HIS LES 4 - College-aantekeningen college 4 PDF

Title HIS LES 4 - College-aantekeningen college 4
Author Camilla Degelin
Course Historiografie Van De Kunstwetenschappen
Institution Universiteit Gent
Pages 9
File Size 275.3 KB
File Type PDF
Total Downloads 57
Total Views 137

Summary

college aantekeningen van les 4...


Description

LES 4: ICONOGRAFIE EN ICONOLOGIE VS KENNERSCHAP turns (infra) interpretatie

hoed

queen

Actualiteit: the Queen’s hat, de koningin van Engeland gaf een speech gekleed in het blauw, met kleine gele knopjes in de bloemen op haar hoed. Er ontstond veel commotie over wat er bedoeld werd door de Queen. Vaak zijn de intenties van de kunstenaar (hier de Queen) onduidelijk, the Queen mocht ook nooit bekendmaken of dit ook effectief een aanklacht was op de brexit of niet. Er wordt ruimte gecreëerd en de toeschouwer gaat vanuit eigen perspectief kijken naar het kunstwerk, er is dus veel speculatie. Je krijgt een grote breuklijn in het postmodernisme, men gaat dan de relatie kunstwerk – toeschouwer meer in kaart brengen. (denk aan schema van vorige week)

zie schema vorige week K KW T er komt een turn met meer focus op KW T ipv K KW

iconografie en iconologie -

Aby warburg Ernst cassirer Erwin Panofsky Post-panofsky

Aby Warburg - De mens als eerste stilstaan bij doorleven van de oudheid in recentere culturen (ihb renaissance) fascinatie voor psychologie, antropologie → iconologie (bestuderen beeldtaal; beeld begrijpen in complexe context) interdepentie van kunst; kunst en beeldtaal met elkaar verweven, brede visuele cultuur, loskomen kunst met grote K mnemosyne = leren denken in beeld, nadenken over beeld met beeld Hij denkt na over het feit dat we met beeld over beeld kunnen denken en niet steeds alles vertalen in woorden.

(ging associatief te werk) pathosformel = manier van uitbeelden die door de eeuwen heen altijd voor hetzelfde type/iets gebruikt wordt (bv Laocoon en slachtofferomlijning bij crime scene in films of machtshebbers vaak hetzelfde afgebeeld met 1 voetje naar voor en 1 naar achter) The Warburg Institute instituut naar Londen verhuizen door opkomend nazisme

Hij komt uit een rijke Joodse bankiersfamielie in Hamburg, hij studeert geschiedenis en kunstgeschiedenis. In Florence legt hij de basis voor de iconologie.

grote aandacht gracieuze figuren; doet studies over oa. Boticelli, Ghirlandaio gaat pathosformel verder uitwerken nadruk op dionysische aspect - Kantiaans idee van sublimatie; rede stopt en gevoelswereld wordt interessant, de kunst combo heidense en christelijke elementen; ziet dat er een overlapping in zit, christelijke elementen zijn niet volledig zuiver (bv 3 koningen uit het Oosten, staat feitelijk niet in bijbel) Warburg doet studies over o.a. Boticelli en Ghirlandaio. Hij is geïnteresseerd in het dionysische aspect van de renaissance, hij associeert de extatische ervaring van schoonheid met het dionysische. Hij is ook een van de eerste die merkt dat er overlap zit in de heidense en christelijke elementen, hij gaat dit analyseren. Hij ziet de renaissance als een overgangsperiode, een katalysator in de kunst. Was zich ook bewust van economische situatie. Op het eind van zijn leven werd hij schizofreen waardoor hij niet veel publiceerde.

Excursus Burckhardt zet renaissance op de kaart van artistiek perspectief, cultureel fenomeen manier om te kijken naar complete ommekeer samenleving, verandering denkpatronen inkaderen in sociaalmaatschappelijkeconomischintellectueel ;) kader om meer inkijk te verwerven in de renaissance beïnvloed door Burckhardt gaat Warburg zich verdiepen in het doorleven van de oudheid tot nu cultuurdynamiek = besef dat ene cultuur niet op andere volgt maar altijd verschillende door elkaar lopen, amalgaam van veranderingen, diachronisch en synchronisch . Hij voegt er nog iets aan toe, wereldwijde cultuurdynamiek, hij gaat culturen wereldwijd vergelijken en daardoor stond hij mee aan de wieg van de antropologie met o.a. Dance of the Pueblo people, Pueblo people = inheemse Amerikaanse bevolking ontdekt in hun rituelen allerlei dionysische elementen uit de oudheid hoe ze slangen integreren in hun denken -

