Gehoor en evenwicht - PDF

Title Gehoor en evenwicht -
Course Gehoor 1
Institution Thomas More
Pages 46
File Size 2.4 MB
File Type PDF
Total Downloads 15
Total Views 165

Summary

...


Description

Gehoor en evenwicht Inleiding Audiologie = studiegebied gewijd aan het helpen van mensen met gehoor- en evenwichtsdysfuncties Audioloog = gezondheidszorgberoep = Identificatie, beoordeling, behandeling/rehabilitatie en preventie van gehooren evenwichtsstoornissen = samenwerken met andere professionals: NKO-arts, pediaters, geriaters, … Beroepsdomeinen audioloog 1. Klinische audiologie (binnen NKO-praktijk) - Audiologisch diagnostisch onderzoek - Evenwichtsonderzoek 2. Kinderaudiologie 3. Hoortoestelaanpassing (in hoorcentrum  audicien) - Hoorapparaat aanpassen - Cochleair implantaat (CI) fitten - Botverankerd hoortoestel (BAHA) aanpassen 4. Aanpassing hulpmiddelen 5. Gehoorrevalidatie - Hoortraining - Lipleesvaardigheden - Tinnitusteam - Evenwichtsfunctie revalideren 6. Preventie en voorlichting - Sensibilisering - Geluidsmetingen - Gehoorbeschermingmiddelen adviseren en aanpassen 7. Wetenschappelijk onderzoek dB-schalen dB SPL – Sound Pressure Level = Fysische of absolute decibel  Wanneer als referentie p ref (= 2,0 x 10

-5

Pa) wordt gebruikt

dB HL – Hearing Level = Fysiologische of relatieve decibel  wanneer referentie (normaalhorende jongeren)worden gebruikt dB SL- Sensation Level dB peSPL  zie otoakoestische emissies en auditief geëvokeerde potentialen

dB nHL  zie otoakoestische emissies en auditief geëvokeerde potentialen

Dia 9 Gehoordrempel beschrijven we in dB HL !! De gemiddelde gehoordrempel van de populatie = 0 dB HL

Dimensies van het hoorgebied Dia 11 - 13 Het gebied dat hoorbaar is beschrijven we via frequentie en intensiteit = objectieve parameters of fysische maten Hoe een individuele patiënt dit waarneemt wordt uitgedrukt in subjectieve maten zoals toonhoogte en luidheid Bij beiden bestaat echter geen één-op-één relatie tussen de fysische grootheid en de daar aan subjectief ervaren sensatie. Frequentiebereik Infrasoon = onhoorbaar (vibraties)  onder 20 Hz Ultrasoon = onhoorbaar  boven 20 000 Hz

Spraak uitgedrukt in dB HL  spraakbanaan

Basisfuncties van horen 

Deelproces horen o Detectie = waarnemen, boven gehoordrempel o Discriminatie = onderscheiden verschil of niet o Identificatie= nazeggen aanwijzen, geen keuzemogelijkheid o Interpretatie= betekenis koppelen

 Toonaudiometrie = enkel proces van DETECTIE evalueren Audiologisch diagnostisch proces 1. Anamnese 2. Otoscopie 3. Audiologische diagnostische testbatterij (Cross-check principe) a. Subjectieve testen i. Stemvorkproeven ii. Toonaudiometrie iii. Spraakaudiometrie b. Objectieve testen i. Impedantiemetrie ii. Otoakoestische emissies (OAEs) iii. Auditieve hersenstampotentialen (ABRs)

Toonaudiometrie Uitrusting  



Zuivere toonaudiometrie Tonale liminaire audiometrie o TONALE = zuivere tonen o LIMINAIRE = gehoordrempel o AUDIOMETRIE = test Gehoordrempel (in dB HL) o = laagste intensiteit waarop een akoestisch signaal gedetecteerd kan worden o = laagste geluidsniveau waarbij patiënt ten minste 50% van de tijd op het geluid reageert. (klinische definitie) o Frequentiegebied: 125 – 8000 Hz Basiscomponenten audiometer Kijk afbeelding

