Fin m en p hfdstk 8 - Samenvatting financiële markten en producten hoofdstuk 8 PDF

Title Fin m en p hfdstk 8 - Samenvatting financiële markten en producten hoofdstuk 8
Course Financiële markten en producten
Institution Universiteit Hasselt
Pages 9
File Size 104.4 KB
File Type PDF
Total Downloads 49
Total Views 123

Summary

Samenvatting financiële markten en producten hoofdstuk 8...


Description

Fin. m en p: Hoofdstuk 8 kredietverlening aan particulieren en vennootschappen 1 Inleiding 









Kredietverlening = overdracht van financiële middelen van de kredietgever aan de kredietnemer tijdens een contractueel bedongen termijn  Kredietnemer betaalt hoofdsom met intrest a. Op vervaldag b. Vooraf door geleidelijke aflossingen Kredietverlening gebeurt op de primaire markt en legt een verband tussen de reële economie en de financiële sfeer  Sommige kredieten kunnen op de secundaire markt verhandeld worden Voorbeelden van kredieten aan particulieren  Hypothecair krediet  Consumentenkrediet Ondernemingen gebruiken kredieten voor  Liquiditeitsbehoeften tijdens de productie- en commercialiseringscyclus  Investeringen financieren  Productie- en commercialiseringskosten financieren Omdat kredietgever altijd risico oploopt van niet-terugbetaling en van niet-rentebetaling past hij hogere debetrenten toe voor debiteuren met een zwakkere fin. positie  Helpt weinig  Daarom bedingt kredietgever waarborgen  Vb. van waarborg: o Persoonlijke borgstelling door de eigenaars van een onderneming op eigen vermogensobjecten o Hypotheekvestiging op onroerende goederen

2 Kredieten aan ondernemingen 

Hefboomwerking:  Geld lenen tegen debetrente van 4 %  => opbrengst realiseren van 6 %  => winst voor belastingen stijgt, omdat de intresten op opgenomen kredieten fiscaal aftrekbaar zijn

2.1 Kortlopende kredieten aan ondernemingen 2.1.1 Kaskrediet of voorschot in rekening-courant  



= financieringsovereenkomst in beginsel van onbepaalde duur = onderneming mag op haar rekening-courant in EUR of in vreemde deviezen tot een overeengekomen maximumbedrag een debetpositie aanhouden (onder nul gaan): het bedrag van de kredietlijn of plafond Waarvoor gebruikt de onderneming het kaskrediet?







 



 

1. Cheques uitschrijven 2. Overschrijvingen doen 3. Facturen domiciliëren 4. Contanten opnemen Kaskrediet = zeer soepele kredietvorm  Waarom? (voordelen kaskrediet) o Geen bijkomend doc vereist bij opname van het krediet o Je kan eender welk ogenblik over beschikken o Je kan automatisch nieuwe bedragen opnemen, wel binnen de grenzen van de kredietlijnen o Elk moment kan er terugbetaald worden Kaskrediet geschikt voor:  Ondernemingen waarvan de behoeften aan bedrijfskapitaal fluctueren o Vb. onderneming: bedrijven met seizoensgebonden productie Nadeel kaskrediet: hoge kostprijs  Kostprijs bestaat uit: 1. Kredietopeningsprovisie (reservatiecommissie) = vergoeding fin. inst. die het maximale bedrag altijd beschikbaar moet houden 2. Basisrentevoet 3. Marge Kredietopeningsprovisie wordt berekend op volledige kredietlijn ongeacht of het krediet effectief opgenomen wordt of niet Basisrentevoet:  Bepaalt in functie van de geldmarktrente  Kan aangepast worden tijdens de looptijd van het kaskrediet Basisrente wordt verhoogd met een marge (0,5 % tot 1 %) in functie van:  Het geschatte risico  De relatie met de cliënt Debetrente = basisrente + marge  Periodiek aangerekend op de effectief opgenomen bedragen Beide partijen kunnen een kaskrediet opzeggen  Na korte tijd, max. 6 maanden, moet het worden afgelost

2.1.2 Voorschotten op vaste termijn (straight loans) 

 



Straight loan = een vast bedrag voor een vaste termijn en tegen een vooraf bepaalde rentevoet  Wordt toegerekend van een maand tot een jaar voor grote bedragen  Bedrag in 1 keer opgenomen o Op vervaldag: hoofdsom + verschuldigde intresten Kostprijs straight loan is gebonden aan interbankenrente Marge op interbankenrente varieert in functie van: 1. Kwaliteit van de debiteur 2. Concurrentie tussen de financiële inst. Straight loan goedkoper dan kaskrediet omdat:

 Geen onmiddellijk beschikbare liquiditeiten nodig om te voldoen aan de wisselende tussentijdse debetstanden

