Het urogenitaal stelsel PDF

Title Het urogenitaal stelsel
Course Voortplanting en embryologie
Institution Universiteit Antwerpen
Pages 13
File Size 917.3 KB
File Type PDF
Total Downloads 346
Total Views 499

Summary

HET UROGENITAAL STELSELOORSPRONG Het urogenitaal is afkomstig van het intermediair mesoderm  Intermediair mesoderm ligt niet over de hele lengte  Ligt achter de romp en langs het paraxiaal mesoderm  Enkel urogenitaal stelsel is afkomstig uit het intermediair mesoderm Intermediair mesoderm = som...


Description

HET UROGENITAAL STELSEL OORSPRONG 

Het urogenitaal is afkomstig van het intermediair mesoderm  Intermediair mesoderm ligt niet over de hele lengte  Ligt achter de romp en langs het paraxiaal mesoderm  Enkel urogenitaal stelsel is afkomstig uit het intermediair mesoderm



Intermediair mesoderm = somietensteel  Dit mesoderm is verdikt  Bilateraal ontstaan van 2 kammen  Genitaal en nefrogeen  Zeer complex stelsel

URINAIR STEL SEL 



Eerst ontwikkeling van het urinair stelsel  Definitieve nier ligt al in een ver stadium  Voorafgegaan aan nog 2 nieren 3 nieren: ontogenese 1. Pronefros o Oernier/voornier

2.

3.

o

Gaat direct verdwijnen

o o

Valt eerst uiteen in nefrotomen Nooit functioneel

Mesonefros o Middennier o Bij zoogdieren de embryonale nier o o

Filterende en concentrerende functie Tijdens embryonale fase

o

Bij de foetale fase neemt de metanefros deze functie over

o o

Afvoergangen blijven bestaan Worden opgenomen in het mannelijk geslachtstelsel

o

Worden de zaadleiders

Metanefros o Definitieve nier o o o

1

1

Ontstaat uit een urethrale ventrikel Komt uit het kanaal van Wolff Bij het cloacale mebraan

2

3

 

Cloacale membraan is het samenkomen van het spijsverteringsstelsel en het urogenitaal stelsel Uiteindelijk gaan de nefrotomen zich omvormen tot een nierbuisje  Bloed van de aorta wordt via vertakkingen in een glomerulus gefilterd  Wordt opgevangen in een soort trechter = lichaampje van Malpighi  Alles wordt afgevoerd naar het coeloom via een buissysteem naar de afvoerweg van de mesonefros



Kanaal van Wolff = mesonefrotische kanaal  Hieruit ontstaan de metanefros dus  Mesoderm rond het divertikel gaat zich differentiëren tot het metanefrogeen blasteem  Gaat ook signalen afgeven naar het divertikel  Er ontstaan vertakkingen  Nierblaasjes leggen zich tegen het epitheel van het divertikel  2 wanden worden doorbroken  Er ontstaat een opening  Dit zijn de functionele eenheden bij een nierlichaampje  Urine wordt opgevangen en afgevoerd naar de cloaca  Secretorische gedeelte (aanmaak urine) en een excretorisch gedeelte (afvoer urine)

Tekening –



Zwarte puntjes = intermediair mesoderm Blauw = metanefrogeen blasteem (gedifferentieerd IM)



Pelvis renalis = nierbekken  Afkomstig van het urethrale divertikel  Net zoals de calyces renales (nierkelken)



Tubuli colligentes: verzamelbuisjes  Zijn de einddifferentiatie van het urethrale divertikel  Hebben geen secretorische functie  Collecteren enkel



Afvoerwegen  Nierbekken  Calyx major  Calyx minor

 

Aan het einde van de kelken bevinden zich de functionele eenheden Nieren bevinden zich op het einde van de borstkas thv de lenden  Nieren migreren dus naar craniaal als alles goed verloopt

Tekening – –

2

Paars = uretherknop (van mesonefrotisch kanaal) Roze = afkomstig van metanefrogeen blasteem

SCHEIDING URINAIR EN GENITAAL STELSEL 

Scheiding van de cloaca gebeurt via een plooi  Groeit naar caudaal  Scheidt de afvoerweg van de allantois van de spijsverteringssbuis  Ontstaan van een anale en een urogenitale opening  Plooi wordt uiteindelijk een urorectaal septum  Ook wordt de urogenitale sinus gevormd  Wordt de toekomstige urineblaas

