Histologie voorbeeld examenvragen PDF

Title Histologie voorbeeld examenvragen
Author Larissa Bultena
Course Histologie
Institution Universiteit Antwerpen
Pages 5
File Size 82.2 KB
File Type PDF
Total Downloads 87
Total Views 160

Summary

5 vragen van de voorbeeld examenvragen uitgewerkt over zintuigen....


Description

45)Bespreek de microscopische bouw van de retina. De retina is de binnenste tunica van het oog waarin de lichtgevoelige elementen liggen en waarop het beeld gevormd wordt. De retina bestaat uit 10 lagen, waarvan de 10e laag er nauw verband mee houdt. De retina is geïnventeerd, dat wil zeggen dat het beeld uiteindelijk aan de achterzijde (het buitenste deel) gevormd wordt en dat de zenuwimpuls die het opwekt naar binnen wordt gebracht via de convergerende axonen die de oogzenuw vormen. De oogzenuw baant zich opnieuw een weg door de volledige dikte van de retina vanwaar hij naar de hersenen vertrekt. De retina ontwikkelt zich uit een uitstulping van het prosencephalon. Het oogblaasje dat hierbij ontstaat, vormt aan de voorzijde een instulping wanneer het in de nabijheid van het ectoderm komt. Hierdoor komt een dubbelbladige structuur tot stand, de oogbeker. De verschillende lagen van de retina van buiten naar binnen: - Pigmentepitheel - Staafjes en kegeltjes - Membrana limitans externa - Buitenste korrellaag - Buitenste plexiforme laag - Binnenste korrellaag - Binnenste plexiforme laag - Ganglionaire laag - Laag van opticusvezels - Membrana limitans interna Pigmentepitheel: Opgebouwd uit kubische cellen met een basaal gelegen kern. Zitten vastgehecht aan het membraan van Bruch. In de basale invaginaties van het celmembraan zitten veel mitochondriën die zorgen voor het ionentransport. In het apicale gebied zitten veel intercellulaire juncties met hierin de verankering van de staafjes en kegeltjes. Het heeft een uitgebreid GER: hier gebeurt de verestering van vitamine A en het transport naar de retina. In het apicale deel van de cel vele melaninegrana. De functie van dit pigment is de absorptie van licht na passage van de receptoren. Apicaal heeft het veel lysosomen. Ter hoogte van het tapetum lucidum zitten er geen pigmentkorrels in het pigmentepitheel. Staafjes: De staafjes zijn zeer lichtgevoelig en verzorgen de lichtwaarneming tijdens de schemering of de nacht. De staafjes zijn langgerekte, slanke cellen (3x150 µm). Het lichtgevoelige buitensegment is opgebouwd uit 600-1000 afgeplatte vesikels, die door een membraan worden begrensd. Het buitensegment is verbonden met het binnensegment door een structuur die is afgeleid van een cilium; er bevindt zich zelfs een basaal lichaampje aan de basis. Het binnensegment, het cellichaam van het staafje, is rijk aan glycoproteïnen en mitochondriën. De membranen van de afgeplatte vesikels van het buitensegment bevatten rodopsine. Rodopsine bestaat uit retinal dat is gebonden aan specifieke eiwitten, de opsinen. Als er licht op het staafje valt, treedt hyperpolarisatie op, zodat een signaal via een eerste synaps naar de bipolaire laag wordt gezonden. Een vitamine A gebrek kan een oorzaak zijn voor nachtblindheid. Kegeltjes: De kegeltjes worden pas bij hogere lichtintensiteit gestimuleerd, waarbij een gedetailleerde waarneming dan met staafjes kan worden bereikt. Tevens stellen de pigmenten van de kegeltjes ons in staat kleuren waar te nemen. Kegeltjes zijn langgerekte cellen en in hun bouw zijn ze vergelijkbaar met de staafjes (60x1.5 µm). Het metabolisme van het binnensegment ondersteunt, met behulp van zijn ribosomen en mitochondriën, de lichtperceptie in het buitensegment. Het buitensegment is kegelvormig, de pakketten van dwarsgelegen membranen zijn plooien van de celmembraan van het kegeltje. Er zijn 3 typen kegeltjes, elk met een variant van iodopsine.

In de retina ligt ook nog de gele vlek. Op dit gebied van de retina is het scherpste beeld waar te nemen. In het midden van de gele vlek ligt de fovea centralis, een uitholling waar de retina erg dun wordt. De plek waar de n. opticus het oog binnenkomt wordt de blinde vlek genoemd. Op deze plek zitten dan ook geen staafjes en kegeltjes, en kan er op die plek geen beeld worden waargenomen.

