Juridisch Nederlands - Samenvatting Rechtstaalbeheersing - debatklas PDF

Title Juridisch Nederlands - Samenvatting Rechtstaalbeheersing - debatklas
Author Frauke De Kegel
Course Rechtstaalbeheersing - debatklas
Institution Universiteit Antwerpen
Pages 20
File Size 814.3 KB
File Type PDF
Total Downloads 56
Total Views 126

Summary

makkelijk te leren,
...


Description

Juridisch Nederlands Wat is goed Nederlands? Taal = variabel Diachroon (door de tijd) Woordenschat Uitspraak Grammatica

Synchroon (geografisch, sociologisch…) Dialecten (dorpsdialecten) Regiolecten (West-Vlaams, Antwerps, Limburgs…) Sociolecten (taalvarianten die binnen een bepaalde groep gesproken worden. Vb. jeugdtaal, vaktaal…

Kenmerken Standaardtaal: 1. Onbewust maatschappelijk + bewust politiek gestuurd 2. Differentiatie 3. Vloeit voort uit de plaatselijke/ regionale dialecten 4. In principe uniform in de gemeenschap waarin ze gebruikt wordt, en bevat bij voorkeur geen systematische variatie die subgroepen aanduidt. (norm bepalend) 5. Een standaardtaal is in principe gecodificeerd of codificeerbaar in de zin dat de spelregels van ‘goed’ of ‘fout’ (of ‘algemeen’ versus ‘niet algemeen’) vastliggen in grammatica’s en woordenboeken. 6. Een standaardtaal is prestigieus in de zin dat het gebruik van standaardtaal in het algemeen met hoge opleiding, fraaie beschaving, goede manieren en professionele competentie geassocieerd wordt, zowel door sprekers als door niet-sprekers van die standaardtaal. Huidige definitie: “Het Nederlands dat algemeen bruikbaar is in het publieke domein, d.w.z. in alle belangrijke sectoren van het openbare leven, zoals het bestuur, de administratie, de rechtspraak, het onderwijs en de media. Anders uitgedrukt: de Nederlandse standaardtaal is het Nederlands dat algemeen bruikbaar is in contacten met mensen buiten de eigen vertrouwde omgeving (in zogenaamde secundaire relaties).”  Geografische + stilistische variatie Wie bepaalt wat standaardtaal inhoud? Vb. nieuwslezers, auteurs … Soorten taalnormen: Historische norm “Het is altijd al zo geweest, we kunnen het best zo houden” Autoriteitsnorm “Als Hij/Zij dat woord gebruikt, dan gaan we dat aanvaarden” Logische norm “Kijken naar de grammatische structuur” Statistische norm “de meerderheid wint” Effectnorm “Zolang de bestemmeling de norm begrijpt, kunnen we het woord gebruiken” Zuiverheidsnorm “Zuivere, onspronkelijke norm nemen” Esthetische norm

“Persoonlijke norm”  Conflicteren onderling  Waar te vinden? (gebruik zie les 3) Algemene naslagwerken • Vb. (3 delen) Van Dale, Algemene Nederlandse Spraakkunst  Impliciet normatief, bevat stilistische markeringen zoals labels Websites • Vb. Nederlandse Taalunie, taalsite VRT, Taaladvies.net  Algemene driedeling: Algemene standaardtaal, Ned.-Nederlands, Be.-Nederlands  VRT: norm voor de Belgische variant van het Nederlands (mee bepalen) Gespecialiseerde boekjes • Vb. correct taalbegruik, het groene boekje…

Taalgedrag 1. 20e eeuw: succesvolle standaardisering 2. Overname en toenadering noordnederlandse norm 3. Opvallende variatie: • Uitspraak • Woordenschat 4. Afstand informele spreektaal  verzorgde Nederlands groter

Taalattitude Tussentaal: Evolutie: -

Volgens taalbeleid: onvoltooide standaardisering, ‘ontkenningsfase’ Volgens taalgedrag: grote waardering, identificering