BESTEMMING ALLANTOÏS

3



Urineblaas wordt ook gevormd  Is afkomstig van de allantoïs  Afvoergang hiervan (ureter) komt in de urogenitale sinus  Samen met het mesonefrotisch kanaal  Ductus deferens is hiervan afkomstig



Ureterknop wordt opgeslorpt in de blaas  Dit is nodig ander loopt de urine terug naar de nieren  Als blaas gevuld is  Ureter wordt dichtgedrukt  Niet terug naar de nieren



Alle structuren zijn van endodermale origine  Behalve de ductus deferens en de bijhorende accesorische geslachtsklieren  Mesodermale afkomst



Urethra is ook afkomstig van het urethrale divertikel  Endodermale afkomst  Endoderm + splanchnopleura



Ureter is van mesodermale oorsprong  Komt van het kanaal van Wolff



Kruising van de ureters met het mesonefrotisch kanaal zorgt voor het trigonicum vesicae

CONGENITALE AFWIJKINGEN URINAIR STELSEL

4



Renale agenesie  Metanefros is niet aangelegd  Urethrale divertikel is niet gevormd  Afwezigheid van de nier



Renale hypoplasie  Te kleine niet  Onderontwikkeld



Pelvische nier  Er heeft geen migratie plaatsgevonden naar craniaal  Bijnier apart van de nier



Hoefijzernier  De 2 metanefroï zijn met elkaar vergroeid aan de caudale zijde  Ontstaan van een U-vorm  Hierbij kan het ook voor circulatieproblemen zorgen voor de aorta



Polycystische nier  Er is iets misgegaan met de afvoer van urine bij het functionele gedeelte  Vaak doordat het membraan niet is verdwenen  Hierdoor zwelt de nier  Nier bedekt met blaasjes  Zorgt voor slechte filtratie



Persisterende foetale lobulatie  De nier blijft lobben vertonen terwijl het glad hoort te zijn



Ectopie

 De niet ligt op een abnormale plaats



Volledige/partiële verdubbeling van de ureter  Zorgt niet echt voor problemen  Behalve wanneer deze ectopisch is en dus niet/gedeeltelijk eindigt in de urineblaas  Kan bv voor een continue lekkage zorgen wanneer deze een vertakking heeft in de urethra



Abberante uitmonding ureter  Zorgt voor functionele problemen  Incontinentie  Geen sphincter



Anomaliën van de urachus  Pisnavel  Urineblaas moet vrij komen te liggen  Soms fistel  Open urachuskanaal  Urineverlies via navel  Ook kan er onderhuids een cyste ontstaan thv de navel  Ontsteking door bacteriën

 

Anomalieën in uretherische divertikel Ectopie van de ureter  Te ver naar caudaal opgenomen  Naar vagina bv  Problemen  Aparte uitmonding



Anomalieën van de blaas  Soms septum ertussen  Spasmen krijgen  Te veel contraheren  Continu moeten plassen  Volledig septum o Terugvloeiing naar nier o

5

Nier gaat afsterven

6

GENITAAL STELSEL INDIFFERENT STADIUM 

Stadium waarbij er nog geen onderscheid is tussen een mannelijk en vrouwelijk individu  Spermatogonia en de oögonia ontstaan vanuit de wand van de dooierzak  Gaan vanuit daar via het spijsverteringsstelsel en het dorsaal mesenterium naar de genitale kam  Primitieve kiemcellen  Ze nestelen zich in (bevolken gonaden)  Eerst oppervlakkig  Daarna worden ze naar de diepte getrokken  Hierbij ontstaan de primitieve sex strengen met daarin de primitieve kiemcellen

Tekening

– –

Roze = mesonefros Groen = gonade

 Mannelijk geslachtsstelsel blijft min of meer behouden

7



Als de kiemcellen niet in de gonaden terecht komen: afwijking  Kiemcellen zijn pluripotent  Bij verkeerde migratie gaan ze voor ander weefsel zorgen  Ook bij gastrulatie: sacro-coccygeaal  Kan zorgen voor een teratoom  Hierin vinden we structuren terug die van alle kiembladen afkomstig zijn  Bv: tandvorming of ledematen



Het ligamentum suspensorium ovarii  Is een overblijfsel van het mesonefrotisch kanaal  Gubernaculum is hier ook een overblijfsel van  Zorgt voor de decensus testis