46)Bespreek de microscopische bouw van het oog. Er zijn in de wand van het oog drie concentrische lagen of tunicae te onderscheiden. Van buiten naar binnen zijn dit de corneosclerale laag of tunica fibrosa, de uvea of tunica vasculosa, en de retina of het netvlies. Het eerste en grootste gedeelte van de corneosclerale laag is de sclera (harde oogrok), de taaie, collagene, buitenste laag van de oogbal. Dit is dus eigenlijk “het wit van de ogen”. Dit compact geweven net van collageenvezels vormt een flexibele, waterdichte beschermingslaag voor het oog. Het is tevens de plaats waaraan de spieren zijn gehecht die de oogbal doen roteren. Het tweede deel van deze tunica, de cornea of het hoornvlies, is de voornaamste lichtbrekende structuur. Het hoornvlies vormt het voorste deel van de corneosclerale laag en gaat over in de sclera aan de limbus of corneosclerale overgang. De van nature epitheliale cornea wordt aan zijn buitenkant blootgesteld aan de omgeving. De buitenste laag van de cornea bestaat uit een niet-verhoornd meerlagig plaveiselepitheel, nl. het cornea-epitheel. Het is de kromming in de cornea die het licht dat in het oog valt, breekt en tevens verantwoordelijk is voor het grootste gedeelte van het scherpstellen. Als de vorm van de cornea verandert, kan dit verstrekkende gevolgen met zich brengen voor het zicht. De cellen van het cornea-epitheel liggen op een dikke lamina basalis, nl. het membraan van Bowman. Het overgrote deel van het weefsel in de cornea is de substantia propria, een dik collageen bindweefsel in de vorm van geordende lamellen. De kernen van de fibroblasten doen zich voor als zogenaamde “cornealichaampjes” in de weefselsnede. Het binnenste oppervlak van de cornea is bedekt met een heel dun laagje endotheel; tussen deze cellen en de substantia propria zal je de membraan van Descemet aantreffen, de lamina basalis van deze cellen. De uvea of tunica vasculosa is de middelste laag en bestaat uit drie onderdelen, nl. de choroidea, dat het grootste gedeelte beslaat, het corpus ciliare en de iris. De choroidea is de rijkelijk gepigmenteerde en gevasculariseerde laag van de uvea die onder het grootste gedeelte van het oppervlak van de oogbal ligt. Deze laag heeft een belangrijke functie bij de voeding van het buitenste gedeelte van de retina en vandaar is ze rijk aan bloedvaten en grote lymfekanalen. Meestal komt de melaninepigmentatie zeer goed tot uiting. Deze uitgesproken pigmentatie zorgt voor een goede lichtopvang op dezelfde manier zoals de matzwarte plaat waarover de film schuift binnenin een camera. Ze minimaliseert de interne weerkaatsingen en vergroot het contrast door het verstrooide licht dat langs de retina passeert, te absorberen en op die manier de gezichtsscherpte te vergroten. De choroidea is de rijkelijk gepigmenteerde en gevasculariseerde laag van de uvea die onder het grootste gedeelte van het oppervlak van de oogbal ligt. Deze laag heeft een belangrijke functie bij de voeding van het buitenste gedeelte van de retina en vandaar is ze rijk aan bloedvaten en grote lymfekanalen. Meestal komt de melaninepigmentatie zeer goed tot uiting. Deze uitgesproken pigmentatie zorgt voor een goede lichtopvang op dezelfde manier zoals de matzwarte plaat waarover de film schuift binnenin een camera. Ze minimaliseert de interne weerkaatsingen en vergroot het contrast door het verstrooide licht dat langs de retina passeert, te absorberen en op die manier de gezichtsscherpte te vergroten. Het corpus ciliare of straallichaam behoort eveneens tot de uvea. Het ligt in de hoek tussen het uiteinde van het hoornvlies en de lens en loopt concentrisch rond het voorste gedeelte