Ideeën legt de basis voor iconografie en iconologie pathosformel samenhang van Kunst-VISUELE CULTUUR-wetenschap mnemosyne (visueel denken, stijloverstijgend -> visuele cultuur)

Origine iconografie en iconologie iconografie Dit was al ontwikkeld in de 19e eeuw. Anton Springer ging beelden interpreteren aan de hand van tekstuele bronnen, bv. via verhalen in de bijbel.

als je een beeld krijgt en je weet niet wat erop staat ga je op zoek naar een verhaal in de bijbel of geschiedenis, mythologie iconologie Warburg en Panofsky beseften dat de iconografie heel beperkt is, je moet een goed en breed begrip hebben van de maatschappelijke contexten waarin het beeld ontstaan is. zoeken naar diepere betekenis

complexe maatschappelijke en visuele context waarin kunstwerken gemaakt zijn diepere betekenissen in de kunstgeschiedenis fascinatie voor symbolische (witte lelie - maagdelijkheid) allegorische (vadertje tijd - vleugels) ,,oneindige metafoor” Pieter Aertsen schilderij overgenomen elementen Petrus die achterover valt - Zeus beentje vooruit beentje achteruit statieportretten zijn allemaal zo, associatie macht of in het schilderij van Ingres waarbij de houding van Napoleon een houding is die al lang bestaat en geassocieerd wordt met macht.

Ernst Cassirer tijdgenoot Warburg werkt beetje naar analogie Warburg, is wel veel meer filosoof gaat heel beredeneerd cultuurgeschiedenis reconstrueren met theoretische grondslagen erin verweven .Philosophie der symbolische Formen (1923-1929); een belangrijk boek dat veel impact had nl idee dat er structurerende elementen zijn in de visuele cultuur. Dit is een van de eerste systeemanalyses, in de linguistic turn gaat men er verder op bouwen.

gaat kijken naar oudheid, het mythisch en religieus denken is het structurele element van de mensheid, diep vanbinnen is iedereen gelovig en we zullen dit aannemen als waarheid, axioma dat we niet begrijpen maar toch aannemen en op verderbouwen - De mens joods-Duits neo-Kantiaan hij is meer een filosoof die kunst gebruikt om zijn filosofie te onderlijnen. Hij studeerde in Berlijn, Hamburg en gaat dan door nazisme naar Oxford, Göteborg, Yale en Columbia. Daarnaast probeert hij bruggen te bouwen tussen de exacte en humane wetenschappen. - Ideeën Bruggen tussen de exacte en humane wetenschappen

De Saussures meer systeemanalyses maken van taal en weten hoe het werkt, communicatie religie, kunst > mythe - voortbouwend op Kant ratio, emotie en kennis proberen te begrijpen mensen zijn door en door symbolisch, betekenis hebben gegenereerd bepaalde gevoelslading, verschillend niet bij iedereen zelfde Erwin Panofsky - De mens Joodse familie in Hanover Berlijn, München, Hamburg (Aby Warburg) In 1931 naar de VS o NYU o Princeton University (Institute for Advanced Study) - Werk en ideeën laat Warburg en Cassirer verzoenen zet theorieën om in heldere methode methodisch omgaan met een beeld Institute for Advanced Study - Iconografie en iconologie Studies in Iconology; waarin hij methodiek uitlegt Die Perspective: in essentie dat door de uitvinding van perspectief/3D hun nadenken over de wereld is veranderd, weg legt naar moderne wetenschap Verhaal van de stroller toegankelijke manier om betekenis te begrijpen, legt eenvoudig uit wandelen id straat en overkant loopt er iem, id verte denk je ik ken die man die man heft zijn hoed op, zwaait en ieder z’n eigen weg pre-iconografisch: herkenning iconografisch: vragen stellen bij opheffen hoed? symbolisch element! een begroeting iconologisch: wanneer eerste twee proberen te begrijpen in culturele context opheffing hoed = oud cultureelhistorisch element traditie vizier opheffen uit het verleden (zwaard trekken ditdat, hand uitsteken) (Aboriginal gaat dit niet doen, functioneert niet in dezelfde cultuur) oudste analysemodel van Westerse cultuur meegenomen: bijbelexegese, toegankelijk gemaakt voor kunstgeschiedenis ervan uitgaan, de premise, wat je ziet genereert de betekenis veel constantere betekenisgeneratie - open vraag waar je geen antwoord op kan vinden (als de persoon aan de overkant jou ziet en niet terugzwaat maar verderloopt, een persoonlijke noot, diepere betekenis; huh heb ik iets verkeerd gedaan bv)