Verdere standaardisering • Attitude: tussentaal = onvolwaardige taal  OFWEL Informalisering Belgische standaardtaal • Attitude: tussentaal = identificatie  OFWEL Stabiel • Attitude: standaardtaal = prestige  kritiek: Johan De Schryver, “Laat de gewone taalgebruiker bepalen wat goed Nederlands is” “De voorvechters van het ABN hebben in de jaren 60 en 70, vanuit een goedbedoeld streven naar emancipatie, het omgekeerde bereikt van wat ze beoogden. Ze hebben de Vlaming mismeesterd, hem in de richting van een kromtaal gestuurd. Hij leerde de regeltjes van de Noord-Nederlandse norm wel, maar omdat die zo tegen zijn taalgevoel indruisten, raakte hij vooral in de war en paste hij ze niet of verkeerd toe”  creëert angst/ onzekerheid van de burger tegenover de taal “Gele Boekje” Hoe Vlaams mag uw Nederlands zijn? Correcte taal is wat wij als correcte taal ervaren en aanvaarden. Wij taalgebruikers. […] veel Vlamingen knappen af op taalfouten in hun krant of andere media, terwijl ze zich nauwelijks bewust zijn van hun eigen belgicismen, die vroeger ronduit fouten werden genoemd. Anders gezegd: Vlaanderen heeft behoefte aan een taalnorm, maar een die realistisch is en ruimte geeft aan woorden en uitdrukkingen die ‘beschaafd sprekende Vlamingen’ voortdurend in de mond nemen. Geert van Istendael, “Hou op met dat gekir over Vlaams” Ze plegen verraad jegens de eerbiedwaardige Vlaamse emancipatiebeweging, die er voor gezorgd, zeg maar gevochten heeft, zij het altijd geweldloos, dat we vandaag nog Nederlands spreken. Is verraad een zwaar woord? Veeleer een te vriendelijk woord. […] Ze vergeten even dat de Franstalige elite van ons koninkrijk meer dan een eeuw lang net dát woord gebruikte om onze taal te discrimineren. Een taaltje van zes miljoen kun je makkelijker onderdrukken dan

een taal die drieëntwintig miljoen mensen spreken Mia Doornaert, “Het plezier in taalregels” […] Beangstigend, ten slotte, is het kneuterige provincialisme van de sociolinguïsten en hun ‘Vlaams’. Mogen we nog buiten Vláánderen kijken? Daarnaast vormen de Nederlandstaligen in Europa een taalgroep van 21 miljoen mensen. Dat geeft gewicht. We hebben er absoluut geen belang bij die groep te laten uiteenvallen door zowel in Noord als Zuid steeds verder van de standaardtaal af te wijken. Vergeet ook niet de rol van taal als factor van sociale emancipatie, en van integratie Nieuwe nota Nederlandse Taalunie: Visie op taalvariatie en taalvariatiebeleid. Visietekst van de Adviescommissie Taalvariatie in opdracht van het Algemeen Secretariaat van de Taalunie: In deze visie wordt taalvariatie opgevat als een vanzelfsprekend maatschappelijk gegeven. Iedere spreker van het Nederlands heeft verschillende variëteiten tot zijn beschikking, bijvoorbeeld meer en minder formele variëteiten en meer en minder lokale variëteiten. Er zijn geen ‘goede’ of ‘slechte’ variëteiten; welke variëteit de meest passende is, is afhankelijk van de specifieke situatie waarin die wordt gebruikt. Tegelijkertijd constateren we als commissie dat er communicatieve contexten zijn waarin talige normen nodig zijn. Naargelang van de context kunnen dit meer of minder strikte normen zijn. De kunst is om te weten welke variëteit in welke situatie de meest passende is. Die registergevoeligheid staat centraal in deze visietekst. […] In plaats van de stigmatiserende term ‘tussentaal’ zou de term ‘omgangstaal’ – die al decennialang gebruikt wordt in de internationale literatuur – veel adequater zijn

Taalbeleid Accentverschuiving einde 20e E: Niet langer exclusief afgeleide van de Nederlandse taalsituatie Nationale variëteiten ~ Van Dale, VRT-taalcharter, taaladvies.net Houding t.o.v. Tussentaal: meestal nog negatief, maar wordt meer aanvaard als variant in bepaalde contexten www.taalunieversum.org -

Tussentaal Kenmerken: -

Slordige uitspraak Vb. Ruukwiend, blèèven

-

Lidwoord bij persoonsnaam Vb. De jan, den bert

-

Slotmedeklinker ontbreekt Vb. Da', wa', nie', mè', goe', ma'

-

Ekik Vb. Da' wist ekik nie'.

-

H ontbreekt Vb. 'Elemaal, 'ebt, g'ad

-

Hem (als onderwerp) Vb. Morgen moet 'm gaan voetballen.

-

Verkeerd lidwoord Vb. De moment, het school, het stad,…

-

Gij Vb. Kom-de-gij ook?