van het oog.Het corpus ciliare bestaat grotendeels uit glad spierweefsel waarvan de contracties het mechanisme om de lens bij te stellen activeren via de spanning die op de zonulavezels wordt uitgeoefend.Naast zijn functie als een soort afstelmechanisme voor de lens, is het corpus ciliare ook een secretorische structuur. Het binnenste oppervlak van het corpus ciliare is bekleed met een dubbele cellaag. De buitenste van die twee lagen is sterk gepigmenteerd, de binnenste niet. De binnenste van de twee lagen is technisch gezien afkomstig van de retina maar ze is zo nauw verbonden met en functioneel geïntegreerd in de buitenste laag, dat ze doorgaans als een deel van het corpus ciliare beschouwd wordt. In het epitheel van het corpus ciliare wordt kamerwater geproduceerd, de vloeistof die de voorste en achterste oogkamers vult.Het epitheel op de vingervormige uitstulpingen van het corpus ciliare (de zogenaamde processus ciliares) produceren het kamerwater dat naar de achterste oogkamer wordt afgescheiden;, waarna het door de irisopening (de pupil) stroomt en vervolgens afgevoerd wordt via een reeks kanaaltjes die zich in de hoek tussen de iris en de cornea bevinden. De afvoer van het overtollig kamervocht gebeurt via een stelsel van kanaaltjes. Bij primaten kan men duidelijk een ringvormig verlopend hoofdafvoerkanaal of ook wel kanaal van Schlemm genoemd onderscheiden. Het kanaal is gemakkelijk waarneembaar in de iridocorneale hoek als een onregelmatige opening die met eenlagig plaveiselepitheel is bedekt. Uit het corpus ciliare steekt de iris of het regenboogvlies te voorschijn dat rijk is aan pigmenten en eruit ziet als een diafragma rond het oog. In de iris bevindt zich een opening met een variërende apertuur waardoor het licht passeert, nl. de pupil. Bovendien deelt de iris het oog voor de lens op in een voorste en een achterste oogkamer. De iris bevat heel wat spieren en kan kleiner worden bij fel licht of groter worden bij schemerlicht om zo de gewenste belichting te leveren aan de lichtgevoelige retina. De iris is verantwoordelijk voor de zg. oogkleur. In sommige gevallen is de iris niet volledig; dit is een ontwikkelingsstoornis die coloboma iridis wordt genoemd. Vaak gaat dit samen met een onvolledige choroidealaag (coloboma choroidea). De retina of het netvlies is de binnenste tunica van het oog waarin de lichtgevoelige elementen liggen en waarop het beeld wordt gevormd. Bij gewervelden bestaat de retina uit negen echte lagen en een tiende gepigmenteerde laag die er nauw verband mee houdt (technisch gezien een onderdeel van de uvea hoewel veel Auteur het als een deel van de eigenlijke retina beschouwen). De retina van vertebraten is “geïnverteerd”, d.w.z. dat het beeld uiteindelijk aan de achterzijde (het buitenste deel) gevormd wordt en dat de zenuwimpuls die het opwekt naar binnen wordt gebracht via de convergerende axonen die de oogzenuw vormen. De oogzenuw baant zich opnieuw een weg door de volledige dikte van de retina vanwaar hij naar de hersenen vertrekt. Een en ander heeft te maken met de manier waarop het oog in het embryo is ontstaan: door instulping van het oogblaasje in een dubbelwandige kom, de oogbeker. 47)Bespreek de microscopische bouw van de cochlea. De ductus cochlearis is een uitgroeisel van de sacculus en is omgeven door perilymfe. Dit deel van het labyrint is gespecialiseerd in de perceptie van geluid. De gespiraliseerde cochlea windt zich tweeënhalf keer rondom een kegelvormige conus van spongieus bot, de modiolus, waarin zich kanalen bevinden voor zenuwen en bloedvaten. In de modiolus ligt ook het ganglion spirale cochleae, dat bipolaire zenuwcellen bevat. Aan de periferie van de modiolus bevindt zich een spiraalsgewijs verlopende spitse beenrand, de lamina spiralis ossea. De modiolus en lamina spiralis vormen een conisch toelopende schroefvormige structuur. De ductus cochlearis is driehoekig, waarbij de scherpste hoek gehecht is aan de lamina spiralis ossea. De ductus cochlearis deelt de ruimte in drie compartimenten: 1. Een bovenste deel, de scala vestibuli 2. Het middendeel, dat bestaat uit de ductus cochlearis 3. Het onderste deel, de scala tympani.