Transducers = audiometrische transducer zet elektrische energie om in akoestische energie (via luchtgeleiding) of mechanische energie (via beengeleiding).  Kleurcode: Rood  Rechteroor; Blauw  Linkeroor  Hoofdtelefoon o Luchtgeleidingdrempels o Supra-aurale hoofdtelefoon Klinisch meest gebruikt: - Geen insert phones aanwezig - Insert phones niet verdragen worden - Atresie - Doofheid o Fequentiebereik: 125 – 8000 Hz o Maximale outputniveau: 120 dB HL o Circumaurale hoofdtelefoon:  Hoge frequentie audiometrie (> 8000 Hz)  Omgevingslawaai reductie vb testen op arbeidsplaatsen/school 

!! COLLAPS van UGG!! 





Insert phones o Luchtgeleidingsdrempels o Voordelen:  Verzwakt achtergrondgeluid  Grotere interaurale attentuatie  Vermindert kans op collaps o Frequentiebereik: 125 – 8000 Hz o Maximale outputniveau 110 – 115 dB HL Luidspreker o Luchtgeleidingdrempels o Vrij veld meting o Gebruik:  Bij kinderen die geen hoofdtelefoon of insert phone verdragen  Hoorapparaat of cochleair implantaat o Geen oorspecifieke informatie, beste oor reageert Beentriller o Beengeleidingsdrempel o Mastoïdplaatsing o Voorhoofdsplaatsing o Frequentiebereik: 250 – 4000 Hz o Maximale outputniveau: 50 – 80 dB HL

Dia 12 – 13 Benodigdheden: symbolen

Luchtgeleidingsaudiometrie zonder maskeren 

Stimulatie van luchtgeleiding leidt tot ernst en vorm van gehoorverlies?

Hoe kan je luchtgeleiding stimuleren?  Zuivere toon via uitwendige gehoorgang, middenoor, cochlea, N. VIII en centraal auditief systeem

Beengeleidingsaudiometrie zonder maskeren  

Geen luchttrillingen maar directe trillingen van schedel = rechtstreekse simulatie binnenoor Beengeleidingsdrempels worden nooit afgenomen voor 125 Hz en 8000 Hz

  

Bypass van UGG en middenoor Geluidstrilling via bot (mastoïd, rotsbeen) naar cochlea Beide cochlea worden geactiveerd (zie verder maskeren)

Beengeleidingsdrempel •

Meten met beengeleider −



plaatsing: achter de oorschelp op het mastoïd

Stimulatie beide cochlea’s −

je test altijd het beste oor



andere oor meten via maskering (volgende week)



nadeel 1: tactiele stimulatie bij hoge intensiteiten



nadeel 2: tactiele stimulatie bij lage tonen

Luchtgeleidingsdrempels (LGd) en Beengeleidingsdrempels (BGd)



 Ook uitspraak gehoorverlies dus locatie van laesie

Testprocedure voor gehoordrempelbepaling en de gemodificeerde Hughson-Westlake methode •

Instructies! Zie videofragment



Meetmethode:

aard



Gehoordrempel

= laagste intensiteit waarbij een geluid bij een bepaalde frequentie waargenomen wordt en dit bij minstens 50% van de aanbiedingen −

Stijgende methode •



Nadeel: drempel soms HOGER dan werkelijke drempel (welk geluid moet patiënt verwachten?)

Dalende methode •

Nadeel: drempel soms LAGER dan werkelijke drempel (ritme!)

 Combinatiemethode: “Hughson-Westlake methode” STAPPENPLAN OEFENCOLLEGE 1. Test eerst het beste oor met luchtgeleidingstransducers 2. Start bij 1000 Hz 3. Gebruik een continue of pulserende zuivere toon 4. Start je meting bij 30 dB HL of 30 dB SL 5. Als de patiënt niet reageert, verhoog je éénmaal met 20 dB. Als de patiënt opnieuw niet reageert, verhoog je vervolgens in stappen van 10 dB tot patiënt reageert of tot het maximale intensiteitsniveau van je audiometer wordt bereikt 6. Als de patiënt wel reageert, start je met de drempelzoekprocedure = ‘down 10, 5 up’ 7. De gehoordrempel wordt vastgelegd als ten minste 2 van de 3 stijgende aanbiedingen gehoord wordt 8. (Als de patiënt zelf zijn beste oor niet kan aanduiden, bepaal je voor het andere oor ook de gehoordrempel bij 1000 Hz en stel je zo vast wat het beste oor is.). 9. Test de andere frequenties volgens een bepaalde volgorde 10.

