

Lange hoofd OF caput longum en korte hoofd OF caput breve: - Schouderblad Spaakbeen Flexie v/d arm Abductie (lange hoofd OF caput longum) Adductie (korte hoofd OF caput breve)

4.3. De onderarmspieren 4.3.1. De buigers (ventraal, oppervlakkige groep) BESTAAT UIT:

-

Ronde vooroverkantelaar OF m. pronator teres Radiale handbuiger OF m. flexor carpi radialis Lange handpalmbuiger OF m. palmaris longus Ulnaire handbuiger OF m. flexor carpi ulnaris Oppervlakkige vingerbuiger OF m. flexor digitorum superficialis

Jana Verrijcken

14

4.3.1.1. OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

4.3.1.2. OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

4.3.1.3. OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

4.3.1.4.

OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

4.3.1.5.

OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

Ronde vooroverkantelaar OF m. pronator teres - Ellepijpzijde opperarm - Ellepijp - Spaakbeen  Pronatie v/d arm

Radiale handbuiger OF m. flexor carpi radialis - Ellepijpzijde opperarm - Basis middenhandsbeentjes van wijs-en middelvinger  Palmaire buiging v/d pols

Lange handpalmbuiger OF m. palmaris longus 

Ellepijpzijde opperarm Op een peesblad Flexie v/ elleboog en hand

Ulnaire handbuiger OF m. flexor carpi ulnaris - Ellepijpzijde opperarm - Elleboogstop - Polsbeentjes  Flexie v/d pols

Oppervlakkige vingerbuiger OF m. flexor digitorum superficialis (ligt onder al de bovenstaande spieren) 

Ellepijpzijde opperarm 2de kootjes v/d 4 vingers12 Flexie v/d hand

12 Duim niet.

Jana Verrijcken

15

4.3.2. De buigers (ventraal, diepe groep) BESTAAT UIT:

-

Diepe vingerbuiger OF m. flexor digitorum profondus

4.3.2.1. OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

Diepe vingerbuiger OF m. flexor digitorum profondus 

Ellepijp 3de kootjes v/d 4 vingers13 Flexie v/d pols en vingers

4.3.3. De strekkers (radiaal) BESTAAT UIT:

-

Armbeen-spaakbeenspier OF m. brachioradialis Lange radiale handstrekker OF m. extensor carpi radialis longus Korte radiale handstrekker OF m. extensor carpi radialis brevis

4.3.3.1. OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

4.3.3.2. OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

4.3.3.3. OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

Armbeen-spaakbeenspier OF m. brachioradialis 

Spaakbeenzijde opperarm Spaakbeen Flexie v/d onderarm

Lange radiale handstrekker OF m. extensor carpi radial  

us

Spaakbeenzijde opperarm Spaakbeen Extensie v/d hand Flexie v/d elleboog

Korte radiale handstrekker OF m. extensor carpi radialis brevis  

Spaakbeenzijde opperarm 3de middenhandsbeentje Extensie v/d hand Flexie v/d elleboog

4.3.4. De strekkers (dorsaal, oppervlakkige groep) BESTAAT UIT:

13 Duim niet.

Jana Verrijcken

16

-

Gezamenlijke vingerstrekker OF m. extensor digitorum manus Strekker van de pink OF m. extensor digiti minimi

4.3.4.1. OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

4.3.4.2. OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

Gezamenlijke vingerstrekker OF m. extensor digitorum manus 

Spaakbeenzijde opperarm 2de en 3de vingerkootje Extensie v/d vingers

Strekker van de pink OF m. extensor digiti minimi 

Spaakbeenzijde opperarm 2de en 3de vingerkootje Extensie v/d pink

4.3.5. De strekkers (dorsaal, diepe groep) BESTAAT UIT:

-

Strekker van de wijsvinger OF m. extensor indicis Achteroverkantelaar OF m. supinator

4.3.5.1. OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

4.3.5.2. OORSPRONG INSERTIE FUNCTIE

Strekker van de wijsvinger OF m. extensor indicis 

Ellepijp 2de en 3de vingerkootje v/d wijsvinger Extensie v/d wijsvinger

Achteroverkantel 

Spaakbeenzijd Spaakbeen Supinatie

spieren voorzijde opperarm (ventraal)

Jana Verrijcken

17

m. coracobrachialis m. biceps brachii (korte hoofd OF caput brevis)

m. biceps brachii (lange hoofd OF caput longum)

m. triceps brachii (mediale hoofd OF caput mediale) m. brachioradialis

spieren achterzijde opperarm (dorsaal)

m. triceps brachii (lange hoofd OF caput longum)

m. triceps brachii (laterale hoofd OF caput laterale)

m. brachioradialis elleboogstop m. extensor carpi radialis longus

spieren voorzijde onderarm (ventraal) m. biceps brachii

Jana Verrijcken

18

m. brachiaradialis

m. flexor carpi radialis

m. pronator teres m. palmaris longus m. flexor carpi ulnaris

m. flexor digitorum superficialis

flexor retinaculum

spieren achterzijde onderarm (dorsaal) m. triceps brachii m. brachioradialis m. extensor carpi radialis longus

m. extensor digitorum manus m. flexor carpi ulnaris

extensor retinaculum

Jana Verrijcken

19

+ spieren achterzijde arm (dorsaal)

m. deltoideus

m. teres major m. triceps brachii (laterale hoofd OF caput laterale)

m. brachioradialis

m. extensor carpi radialis longus

m. extensor carpi radialis brevis

m. extensor digiti minimi extensor retinaculum

Jana Verrijcken

20...