De scala vestibuli en tympani zijn met perilymfe gevulde ruimten. De scala vestibuli staat in open verbinding met het vestibulum, de scala tympani niet. De scala tympani communiceert met de middenoorholte door het ronde venster, dat door de dunne en elastische membrana tympani secundaria wordt afgesloten. Aan het andere uiteinde communiceert de scala tympani met de scala vestibuli door een smalle opening, het helicotrema. De met endolymfe gevulde ductus cochlearis communiceert met de sacculus dicht bij het blinde begin via een dun kanaaltje (ductus reuniens). De laterale wand van de ductus cochlearis is bekleed met een gevasculariseerd epitheel: de stria vascularis. De basale celmembraan van deze cellen wordt gekenmerkt door sterke plooiingen en veel mitochondriën en toont het karakteristieke beeld van ionentransporterende cellen. Hier komen veel capillairen voor tussen de epitheelcellen. De epitheelcellen van de stria vascularis produceren de endolymfe, die van hier via de ductus reuniens door het vliezige labyrint circuleert. De twee lange zijden van de ductus cochlearis worden gevormd door een vliesdun ‘dak’, de membrana vestibularis of membraan van Reissner, en een ‘basale’ epitheellaag, waarin zich het orgaan van Corti zich bevindt. De endolymfe heeft een hoog kalium- en laag natriumgehalte, overeenkomstig een intracellulaire vloeistof, tegengesteld aan de gehalten in het bloed. De perilymfe daarentegen komt overeen met de extracellulaire vloeistof elders in het lichaam. De endolymfe bevat verder nogal wat hyaluronzuur en weinig eiwitten, waardoor de vloeistof viskeuzer is dan de perilymfe.

48)Bespreek de microscopische bouw van het orgaan van Corti. De basale epitheellaag van de ductus cochlearis wordt gesteund door een vlies van collagene en elastische vezels met enkele fibroblasten, dat membrana basilaris wordt genoemd. Aan de mediane zijde van het orgaan van Corti is een gebied van losmazig bindweefsel met bijzondere epitheelcellen, de limbus spiralis, van waaruit een afdakvormige structuur uitsteekt die over het orgaan van Corti reikt: de membrana tectoria. Deze laag is vrij stevig door een hoge concentratie keratinefilamenten en is een product van de epitheelcellen van de limbus spiralis. Deze membraan ligt zodanig ten opzichte van het orgaan van Corti dat ze juist contact maakt met de zintuigharen van de receptorcellen. Het orgaan van Corti bestaat uit: hoge epitheelcellen die een steunfunctie vervullen en waaruit de receptorcellen met stereociliën oprijzen. Twee paar pilaar- of pijlercellen zijn in een schuine hoek ten opzichte van elkaar geplaatst en vormen een soort langgerekte tent waardoor de inwendige tunnel (tunnel van Corti) wordt ingesloten. Deze pijlercellen bevatten zeer veel microtubuli in hun cytoplasma en hebben een draagfunctie voor het ernaast gelegen zintuigepitheel met steuncellen. Het orgaan van Corti wordt omgeven door de falanxcellen. Aan de mediane zijde bevindt zich een rij binnenste haarcellen. Aan de andere zijde liggen drie tot vijf rijen buitenste haarcellen, met evenzoveel falanxcellen. De stereociliën van al deze receptorcellen steken door de deklaag van het orgaan van Corti, de zogenoemde membrana reticularis, en raken zo aan de membrana tectoria. De receptorcellen zijn homoloog met type-I-cellen in de maculae; het kinocilium ontbreekt. De binnenste haarcellen hebben een sensorische functie. Als de stereociliën in de juiste richting worden afgebogen, ontstaat een depolarisatie. Dit signaal wordt doorgegeven aan de gehoorzenuwen. De buitenste en binnenste haarcellen synapteren met zenuwuiteinden in ruimten die daartoe zijn opengelaten door de falanxcellen. Het blijkt dat de meerderheid van de zenuwvezels die uit het orgaan van Corti komen, afkomstig is van de binnenste haarcellen. Het gaat hoofdzakelijk om afferente vezels waarvan het cellichaam gelegen is in het ganglion spirale. Merkwaardig genoeg is 95% van de vezels van de buitenste haarcellen efferent, zodat deze cellen geen direct rol spelen bij de geluidsperceptie. Deze cellen hebben echter een motorische functie. Het afbuigen van de stereociliën leidt tot een verandering in lengte, die de beweging van de basilaire membraan versterkt. Verlies van de buitenste haarcellen is een belangrijke oorzaak van hardhorendheid.