2.1.3 Voorschotten op facturen of vorderingsstaten  

Ondernemingen kunnen krediet opnemen met verkoopfacturen als onderpand Aannemers van openbare werken kunnen voorschotten krijgen op hun vorderingsstaten

2.1.4 Disconto- en acceptkredieten 2.1.4.1 Discontokredieten  Discontokrediet maakt gebruik van de wisselbrief  De wissel = een titel waarbij de trekker (crediteur) de opdracht geeft aan de betrokkene (debiteur) op de vervaldag een bepaalde som te betalen aan de begunstigde of nemer o Begunstigde kan trekker zelf zijn o Als betrokkene wissel accepteert, dan zijn de vermeldingen niet meer betwistbaar  Discontokrediet = kredietvorm waarbij een kredietinst. tot een bepaald bedrag wissels disconteert die getrokken zijn door of op haar cliënt.  Elke vorm van discontokrediet voldoet aan een specifieke behoefte voor binnenlandse kredietverlening  Vormen discontokrediet: 1. Klantendisconto of cedentendisconto 2. Leveranciersdisconto  Klantendisconto = kredietinst. disconteert wissels die haar cliënt getrokken heeft op zijn handelsdebiteuren  Cliënt = trekker en begunstigde van de wissel  Kostprijs = discontovoet + een marge en diverse (invorderings)kosten  Verkoper trekt wisselbrief op afnemer o Kosten (intrest en provisies) zijn voor de trekker-verkoper o Netto-bedrag gecrediteerd op rek. van trekker  Geschikt voor: o Verkopers die uitstel van betaling verleenden aan hun afnemers, maar toch liquide middelen willen hebben  Leverancierskrediet = cliënt van de kredietinst. is de betrokkene van de wissel  Levert liquiditeiten aan de koper, die geen uitstel van betaling verkreeg of contant wilde betalen, bv. om te genieten van een korting  Koper verkrijgt krediet van de bank binnen de toegestane kredietlijn  Leverancier-trekker stuurt wissel naar bank  Lev.-trekker ontvangt nominale bedrag van de wissel  Rek. betrokkene wordt gedebiteerd voor het agio (disconto en andere kosten)  Op vervaldag moet koper-kredietnemer nom. Bedrag van wissel aan bank betalen

2.1.4.2 Acceptkredieten  Voor invoer- en uitvoerverrichtingen



 

 Gebeurt als: o Belgische exporteur uitstel van betaling verleende aan zijn buitenlandse klant o Belgische importeur ingevoerde goederen onmiddellijk moet betalen aan zijn buitenlandse lev. Acceptkrediet = overeenkomst waarbij de kredietinst. de begunstigde de toestemming geeft om wissels op de bank zelf te trekken en zich ertoe verbindt die wissels tot een bepaald bedrag te aanvaarden  Begunstigde moet op vervaldatum bedrag voor betaling van wissels klaar hebben Bankaccept = wissel met als trekker een cliënt van een bank en als betrokkene de bank zelf  Bank accepteert wissel en wordt wissel ter verdiscontering aangeboden Gebruik bankaccept voor invoertransacties verloop als volgt:  Belgische importeur, die contant moet of wil betalen, kan wissels op zijn bank trekken om invoer te financieren  => bank accepteert wissel om hem vervolgens te disconteren  => nettobedrag (nom. bedrag min de intresten en kosten) wordt gecrediteerd op rek. van importeur  => die gelden dienen om de invoer te betalen  => vervaldag moet importeur het nom. bedrag aan bank vergoeden (gebruik bankaccept voor uitvoer verloopt analoog)



 



 

Bankaccept = risico voor bank, omdat  Acceptatie vanwege bank houdt geen belofte in om de schuld van de buitenlandse klant te betalen Opbrengst in buitenland moet wel worden overgemaakt aan bank Bankacceptkrediet => documentair krediet, door tussenschakeling van de bank van de debiteur in het betalingsschema  Waarom inlassen van documentair krediet? o Betaling door buitenlandse klant veilig stellen Discontokrediet vs. voorschot op vaste termijn  Beide kredietvorm dekken eenzelfde behoefte: opvang van een bepaald liquiditeitskort voor een bepaalde periode  Discontokrediet 2 tot 3 % duurder dan voorschot op vaste termijn Disconto- en acceptkrediet voordeliger dan kaskrediet Factoren functieverlies wisselbrieven: 1. Wissels geven tot administratieve kosten bij banken en betrokken marktpartijen 2. Het is soms lastig voor crediteur om van zijn tegenpartij de acceptatie van een wissel te eisen 3. Gegevens over Belgische debiteur laten, bijgehouden door NBB, toe solvabiliteit beter te bepalen