DIFFERENTIATIE GENITAAL STELSEL 

Mannelijk: actief  Op het Y-chromosoom zit er een bepaalde zone  Het SRY-gen  Gaat een bepaalde transcriptiefactor maken  TDF = testis determining factor  AMH = anti Müllarian hormoon  Kanaal van Müller = paramesonefrotisch kanaal wordt apoptotisch  Blijven bestaan van het mesonefrotisch kanaal = kanaal van Wolff



Vrouwelijk: passief  Geen SRY-gen  Mesonefrotisch kanaal zal verdwijnen  Want deze wordt niet gebruikt  Heeft geen functie



Beide hebben overblijfselen van het ander geslachtsstelsel  Vrouwelijk o Tussen eileider en ovarium o Littekenweefsel o o

Overblijfsel van mesonefrotisch kanaal Proximaal – –

Epoöphorn = op het ovarium (restant craniale paragenitale mesonefrotische buisjes) Paroöphoron = langs het ovarium (restant caudale paragenitale mesonefrotische buisjes)

o

Distaal –

Cyste van Gardner = knobbeltje

 Mannelijk o

Craniaal – –

Vormt een appendix epididymis Ook aan caudale pool = appendix paradidymis

o

Tussen appendix epididymis en testis

o

– Appendix testis Utriculus masculinus = mannelijk baarmoedertje –

Eivormige structuur

GONADALE DIFFERENTIATIE 

Primitieve geslachtsstrengen  Bij mannen blijven deze bestaan o Hierin komen de primodale kiemcellen terecht  Bij vrouwen krijgen we follikels o Worden vervangen door secundaire geslachtsstrengen (follikelcellen) o Primitieve verdwijnen o o

8

Follikelcellen komen apart te liggen Worden follikels



Externe genitaliën  Eerst indifferent stadium  Urorectale plooi in plaats van urogenitale plooi  Groeit naar caudaal  Cloacale membraan verdwijnt  2 openingen 1) Rectale opening 2) Urogenitale opening – Blijft zo bij de mannen    



Kanalen van Wolff en Müller komen toe Tuberculum/fallus Penis of clitoris Labio-scrotale zwelling zowel bij mannen als bij vrouwen

Cloacale plooien worden urethrale plooien  Bij vrouwen blijft dit min of meer bestaan o Genitaal tuberculum gaat inklappen  Bij mannen o Tuberculum wordt groter o Urethrale plooien gaan sluiten o Gesloten penis

DIFFERENTIATIE VROUWELIJK GENITAAL STELSEL

9



Het beginstuk van het kanaal van Müller wordt het oviduct  Rest behoort tot het utero-vaginale kanaal  Vagina heeft een dubbele origine (samengesteld orgaan)  Achterste en voorste gedeelte gescheiden van elkaar door maagdenvlies = hymen



De uterus wordt op haar plaats gehouden door ligamenten  Ligamentum latum uteri = brede ophangband  Ontstaat vanuit het samenkomen van het dorsale deel van het coeloom door plooivorming  2 paramesonefrotische kanalen (kanalen van Müller) komen naast elkaar te liggen  Versmelten met elkaar  Niet bij een konijn bv



Ontstaan van de uterus  Kanaal van Müller komt toe in de urogenitale sinus  Eindigt blind  Geeft signalen af naar het dak van de uretra  Epitheel cellen groeien  Gaat verdikken door proliferatie van weefsel  Ontstaan van de heuvels van Müller  Endoderm (epitheelcellen) + oerdarm  Groeit naar de ductus paranefros  Apoptose: opening  Verbinding



Scheidingswand tussen de 2 origines blijft bestaan  Maagdenvlies = hymen  Aan de ander kant komt er ook een proliferatie van weefsel  Ontstaan van een soort prop  Prop breekt door  Hymen is nog steeds wel aanwezig  Vestibulum van de vagina ontstaat dus uit mesoderm en endoderm  Vanuit het kanaal van Müller en de urogenitale sinus  Endoderm + splanchnopleura (mesoderm)



Glans clitoris  Komt vanuit het genitale tuberkel  Is omgeslagen  Identiek hetzelfde aan de penis  Groei wordt bij vrouwen onderdrukt

CONGENITALE AFWIJKINGEN (VROUW)

10



Hermafrodiet  Zowel oöcyten als spermacellen  Hoeft niet alle delen te hebben van de geslachtsstelsels