Test het andere oor met luchtgeleiding op dezelfde manier

11.

Meet de beengeleiding (begin met het beste oor)

Indien nodig gaan we nu over tot maskeren (zie maskeren) Db SL (= Sensation Level) •

= luidheidswaarneming tov eigen gehoordrempels



Startintensiteit

= 30 dB SL bij 1000 Hz •

Wat is de startintensiteit van je audiometer in dB HL voor LG?

Hughson-Westlake Methode •



Startintensiteit: −

= 30 à 40 dB boven de drempel



30 à 40 dB SL

10 dB down −

Tot zuiver toon niet meer hoorbaar is



5 dB up



Tot zuivere toon opnieuw waarneembaar is



Tot 3 keer na elkaar REACTIE op zelfde intensiteit Dia 25 - 30

Symbolen – ongemaskeerd en gemaskeerd

Overhoren en maskeren •

Veronderstelling: −

Geluiden aangeboden aan het rechteroor worden gehoord door rechteroor



Geluiden aangeboden aan het linkeroor worden gehoord door het linkeroor

 Niet altijd waar! • •

Het komt voor dat het geluid aangeboden aan één oor gehoord wordt door het andere oor  Asymmetrische gehoordrempels

Fenomeen van OVERHOREN

Dia 34 - 35 

Terminologie o Testoor vs niet-testoor  Testoor = TO  het oor dat getest wordt of  het oor waarvoor het audiogram bepaald wordt  het oor waar de zuivere Toon wordt aangeboden  Niet – Testoor= NTO  het oor dat niet getest  het oor waar de ruis of Noise wordt aangeboden

Overhoren Crossover= zuivere toon aan TO stimuleert NTO

Overhoren = BG drempel van NTO wordt overschreden door zuivere toon aangeboden door TO

Overhoren = beengeleidingsmechanisme



Beengeleider: −

Beide cochlea bestaan uit beenderige structuur



Trillingen via beengeleider zetten zich voort via schedelbeenderen



Beide cochlea worden gestimuleerd!!



Hoofdtelefoon: kussentjes van hoofdtelefoon zitten vrij strak op oorschelp en hoofd −

Lage intensiteit: dempend rubberen kussen tussen hoofdtelefoon en schedel zorgt dat schedel NIET in trilling wordt gebracht



Hoge intensiteit: schedel wordt WEL in trilling gebracht  hoofdtelefoon functioneert dan als BEENGELEIDER

Interaurale attenuatie/verzwakking (=IA) •

= de verzwakking in geluidsenergie wanneer een geluid van het ene (ipsilaterale) oor, de schedel moet overbruggen, om het andere (contralaterale) oor te bereiken



= Het hoofd biedt een weerstand tegen overdracht van geluidsenergie



IA neemt toe naarmate de contactzone tussen de transducer en de schedel vermindert:

Interaurale attenuatie – transducer afhankelijk •

Minimale interaurale attenuatiewaarden: −

IA voor beentriller = 0 dB



IA voor supra-aurale hoofdtelefoon = 40 dB



IA voor insert phone = 55 dB

Dia 42 Maskeerruis •

Smalbandruis of narrowband noise (NBN) met breedte van 1/3 octaaf



In dB EM (Effective Masking) of dB EML (Effective Masking Level)

Occlusie-effect Betere BG drempels in geoccludeerde conditie Klinisch maskeren •

De vraag die je steeds moet stellen tijdens toonaudiometrie: IS ER KANS OP OVERHOREN? 1. NEEN  ongemaskeerde drempels = werkelijke drempels 2. JA  ongemaskeerde drempels = schaduw drempels



Oplossing: MASKEREN

Overhoren – asymmetrische gehoordrempels

Maskeerregels Beengeleidingsdrempels: -

ABG = LGd TO – BGd TO (> of =) IA BG ABG (> of =) 15 dB

Luchtgeleidingsdrempels via hoofdtelefoon (of inserts) -

LGd TO – BGd NTO (> of =) IA LG LGd TO – BGd NTO (> of =) 40 dB (of 55 dB)