2.2 Kredieten aan ondernemingen op middellange en lange termijn 2.2.1 Investeringskredieten = alle leningen voor de investeringen van industriële, commerciële, landbouwbedrijven en overheidssector (bredere betekenis)

= langlopende kredieten en kredieten op middellange termijn aan industriële en commerciële bedrijven (engere betekenis)   



Duur krediet = tussen 3-5 jaar en beperkt tot economische levensduur van het investeringsgoed Investeringskrediet wordt gebruikt voor financiering van MVA, FVA, IVA, fin. activa en bedrijfskap. Opneming krediet:  Begin investering  Periodiek (bewijzen nodig bv. facturen) Prime rate –debetrentevoet voor investeringskredieten wordt dagelijks vastgelegd op basis van rendementen op OLO’s of lineaire obligaties met vergelijkbare looptijden  Prime rate ligt hoger dan OLO-rendement, wegens o Hogere liquiditeits- en solvabiliteitsrisico  Prime + marge weerspiegelt debiteurenrisico

2.2.2 Roll-over-kredieten = krediet op lange termijn (1 tot 10 jaar) dat wordt toegerekend en opgenomen als opeenvolgende voorschotten op KT (3-6 maanden) = aaneenschakeling van straight loans 



Voordelen: 1. Flexibiliteit: kredietnemer heeft gedurende een bepaalde periode een kredietfaciliteit ter beschikking waar hij enkel middelen van dient op te nemen wanneer hij die werkelijk nodig heeft 2. Bedrag wordt niet op voorhand vastgelegd, wat wel gebeurd bij het investeringskrediet Iedere hernieuwing roll-over-krediet = rentevoet vastgelegd  Interbankenrente wordt als referentie genomen  Kosten die de bank rekent: 1. Rentevoet o berekend op einde van deelperiode 2. marge boven rentevoet betalen o Marge afh. van kredietwaardigheid van kredietnemer 3. beschikbaarheidsprovisie (commitment fee) o betalen op deel van het krediet dat niet opgenomen werd o Beschikbaarheidsprovisie dient voor financiering van krediet 4. Dossier- en/of studiekosten

2.2.3 Bankgarantie = kredietvorm waarbij de fin. inst. een verbintenis aangaat voor rekening van haar cliënt-kredietnemer (opdrachtgever) ten voordele van een derde (begunstigde) 

Kredietnemer heeft geld nodig  Fin. inst vereffend schuld en betaalt begunstigde uit





 Achteraf, probeert fin. inst het uitbetaalde bedrag op de kredietnemer te verhalen Deze kredietvorm wordt gebruikt in:  Internationale handelstransacties waarbij de contracterende partijen elkaar niet of nauwelijks kennen Kostprijs bankgarantie is tweeledig: 1) Vast gedeelte (dossier- en studiekosten) 2) Variabel gedeelte (afh. van kredietwaardigheid van de kredietnemer en de arbeidsintensiteit van de afhandeling van het dossier)

2.2.4 Borgstelling = een persoon (de borg) verbindt zich tot de terugbetaling van een schuld aangegaan door een derde (schuldenaar) tegenover een schuldeiser.  



Schuldenaar kan schuldeiser niet betalen  Persoon die de borg verleende wordt aangesproken om de schuld te vereffenen Kostprijs: idem bankgarantie 1) Vast gedeelte (dossier- en studiekosten) 2) Variabel gedeelte (afh. van kredietwaardigheid van de kredietnemer en de arbeidsintensiteit van de afhandeling van het dossier) Persoonlijke borgstelling  Zeer risicovol o Je kan voor een bepaalde bedrag met je hele vermogen aansprakelijk gesteld worden

2.2.5 Leasing of financiehuur ≠ kredietvorm = alternatief voor het rechtstreekse opnemen van een bankkrediet 

 



Voordeel leasing:  Het gaat meestal om een 100 % financiering o De lessee moet geen kapitaal blokkeren dat hij voor andere doeleinden meer rendabel kan gebruiken o Lessee moet geen waarborgen gebruiken, omdat lessor juridisch eigenaar is van het goed Nadeel leasing: gevoelig duurder dan klassieke lening Fin. leasing = een niet-opzegbaar contract tussen twee partijen: de leasinggever (de lessor) en de leasingnemer (de lessee)  Tegen periodieke huurgelden verwerft leasingnemer het gebruik van het leaseobject zonder de juridische eigenaar te zijn  Leasingnemer beschikt over koopoptie na afloop contract  Via fin. leasing kan een onderneming een investeringsgoed verwerven zonder het met interne of externe middelen te financieren  Duur = maximale economische levensduur van het goed Operationele leasing = opzegbaar contract  Meestal zijn er bijkomende diensten aangekoppeld, zoals onderhoud en verzekering

 Investeringsgoed blijft eigendom van leasingmaatschappij tijdens hele duur van contract

