Title | H4 Depressieve stemmingsstoornissen uit kinder- en jeugdpsychiatrie |
---|---|
Author | Hogeschool Gent |
Course | Ergotherapie in de geestelijke gezondheidszorg |
Institution | Hogeschool Gent |
Pages | 4 |
File Size | 78.6 KB |
File Type | |
Total Downloads | 613 |
Total Views | 698 |
H4: Depressievestemmingsstoornissen1 Depressie vormt een groot maatschappelijk probleem bij volwassenen door ziekteverzuim en de grote impact op levenskwaliteit Depressie op kinderleeftijd kan een voorloper zijn van depressie op volwassenleeftijd In adolescentie vooral bij meisjes en jonge vrou...
H4: Depressieve stemmingsstoornissen 1. Inleiding
Depressie vormt een groot maatschappelijk probleem bij volwassenen door ziekteverzuim en de grote impact op levenskwaliteit Depressie op kinderleeftijd kan een voorloper zijn van depressie op volwassenleeftijd In adolescentie vooral bij meisjes en jonge vrouwen een sterke toename van depressie Depressieve stemming bij: Abnormaal sombere stemming en/of lusteloosheid Ongeïnteresseerdheid Onvermogen om ergens van te kunnen genieten Neerslachtige, gevoelloze of prikkelbare stemming gecombineerd met somatische en cognitieve veranderingen
2. Depressieve stoornis 2.1. Inleiding
Voor 1970: geen depressie bij kinderen/jeugdigen mogelijk Verschillen tussen depressie voor of na de pubertijd: depressie voor de pubertijd: Komt minder frequent voor en meer bij jongens Persisteert minder vaak tot in de volwassenheid Gaat vaak samen met andere stoornissen Vake geassocieerd met disfunctioneren van gezin Depressie op kinderleeftijd is niet te vergelijken met depressie in adolescentie
2.2. Diagnostische kenmerken
Aanwezigheid van sombere stemming en/of verlies van interesse en plezier in DA Geprikkelde stemming en niet voldoende aankomen in gewicht Waarneembare symptomen: continu aanwezige, sombere gelaatsuitdrukking, prikkelbaar/zeurderig gedrag en tekenen van lusteloosheid en verveling. Cognitieve symptomen: verminderd vermogen tot nadenken en concentreren=> gevolgen op school Gevoelens van minderwaarde en schuldgevoelens Terugkerende depressieve gedachten zoals gedachten aan de dood, de wens om dood te willen of suïcidegedachten. Lichamelijke symptomen: slaapstoornissen, gewichtsverlies, geremdheid of agitatie, vermoeidheid of verlies aan energie Ernst van depressie w.b.d. ernst van symptomen en mate waarin DF belemmerd wordt Psychotische depressie: wanen en hallucinaties. Zeer zeldzaam in kindertijd/adolescentie Persisterende depressieve stoornis: sombere stemming minder intens, wel chronischer dan depressieve stoornis. Symptomen moeten minstens 1 jaar bestaan
2.3. Comorbiditeit
Gedragsstoornissen door de aanwezigheid van gemeenschappelijke etiologische invloeden
Als depressieve- en gedragsstoornissen samengaan is het moeilijk om de depressie te herkennen. De gedragsstoornis kan de depressieve symptomen maskeren (gemaskeerde depressie) Angststoornissen
2.4. Voorkomen
Hogere incidentie bij meisjes Toename adolescentie door intrede in puberteit en hormonale veranderingen Er zijn vele veranderingen die met stress gepaard gaan Meisjes hechten meer belang aan relaties en zijn daardoor kwetsbaarder voor het mislopen ervan => vooral bij onveilige hechting aan ouders
2.5. Etiologie
Combinatie van factoren=> meerdere factoren aanwezig, hoger risico door additief effect. Ook interacties tussen afzonderlijke effecten mogelijk.
2.5.1. Genetische factoren
Kinderen van ouders met een depressieve stoornis Genetische- en omgevingsinvloeden Genetische invloeden vooral aantoonbaar bij meisjes
2.5.2. Omgevingsinvloeden
Armoede, regelmatige verhuizingen en gezinsproblemen Depressie van de ouders door opvoedingsproblemen, relatieproblemen van ouders, vijandigheid naar kind, communicatieproblemen en verminderde mate van emotionele steun Problemen die kinderen hebben veroorzaken stress bij ouders en beïnvloeden: gedrag ouders, relatie tussen ouders onderling en relatie tussen ouders en kinderen Stressvolle gebeurtenissen in combinatie met genetische- en omgevingsinvloeden Veel negatieve omgevingsfactoren niet eenmalig maar chronische invloed. Veel hangt af van context, betekenis en wat na stressvolle gebeurtenis
2.5.3. Samenspel tussen genetische en omgevingsinvloeden
Gen-omgevingscorrelatie= genetische factoren bepalen de selectie of beïnvloeding van de omgeving Gen-omgevingsinteractie= omgevingsfactoren versterken de genetische invloeden.