49)Bespreek de microscopische bouw van het evenwichtsorgaan. Het mechanisme voor het evenwicht is gelijkaardig aan die van de geluidsdetectie. In beide systemen worden de haarcellen als transductoren ingeschakeld; in beide systemen is er beweging van de vloeistoffen nodig; beide systemen vinden plaats in de endolymferuimtes en in beide systemen wordt de output naar het centraal zenuwstelsel gestuurd via de pseudounipolaire neuronen van het ganglion spirale. Het vestibulum is het gedeelte van het benig labyrint waaruit de cochlea en de halfcirkelvormige kanalen ontstaan. Het vestibulum en de kanalen zijn gevuld met perilymfe. In deze structuren liggen de opgehangen delen van het vliezig labyrint die het vestibulair apparaat van het evenwichtsgevoel vormen. Net zoals bij de ductus cochlearis is het vestibulair apparaat gevuld met endolymfe en is het afgesloten van de omringende perilymferuimtes. Het vestibulair apparaat bestaat uit drie grote verwijde zones en drie booggangen die door de kanalen van het benig labyrint lopen. De booggangen (en de halfcirkelvormige kanalen waardoor ze lopen) zijn georiënteerd volgens drie bewegingsrichtingen: verticaal, horizontaal en voor-achter). Binnen de booggangen liggen er verhoogde gebieden van epitheel die bedekt zijn met haarcellen die lijken op die van het orgaan van Corti. Dit zijn de cristae ampullares.. De cristae zelf zijn bedekt met meerrijig epitheel dat bestaat uit haarcellen en enkele ondersteunende cellen. Net zoals bij het geluidsdetectiesysteem zijn de haarcellen hier transductorcellen uitgerust met beweegbare elementen aan hun vrije oppervlak. Hun basis is omringd met de uiteinden van zenuwvezels die van de vestibulaire vertakking van de vestibulocochleaire zenuw komen. De haartjes van dit orgaan zijn gepolariseerd, d.w.z. ze verschillen zodanig in lengte dat ze geordend zijn in de richting van de as van de booggang. Doordat de vloeistof in de booggang zal beginnen stromen, zullen de haartjes uiteraard beginnen te bewegen, hetgeen op zijn beurt zal leiden tot depolarisatie van de haarcellen en een verandering in hun membraanpotentiaal. Deze verandering wordt via de sensorische vezels en de vestibulocochleaire zenuw doorgegeven aan de hersenen. De mechanische beweging van de vloeistof wordt vertaald in neurale impulsen. Als je je hoofd beweegt in om het even welke richting, zal de vloeistof omwille van de latentie in de reactie op de beweging in de booggangen met de richting van de haartjes gaan stromen en zal het gevoel van beweging naar de hersenen worden gestuurd. M.a.w. de semicirculaire kanalen met de cristae registreren hoekversnellingen, geen hoeksnelheden. De cupula vormt een belemmering voor de endolymfe die door inertie bij hoekversnellingen achterblijft en dus relatief verplaatst wordt t.o.v. de wand van de kanalen. De cupula overbrugt de ampulla en ze wordt dus niet opzij gedrukt waarbij de vloeistof erover stroomt, maar ze vormt dus wel degelijk een stop die deformeert oiv de druk die gegenereerd wordt door de inertie van de endolymfe. De verplaatsingen van de stereocilia zijn hier dan ook miniem. Er is nog een ander deel van het vestibulaire systeem, nl. de maculae. De maculae zijn gesitueerd in de grote, bolvormige uitbreidingen van het vestibulaire systeem (ook gevuld met endolymfe) en hun functie heeft te maken met de zwaartekracht. De uitbreidingen in het vliezig labyrint zijn de sacculi en de utriculi. Beide structuren zijn voorzien van haarcellen die lijken op die in de cristae. In tegenstelling tot het systeem van de booggangen, zijn de sensorische zones van de maculae niet afhankelijk van vloeistofbeweging. In de maculae komen immers een aantal kalkachtige elementen voor de “gehoorsteentjes” of statoconia (otolieten) die bovenop de haartjes (i.e. stereociliabundel + 1 kinocilium) van de haarcellen liggen. Er kunnen twee typen receptorcellen onderscheiden worden op basis van verschillen in hun afferente bezenuwing. De oriëntatie van de haarcelbundels is specifiek: in de maculae vormen zij een spiegelbeeld rond de striola, waarbij het beeld in de utriculus echter omgekeerd is van dit in de sacculus. Statoconia worden in het embryo gevormd tijdens de normale ontwikkeling....


Similar Free PDFs