Maar er is ook een kritische noot hierbij. We denken dat wat we zien een betekenis genereert. Het idee van dat wat er niet afgebeeld is misschien wel meer betekenis kan genereren dan het gene wat wel wordt afgebeeld. Iconografische definieerbare elementen ontbreken in deze cartoon waardoor er iets van betekenisgeneratie ontstaat, op een andere manier dan hoe Panofsky het beschreef. Men blijft gefocust op hetgene wat je ziet in plaats van wat je niet ziet in beeld te brengen. Wat je ziet begint alles te domineren.

Post-Panofsky - Ernst Gobmbrich - Michael Baxandall Ernst Gombrich -

De mens

Hij is opnieuw Joods, gevlucht voor de oorlog en komt terecht in het Warburg Institute. Hij is bevriend met Karl Popper (wetenschapsfilosoof). Gombrich ontwikkelt interesse in andere wetenschappen en met name in de Gestaltpsychologie. Hij schrijft een aantal boeken bv The Story of Art, Art and Illusion… Hij kijkt vanuit het perspectief van de kunstenaar, hoe de kunstenaars als protopsychologen de beeldtaal hebben bedacht.

-

Ideeën en werk

Het idee van psychologie, Gestaltpsychologie en het idee hoe we bedrogen worden door ons brein. Hij is vooral geïnteresseerd in intentionele aspecten, kunstenaar die betekenis gaat genereren. Het idee van Schemata, je hebt weinig elementen nodig om betekenis te genereren en je kan hiermee gaan spelen. Hij werkt onderzoekend door de vriendschap met Popper (trial and error). Hij kijkt ook naar perceptiepsychologie.

Michael Baxandall -

Ideeën en werk

Hij wordt curator in Victoria and Albert museum, dat zich ook bezighoudt met toegepaste kunsten en niet enkel met de schone kunsten. Baxandall heeft veel geschreven, zijn boekjes zijn heel toegankelijk. Hij gaat systemisch bepaalde elementen uit de kunstgeschiedenis gaan analyseren. Zijn eerste doorbraak is zijn boek over Giotto and the Orators. Hij toont aan dat de nauwe relatie van Giotto met redenaars heel belangrijk is, de oratische traditie heeft invloed op Giotto en op de manier waarop Giotto evolueert in het schilderen van figuren (van heel statisch naar beweeglijker, onder invloed van oratische traditie bv. bewegen met de armen tijdens het spreken). Hij kijkt ook naar Boticelli en hoe de figuren telkens lijken te zweven, dit heeft te maken met de hofcultuur van de medici waar er veel traktaten waren over dansen. Hij is vooral gefocust op de intenties van wat wil de kunstenaar nu in zijn werk leggen. Hij schrijft ook boeken over de vertaalslag van beeld naar gesproken taal en hoe dit gevaarlijk kan zijn, hij pleit voor een bewustere vertaalslaag tussen woord en beeld.

Kunst is volgens hem het product van cultuurspecifieke omstandigheden, hij doet aan een soort van micro geschiedschrijving. Hij pleit voor the period eye, de ambitie om altijd in het tijdvak zelf te gaan staan als kunsthistoricus en dus niet vanuit je eigen tijd gaan kijken. Heel antropologisch, hij is een van de voorlopers van Visual studies, kunst gaan bekijken uit een visueel perspectief.

De ‘turns’ Kunstgeschiedenis voorheen zat vooral in de relatie tussen kunstenaar en kunstwerk, nu verschuift het evenwicht naar de interesse voor de impact van de toeschouwer op de manier waarop een kunstwerk functioneert binnen een culturele constellatie (agency).