2.5.4. Neurobiologische mechanismen 2.5.4.1. Neuro-imaging Prefrontale cortex, hippocampus en amgydala 2.5.4.2. Neurotransmitters Noradrenaline en serotonine betrokken bij volwassen leeftijd=> monoaminehypothese Bij kinderen: serotoninesysteem. Pos effect op SSRI fluoxetine op depressieve symptomen 2.5.4.3. Endocriene factoren HPA-as 2.5.4.4. Slaapfysiologie Slaapproblemen zoals verminderde slaap, onderbroken slaap of vroeg ontwaken=> gevolg= vermoeidheid overdag.
2.5.4.5. Neuro-immunologie Verandering in werking van immunologische systeem. Niet bij kinderen vastgesteld.
2.5.5. Psychologische factoren
Manier waarop bepaalde negatieve gebeurtenissen geïnterpreteerd worden Cognitieve vervormingen en eigenschappen: Gering zelfgevoel, negatieve zin percipiëren van eigen acties Richten van aandacht op negatieve aspecten van een gebeurtenis Te laag inschatten van schoolse en sociale prestaties Gevoel externe gebeurtenissen niet kunnen beïnvloeden=> negatieve kijk op zichzelf, buitenwereld en toekomst -> niet duidelijk of dit een oorzaak of gevolg is van elkaar
2.6. Differentiaaldiagnose
Normale stemmingsschommelingen: verdriet maakt deel uit van menselijke ervaring. Depressieve klachten kunnen bij de leeftijd passen of een normale reactie zijn op een bepaalde gebeurtenis Aanpassingsstoornis met depressieve stemming: externe gebeurtenis is oorzaak (stressor) Lichamelijke ziekten: depressie gekenmerkt door lichamelijke symptomen Anorexia nervosa: gewichtsvermindering moedwillig nagestreefd, niet zo bij depressie
2.7. Behandeling
Keuze behandeling is afhankelijk van de ernst en acuutheid Ernstige depressieve stoornis: bestrijding acute problemen, opname noodzakelijk Lichte depressie: steunende gesprekken en nemen van eenvoudige maatregelen Behandelstrategie: 1) Psycho-educatie en steunend beleid 2) CGT (vanaf 8 jaar), IPT (vanaf 13 jaar) 3) Fluoxetine. Combinatie van CGT en SSRI 4) ECT in zeer uitzonderlijke gevallen
2.8. Beloop en prognose
Binnen 2 jaar herstel, prognose ongunstig door: Groot risico op recidive. Op volwassen leeftijd grotere kans op depressies Sterke associatie met andere problemen later in het leven Verhoogd suïciderisico Depressie op volwassen leeftijd wordt in bijna alle gevallen voorafgegaan door depressie, angststoornissen of gedragsstoornissen in de kindertijd. Mechanismen die verantwoordelijk zijn voor de continuïteit van depressie: Directe persistentie: na remissie, kans dat oorspronkelijke depressie recidiveert Sensitisering: eerste depressie zorgt voor een aantal veranderingen die door blijven smeulen waardoor een volgende depressie snellen zal plaatsvinden. Persistentie van negatieve omgevingsinvloeden Comorbiditeit
3. Disruptieve-stemmingsdisregulatiestoornis 3.1. Inleiding
Van 6-18 jaar Ernstige emotionele problemen, gedragsproblemen met chronische prikkelbaarheid Symptomen vaak chronisch en niet episodisch
Op latere leeftijd soms angststoornis of unipolaire depressie ontwikkelen
3.2. Diagnostische kenmerken
Ernstige driftbuien en aanhoudend prikkelbare/boze stemming tussen driftbuien Driftbuien: heftige uitbarstingen van verbale en/of fysieke agressie. 3 keer of meer/week Prikkelbare/boze stemming bijna elke dag zichtbaar Symptomen min 1 jaar in min 2 situaties en voor 10de levensjaar voorkomen Driftbuien en prikkelbare stemming tijdens psychotische of depressieve stoornis OF ASS of PTSS=> geen DMDD
3.3. Comorbiditeit
Zeer hoog Oppositionele-opstandige stoornis en ADHD, andere disruptieve gedrags-, stemmings-, angst-, en autismespectrumsymptomen en -stoornissen
3.4. Voorkomen 3.5. Etiologie 3.6. Differentiaaldiagnose 3.6.1. Bipolaire stoornis
Onderscheid door afwezigheid van episodische manische symptomen Prikkelbare stemming bij DMDD is aanhoudend en gedurende vele maanden aanwezig
3.6.2. Oppositionele-opstandige stoornis
DMDD: meer nadruk op negatieve, prikkelbare stemming
3.7. Behandeling
Nog geen richtlijnen en studies voor behandeling
3.8. Beloop...