= ANTWOORD JA?  MASKEREN Dia 48

Kans op overhoren? TO = R en NTO = L



Frequenties die WEL gemaskeerd moeten worden  voorlopig nog schaduwdrempels −

BG maskeren voor 2000 en 4000 Hz



LG maskeren voor 2000 en 4000 Hz



Frequenties die NIET gemaskeerd moeten worden  werkelijke drempels



BG: 250, 500,1000 Hz; LG: 250, 500, 1000 Hz

Maskeerprocedure voor zuivere toonaudiometrie •

= verhinderen van overhoren −

Zeker zijn dat je de werkelijke drempels van het testoor meet



Niet-testoor mag NIET helpen

 uitschakelen •

MASKERENDE RUIS aanbieden aan NIET-TESTOOR −

Niet-test oor zal TIJDELIJK ONGEVOELIG gemaakt worden



smalbandruis (centerfrequentie gelijk aan toon)Dia 53-54 (HOOD)

Vooraleer je start met de maskeerprocedure van HOOD moet je eerst 2 grenswaarden bepalen voor de maskeerruis die je zal aanbieden •

Hoeveel maskeerruis aanbieden? −

Te zacht: de testtoon wordt nog steeds overhoord •

Initiële maskeerniveau = STARTRUIS Luchtgeleiding: LGd NTO + 15 dB Beengeleiding: LGd NTO + 15 dB + OE (occlusie effect)



Te luid: de maskeerruis zal worden overhoord in het testoor •

Maximale effectieve maskeerniveau  OVERMASKEREN Voor LG en BG zelfde formule: Echte BGd TO + IA LG en < UCL echte BGd TO + 40

Occlusie-effect •

bij maskering van het NTO oor kan de afsluiting van de gehoorgang ertoe leiden dat de ongemaskeerde beengeleidingsdrempel beter ligt



Dit is het gevolg van de verhoging van de geluidsdruk in de uitwendige gehoorgang  verhoogde geluidsdruk cochlea  luider waargenomen



Vooral op de lage frequenties



OE is verminderd tot afwezig bij conductieve gehoorverliezen.

 Daarom geen OE in NTO bijtellen bij conductieve gehoorverliezen !!

Dia 58 formules op een rijtje Dia 59 – 63

Interpretatie Audiogram dia 66 Classificatie dia 67

Graad •

Hoeveelheid of ernst GV



Gebaseerd op LGdrempels



Gemiddelde waarde nemen: −

Fletcher Index (FI) of Pure Tone Average (PTA)

= 500 + 1000 + 2000 Hz −

=

dB

! De uitkomst van deze berekening uitdrukken in gehele getallen en toepassen van de afrondingsregels !

Graad – BIAP voorbeeld dia 71 + normaal gehoor dia 72

Type •

Aard van GV



Gebaseerd op een vergelijking tss LG & BGdrempels

Aard -

Conductief gehoorverlies Perceptief/sensorineuraal gehoorverlies Gemengd gehoorverlies

 Dia 74 – 76 Configuratie Vorm van gehoorverlies Gebaseerd op LGd

-

Unilateraal gehoorverlies Bilateraal gehoorverlies Symmetrisch of asymmetrisch

Kinderaudiometrie Voor kinderen en mentaal gehandicapte personen  vaak in vrij veld = niet oorspecifiek! Contineu, Pulserende zuivere toon of Warble −

3 – 5 jaar: spelaudiometrie of Instrumental conditioned reaction (ICR) https://www.youtube.com/watch?v=LPywSJQ-D1E



6 maanden – 3 jaar





Visual reïnforcement audiometry (VRA)



https://www.youtube.com/watch?v=o7KDeAkz_g4



Conditioned Oriëntation Response (COR)



https://www.youtube.com/watch?v=S45H3i2ulto



https://www.youtube.com/watch?v=gC5GnN2TJqw

6 weken – 4 maanden •

Behavioural Observation Audiometry (BOA)



https://www.youtube.com/watch?v=K6kol5-YG5M

UCL – Uncomfortable loudness level •

Bovengrens van het gehoorgebied −



± 120 dB HL

Pijngrens −

± 140 dB HL



Dynamisch bereik = UCL – gehoordrempel



Instructies! −

Niet wachten tot het pijn doet



Maar als het VERVELEND klinkt



Startintensiteit: •



60 dB HL of gehoordrempel

In 5 dB stappen stijgen

Zuiver toon slechts 1 sec aanbieden!