alle turns beginnen met 1 heel specifieke turn 1) Linguistic Turn over linguïstiek, heeft heel lange voorgeschiedenis (gaat terug tot oudheid grammatica, dialectica, retorica enz) krijgt nieuwe dynamiek door de Saussures, mensen gaan zijn idee verder uitwerken besef dat taal communicatiemodel is compleet nieuwe dynamiek interesse bij kunstwetenschappen: beeldtaal kan ook als gesproken en geschreven taal geanalyseerd worden Men gaat beseffen dat beeldtaal op dezelfde manier als gesproken en geschreven taal kan bekeken worden. Er is een strijd tussen mensen die postmodernistisch denken en mensen die meer volgens feiten denken. De hele manier van denken heeft een sterk filosofisch begin. De filosofische voorganger in Ludwig Wittgenstein. Er zijn veel mensen op de kar gesprongen die de taalfilosofie zijn gaan aangrijpen om de kunst beter te begrijpen. Witgenstein Toont aan dat taal en kennis met elkaar verweven zijn, als je geen taal hebt voor iets kan je er niet over denken en niet mee omgaan. Als je denkt in het Nederlands krijg je dus andere denkpatronen dan als je denkt in het Engels, taal speelt een structurerend element voor het denken. Wittgenstein is in beeld gebracht op kinderlijk niveau in Le petit prince.

2) Semiotic Turn semantiek = woordbetekenis (betekenis witte lelie kan verschoven zijn) semiotiek = tekenleer Men gaat kijken hoe je naar beeld moet kijken. Elementen van denkbeelden uit Saussure meegenomen naar beelden. Semantiek is communicatiemodellen, de woordbetekenis. Dit is belangrijk bv. witte lelie en maagdelijkheid, deze betekenis kan verschuiven, taboewoorden… Semiotiek is overgezet naar de kunstgeschiedenis. Mieke Bal en Norman Bryson zijn samen gaan zitten, ze schreven een essay waarin ze de klassieke modellen om kunst te begrijpen zijn gaan aanvallen. Ze gaan proberen om het hermeneutisch probleem

op te lossen, het hele idee van the period eye lukt niet volgens hen. Je kan het nooit overbruggen, er zijn te weinig bronnen hiervoor. Je moet een manier vinden om dit te overbruggen. Er zijn eindeloos veel modellen bedacht, ze zeggen dat ze het verhaal van de kunstenaar zelf moeten opblazen bv, je weet niet hoe Rembrandt dacht. Je moet kijken naar de relatie toeschouwer-kunstwerk kijken want dat is het enige dat je nog kan weten. Ze gaan de relativiteit der dingen proberen in te bouwen in het analysesysteem. Ze gaan ook supradisciplinair denken, ze schuiven visuele narratologie maar voren. Ze zeggen dat je in de visuele kunsten ook een narratologische beschrijving moet maken van hoe de kunstenaar kunstwerken gaat opbouwen. Het hermeneutische probleem bestaat niet volgens hen, ze maken er een abstractie van. Dit is dus eigenlijk een schijnoplossing, er is dus een enorme clash tussen de twee manieren van kijken (K-KW versus T-KW). Het idee dat je indexen krijgt, allerlei betekenislagen. Poses hebben een indexale betekenis, hiermee kan je spelen waardoor de betekenis gaat verschuiven. De discussie kwam vooral omdat Mieke Bal een boek schreef reading Rembrandt waarbij ze een abstractie maakt van het idee dat R. bepaalde ideeën maakt. Ze spitst zich vooral toe op de visie van de toeschouwer op het kunstwerk.

3) Visual Turn enorme spanning tussen beeld en taal zien of beeld en taal op dezelfde manier functioneren Er zijn mensen opgestaan die zeiden dat ze met de semiotic turn akkoord konden gaan maar ze gingen kijken of beeld op dezelfde manier functioneert als taal. Mitchel heeft het idee van mnemosyne verder uitgewerkt, we moeten beelddenkers worden. Hij stelt zich de meest elementaire vragen van wat is een beeld. Op die manier heeft hij een nieuwe discipline geopend

4) Iconic Turn In het spoor van Mitchell zijn mensen enkele aspecten verder gaan uitlichten. Kunst is een eigen taal, een beeldtaal waarbij kunst als taalkundig fenomeen naar voren wordt geschoven. Er zijn hier nog steeds geen geijkte procedures voor om het beeld te bestuderen. Ten derde is de kunst een specifiek medium. Heel belangrijk is het idee van metakunst, met kunst kan je iets zeggen over beeld. Het laatste is dat ideeën als agency =een object dat zich op een bijna menselijke manier gaat gedragen binnen een bepaalde context. W. J. T. Mitchel Idee van metapictures, denken van beeld over beeld. Translatio besef. Gottfries Böhm Ze gaan kijken naar kunst an sich en gaan kunst nog zien als iets aparts, los van het bredere spectrum. Hans Belting Heeft aangetoond hoe christendom en antieke beeldtaal met elkaar verweven zijn. Horst Bredekamp Bredekamp is gaan kijken naar soortgelijke fenomenen. Beschrijft hoe theorie impact heeft op hoe kunstenaars gaan werken, hij komt dus terug bij de interactie tussen kunstenaar