Pseudohermafrodiet  Enkel ovaria + mannelijke geslachtskenmerken  Enkel testikels + vrouwelijke geslachtskenmerken  Maar 1 type gonade



Agenesie  Niet aangelegd



Atresie  Aangelegd  (voor een deel) geregresseerd



Hypoplasie  Onderontwikkeld

VORMING M ANNELIJK GESLACHTSSTELSEL

11



De sex strengen gaan verder groeien naar de medulla van de testis  Medullaire seks-strengen ipv de primitieve strengen  Gaan hoefijzerige structuren vormen  Blijven in verbinding staan met de overblijfselen van het mesonefrotisch kanaal  Ductuli efferentes



Ondertussen is het kanaal van Müller verdwenen door expressie van het SRY-gen  Inhibeert het kanaal van Müller  Ook maakt het testosteron aan voor de verdere differentiatie  Wordt omgevormd tot dihydrotestosteron  Prostaat is hier een typisch voorbeeld van

 

Spermatogenese komt volledig op gang in de puberteit Testis blijft in een veel nauwere verbinding staan met het mesonefrotisch kanaal  Dankzij de ductuli efferentes  Waren de afvoergangen van de mesonefros



Het rete testis blijft volledig bestaan  Zeer belangrijk bij de testis  Hier verzamelen de spermatozoa voor de afvoer naar de epididymis  Kanaal van Wolff wordt de uiteindelijke epididymis  Loopt uit in de ductus deferens  Van hieruit naar de urethra



In de testis zijn nog steeds hoefijzervormige structuren te zien  Hieronder is er dicht bindweefsel gevormd

       

Gaat de tunica albuginea worden Fallus wordt bij de vrouw ook aangelegd Genitaal tuberkel Gaat penis vormen Ontwikkelt verder door testosteron en dihydrotestosteron Genitale zwelling gaat het scrotum vormen Zal bij het indalen de testikels vormen

Ook de Leydigcellen zijn van belang voor de testis  Hormoonproducerend  Foetaal al aanwezig  Niet afkomstig van de primordiale kiemcellen  Geven aanleiding voor de spermatogonia  Leydigcellen liggen hier omheen  Geen geslachtscel  Ook Sertoli cel is ook van belang  Overbrugt bijna de volledige wand van de tubuli  Dienen voor bescherming  Gaat het MIS-gen volledig secreteren  Ook niet afkomstig van de primordiale kiemcellen  De tubuli seminiferi staan volledig in verbinding met de ductuli efferentes

Tekening

– – – – – – –



12

Seminal vesicle is een uitsparing van het kanaal van Wolff Gaat de eerste accessorische geslachtsklier vormen = zaadblaasjes De ampulla ductus deferentis ontstaat uit een verdikking van de zaadleider Beide klieren maken zaadplasma aan Of ze geven aanleiding tot maturatie van de spermatozoa Sommige klieren zijn van endodermale origine (prostaat en bulbo-urethrale klieren) Van de urogenitale sinus

Fallus ontstaat vanuit de genitale tuberkel  Wordt eerst een brede plaat  Gaat ombuigen naar ventraal en afsluiten  Ontstaan van het penisdeel  Aan de buitenzijde van de ventrale zijde is er nog een naad te zien  De raphe = versmelting  Nog omgeven door het preputium = voorhuid  Ontstaat door ingroei van epitheliale cellen



Testikels mogen niet in de buikholte blijven zitten  Temperatuur is te hoog  Worden naar buiten getransporteerd  Anders gaan Leydigcellen in overdrive  Maken heel veel testosteron  Agressief gedrag  Testikels worden uiteindelijk kwaadaardige tumoren  Cryptorg



Indaling gebeurt dankzij het gubernaculum  Is caudaal te vinden in het kanaal van Wolff  Craniaal was de diafragmatische band terug te vinden  Het ligament van het gubernaculum loopt door de liesring  Hecht zich vast aan de uitzakking  Uitdaling is niet actief door contractie van de buikspieren  Gebeurt op een passieve manier door de groei van het embryo  Gubernaculum behoudt dan zijn lengte  Neemt daardoor de testis mee naar caudaal  Gubernaculum hecht zich van aan de wand van de toekomstige balzak

AFWIJKINGEN (MAN) 

13

Hypospadie  Urethrale plooien zijn slecht gesloten  Raphe is open  Urineverlies thv de gaten  Vaak bij inbalans van oestrogeen en testosteron...


Similar Free PDFs