2.2.6 Factoring = techniek waarbij een onderneming een contract afsluit met een factormaatschappij en zich hierin verbindt om alle of een overeengekomen deel van de facturen door te zenden  



Factormaatschappij int de facturen i.p.v. de onderneming Voordeel factoring: 1) Onderneming beschikt meteen over het geld van de facturen 2) Onderneming is beschermd tegen insolventie van haar schuldenaars Nadeel factoring: 1) Onderneming moet factormaatschappij vergoeding betalen

2.3 Uitvoerkredieten 2.3.1 Exportkredieten op KT 





Komt voor bij: a. Export van verbruiksartikelen en half afgewerkte producten b. Import van grondstoffen en consumptiegoederen Voorbeelden kredietvormen voor zowel binnen- als buitenland: a. Kaskrediet b. Straight loans c. Discontokredieten Voorbeeld kredietvorm alleen buitenland: a. Bankaccepten

2.3.2 Exportkredieten op LT 

 

Hebben betrekking tot: a) Levering van uitrustings- en investeringsgoederen, van openbare werken, dienstprestaties, zoals engineering, overdracht van knowhow enz. Financiering van zulke dingen is noodzakelijk voor de uitvoerders Hoe risico’s beperken? I. Finexpo II. Nationale Delcrederedienst

2.3.2.1 Finexpo = comité voor fin. steun aan de export 



Doel: export van de Belgische kapitaalgoederen ondersteunen door de kosten voor de financiering van de export te verlagen of te stabiliseren  Hoe? : Finexpo beschikt over budgettaire middelen op de begroting van de FOD Buitenlandse Zaken Finexpo werkt als een adviescomité voor de minister die bevoegd is voor de buitenlandse handel

2.3.2.2 De Delcrederedienst  Wat doen ze?  Verzekeren politieke en commerciële risico’s die de goede afloop van exportverrichtingen of van buitenlandse investeringen verhinderen

   



De Staat waarborgt de verbintenissen van de Delcrederedienst Delcrederedienst heeft geen monopolie, er zitten ook privéverzekeraars in Portfolio Delcrederedienst = herverzekering van polissen onderschreven door privévennootschappen Premies gegradeerd volgens: I. Risico van transactie II. Landenrisico + zie voorbeeld boek p. 194

3 Kredieten aan gezinnen 

2 belangrijkste kredieten aan gezinnen: I. Hypothecaire leningen op LT II. Consumentenkrediet

3.1 Hypothecaire leningen = alle kredieten die worden toegestaan voor privédoeleinden om zakelijke onroerende rechten te verwerven of te behouden 

 

 



Hypotheken moeten ingeschreven worden in registers, bijgehouden door hypotheekbewaarder  Waarom? o Om tegenstelbaar te zijn tegen derden Langlopend Hypotheekleningen door banken vergezeld door schuldsaldoverzekering  Deze verzekering lost de uitstaande schuld af als de kredietnemer sterft vooraleer de lening is afbetaald Hypotheekleningen toegerekend door kredietverzekeringsmaatschappijen zijn gekoppeld aan een levensverzekering Formules aflossen hoofdsom: I. Constante annuïteiten II. Vaste periodieke kapitaalaflossingen III. Facultatieve tussentijdse kapitaalaflossingen Kredietnemer kan kiezen voor verschillende formules met betrekking tot rentebetaling:  Vb. vaste rentevoet gedurende een bepaalde periode en een variabele rentevoet gedurende een ander periode  Vaststelling van een plafondrente voor bescherming van kredietnemer tegen grote fluctuaties

3.2 Consumentenkrediet 



Wordt toegestaan door: I. Vooral kredietinst II. Instellingen gespecialiseerd in het verbruikskrediet III. Verkopers van duurzame verbruiksgoederen en diensten o.v.v. erkenning Vormen consumentenkrediet: A. Verkoop op afbetaling

B. C. D. E.







Financieringshuur (leasing) Lening op afbetaling Kredietopening Permanente kredietverlening via betaal- en kredietkaarten  Kaarthouder mag tot een gegeven bedrag in het rood staan Streng gereglementeerd om: A. Misbruiken van kredietaanbieders te vermijden B. Overmatige schuldenlast van gezinnen te vermijden  Kredietnemer moet precies geïnformeerd worden over de intrestlast en de kosten op jaarbasis Minstens om de 6 maanden wordt de wettelijke maximale kostenpercentage bepaald die de kredietverstrekker mag aanrekenen, die variëren in functie van: A. Type krediet B. Looptijd’ C. Ontleende bedrag Kredietgever moet zich ook bij het register der wanbetalingen, bijgehouden door NBB, ervan gewissen of die kredietaanvrager in gebreke is gebleken...


Similar Free PDFs