en kunstwerk. Hij heeft een marxistische achtergrond, hij transponeert het idee van Marx naar de kunsten, kunstenaar geniet van bedenken en realiseren van een beeld. Victor Stoichita Ging nadenken over hoe kunstenaars beelden hebben gecreëerd die antwoord zijn op andere beelden. Ideeën samengevat Beeldtaal neemt stilaan de communicatie over, beeldtaal is dus een taal. Bepaalde mensen denken met beelden en vertalen naar woorden maar ook omgekeerd. Visual studies als breed fenomeen ontstaat. Klassieke kunstgeschiedenis met enkel kijken naar hoge kunst wordt aan de kant geschoven. Nu komt er meer evenwicht met positivistisch wetenschapsapparaat, niet meer enkel relativiteit.

5) Spacial Turn In de late jaren 80, 90 zijn er constant turns die elkaar opvolgen. Een ervan is de spacial turn, het besef dat een beeld in een bepaalde tijd en ruimte op een bepaalde manier functioneert bv. beeld functioneert anders in educatieve context, kerkelijke context, museumcontext. De ruimte is altijd geprogrammeerd, de besmetting van de ruimte gaat over naar het beeld. Het is een minder theoretische richting uitgegaan. Men is heel kwantitatief tewerk gegaan met mapping en spreadsheets, de kwalitatieve menselijke benadering is dus verdwenen. Dit komt onder andere van Derrida en Foucault. Er is een discussie ontstaan over signifiant en signifié. Dit geldt voor heel veel, signifiant en signifié versmelten met elkaar in ons hoofd. Bv. als je naar een foto kijkt van iemand die je kent gaat de band samenvallen met het materiaal. Je kan de foto niet scheuren omdat de betekenis met het object gaat samenvallen. Deze zaken worden als post-modernistisch naar voren geschoven maar dit komt eigenlijk al eerder voor. - Dia 59 niet kennen -

op ‘t moment dat je materialiseert krijg je een andere betekenis mee virtualiteit - materialiteit (bv foto niet scheuren, foto verwijderen op gsm veel gemakkelijker om te doen) 6) Material/Temporal Turn Materialiteit zelf is een belangrijke betekenisgeneratie. Men zegt dat je iets kan ophangen in de kerk in 19e eeuw maar als je dat 100 jaar later doet en mensen gaat naar die kerk als toeristen gebeurt dit op een andere manier dus tijd is ook belangrijk. Dit noemt men de temporal turn. De probleem tijd om renaissance als een begrip te beschrijven wordt beschreven in boeken van Christopher Wood en Alexander Nagel Material turn is een soort van tegenreactie op de virtualisering van de wereld. Bv. mensen kopen meer en meer gewone boeken in plaats van digitale boeken. Op het moment dat je iets materialiseert krijg je andere betekenissen mee dan iets wat digitaal is. virtualiteit versus

materialiteit is een van de oudste discussies in de westerse cultuur, gaat terug op Plato en Aristoteles. De temporal turn is een ander element, een reactie op Belting. Proberen te zien hoe bepaalde kunstwerken als wormgaten door de tijd functioneerden, een soort van verbindend materieel element tussen twee tijdvakken. Substitution concept , hoe beeld een aantal betekenislagen overneemt bv. als je kindertekening bekijkt van een kindje dat gestorven is dan ga je er met een andere manier mee omgaan, zelfs met de kopie ervan ga je er anders mee omgaan en zal je bv. niet kunnen scheuren. Dingen worden overgenomen in nieuwe objecten, betekenislagen gaan van het ene object naar het andere object over. Agency theorieën komen vooral uit antropologie voort, het idee dat object gaat functioneren in een bepaalde ruimte en gaat functioneren als een soort individu in een sociale constellatie. Alfred Gell pleit voor het wetenschappelijk redeneren in plaats van abductief redeneren (de meest plausibele verklaring zal wel de juiste zijn). Hij probeert op een andere manier naar het probleem te kijken. Bruno Latour bouwt hierop verder en past dit toe op wetenschap. Vanaf de jaren 70-80 is kunstdiscipline verworden naar een beeldwetenschap waarin het hele spectrum naar voor wordt geschoven. We kijken niet enkel naar de kunstgeschiedenis maar naar de volledige beeldwetenschap, vanuit een breed perspectief. Er zijn veel disciplines die...


Similar Free PDFs