Dia 83 - 84 afname

Aanvullende stemvorktesten •



Wanneer? −

Vooraf: reeds info voor afname toonaudiometrie



Achteraf: bij twijfel over toonaudiometrische resultaten

Hoe? −

Stemvork van 512 Hz



Intensiteit = 60 dB SPL •

Bij grote verliezen geen stemvorkproef

met stemvork mogelijk •

AARD gehoorverlies



2 tests: −

WEBER



RINNE

 Bij GEMENDE gehoorverliezen onbetrouwbaar!!! Webertest •

‘midden op het (VOOR) HOOFD’



Stimulatie via beengeleiding





Beide binnenoren/cochleas worden geactiveerd



Antwoordmogelijkheden patiënt: Weber lateraliseert naar MIDDEN, LINKS of RECHTS

Diagnostische waarde: −

Beste oor bepalen



AARD gehoorverlies



Normaal gehoor of symmetrisch verlies  MIDDEN



Conductief  SLECHTSTE kant want OCCLUSIE  hierdoor wordt toon aan die zijde luider waargenomen  hier RECHTS



Perceptief  BESTE BG beste cochlea  hier LINKS

Unilateraal conductief gehoorverlies

Bilateraal conductief gehoorverlies •

Lateralisatie naar grootste Air-Bone Gap  grootste geleidingscomponent −



ABG = LGd TO – BGd TO

500 Hz: −

R: ABG = 40 – 5 = 35 dB



L: ABG = 40 – 5 = 35 dB

WEBER: LATERALISEERT NIET  MIDDEN •

1000 Hz: −

R: ABG = 35 – 5 = 30 dB



L: ABG = 55 – 10 = 45 dB

WEBER: LATERALISEERT LINKS

Unilaterale perceptief gehoorverlies

Rinne test •

LG en BG van 1 oor vergelijken



Stemvork voor gehoorgang = LG



Patiënt geeft aan in welke positie, de toon het luidst of langst wordt gehoord

Stemvork op mastoïd = BG

Diagnostische waarde  aard gehoorverlies

Spraakaudiometrie Spraakverstaan •

Deelprocessen/vaardigheden van horen: −

Detectie  TOONAUDIOMETRIE



Discriminatie (niet met toonaudiometrie testen)



Identificatie (niet met toonaudiometrie testen)



Interpretatie (niet met toonaudiometrie testen) “Ik hoor wel iets, maar ik versta het niet.”



Gehoorverlies heeft onmiddellijk weerslag op spraakverstaan −

Attenuatie of Demping



Distortie of Vervorming

 Spraakklanken zijn moeilijk te onderscheiden en te identificeren In rustige omgeving is geluidsniveau: dia 3 en 4 -

20 à 30 dB HL: fluisteren

-

40 à 60 dB HL: normale spraak

Redundantie = ‘mogelijkheid tot zelfaanvulling’ •

aanwezigheid van overvloedige taalcomponenten De bus komt altijd te… Het… moet nodig gemaaid worden. De bal vloog over… Morgen wil ik maar één liter…



Geeft aan in hoeverre het spraakmateriaal nog kan worden verstaan wanneer akoestische informatie gedeeltelijk wegvalt (Hammer et al 2013)



afhankelijk van soort spraakmateriaal

Vocabularium •

Woordbekendheid



Woorden waarmee patiënt vertrouwd is worden beter en sneller begrepen



Afname in moedertaal

Praktische afname (spraakmateriaal)

• Materiaal moet weerspiegeling zijn van de gangbare (Nederlandse) taal • Lijsten moeten onderling gelijkwaardig zijn qua moeilijkheidsgraad



Fonetische gebalanceerd lijsten −

De in het Nederlands gebruikte fonemen moeten per woordlijst bij voorkeur even vaak voorkomen. (bv /e/ >> /z))



Similar Free PDFs