-

Verbogen voornaamwoorden Vb Mijnen boek, hare jas, onzen auto, dienen hond

-

Verbogen lidwoorden Vb. Ne jongen, nen boek, e secondje

-

-

Verbogen bijvoeglijke naamwoorden Vb. Hare nieuwen auto, nen dikken boek

Verkleinwoorden op -ke Vb. Meiske, boekske, bloemeke

-

Gebiedende wijs met -t Vb. Werkt nog goe', zegt 't

-

Twee keer gaan Vb. we gaan gaan zwemmen

-

Van of voor in plaats van om Vb. We probeerden van op tijd te komen. Hij vroeg voor te gaan zwemmen.

Norm voor Belgisch-Nederlandse rechtstaal? Standaardtaal: “het Nederlands dat algemeen bruikbaar is in het publieke domein, d.w.z. in alle belangrijke sectoren van het openbare leven, zoals het bestuur, de administratie, de rechtspraak, het onderwijs en de media.”  Visie van de Taalunie op taalvariatie en taalvariatiebeleid: Het taalgebruik tijdens rechtsprocedures zou waar mogelijk meer op het gewone taalgebruik afgestemd moeten worden, om zo de rechtsgang inzichtelijker en begrijpelijker te maken voor alle betrokkenen. Inspanningen en initiatieven om vonnissen, die vanuit juridisch oogpunt gebruikmaken van de geijkte rechtsterminologie, te vertalen naar begrijpelijke taal dienen gestimuleerd en aangemoedigd te worden. Ook hier speelt het belang van inclusiviteit. Daarnaast is het van belang om het taalbewustzijn en de registergevoeligheid bij de betrokken beroepsgroepen te vergroten. Zo dient er meer inzicht te worden gecreëerd in de invloed van het gebruik van taalvariëteiten op waarheidsvinding.

 ‘in vertoef stellen’: een bijkomende tenlastelegging boven op een correctionele straf (uitsluitend in regio Tongeren gebruikt)  ‘verdieren’: ‘verduren’, iets duurder maken, voornamelijk bij notariëlen (vooral in regio Antwerpen) Juridische benamingen: Belgisch Rekenhof HvC RvS Staatsblad Vrederechter Schepen Strafhouder Goed

Nederlands

Belgisch Voorzitter (van een rb.) Procureur Procureur-Generaal Koninklijk Besluit Gerechtelijke politie Wanbedrijf Zaak

Nederlands

Publiekgericht schrijven: algemeen Definitie Toegankelijkheid: “Een tekst is toegankelijk als de doelgroep - de beoogde lezer – (1) zonder al te veel moeite (2) het communicatiedoel ervan kan bereiken. (3) Haalbaarheid: -

Traditie van schrijven voor vakgenoten Geen direct belang bij toegankelijkheid Beweging in goede richting Kwestie van willen, meer dan van kunnen

Woordniveau: helder en beknopt schrijven Vaktermen:

≠ juridische noodzaak:

= juridische noodzaak:

Tekstniveau Schrijfproces: Fase Plannen

Schrijven Reviseren

Concrete stap 1. Verken de lezer van de tekst. 2. Verken de inhoud van de tekst. 3. Verken het doel van de tekst. 4. Maak een globaal plan. 5. Organiseer en structureer je ideeën. 6. Schrijf je tekst uit. 7. Lees je tekst na op structuur en samenhang. 8. Herschrijf je tekst. 9. Doe de eindredactie van je tekst.

Plannen:

 Geef lezer informatie die hij nodig heeft:

o o

Niet te veel/ niet te weinig Contactkanaal

 Zet kern eerst

o

Trechterpiramide

 Herkenbaar model:

o Chronologisch o Thematisch o Methodisch  Adviserend/ argumentatief teksdoel: methodische ordening  Soorten tekstdoelen:

o o o o

Beschrijvend Verklarend Evaluerend Adviserend

 Conclusie, vonnis

o o

Evaluerend adviserend

Globaal plan: Probleem-oplossingschema 1. Beschrijving van het probleem 2. Negatieve gevolgen van het probleem 3. Oorzaken van het probleem 4. Mogelijke oplossing van het probleem 5. Criteria voor het beoordelen van de oplossingen 6. Positieve en negatieve aspecten van de voorgestelde oplossingen 7. Conclusie: die voorgestelde oplossing(en) is/zijn het best 8. Advies

Evaluatieschema 1. Beschrijving van (de relevante aspecten) van x 2. Criteria om x te beoordelen 3. Positieve aspecten van x 4. Negatieve aspecten van x 5. Eindoordeel over x Schema voor het verslag van een onderzoek 1. Beschrijving van het object van onderzoek 2. Verantwoording van het onderzoek 3. Methode van onderzoek 4. Resultaten van het onderzoek

5.

Conclusie

Wegwijzers voor de lezer 1. Inhoudsopgave (supra) 2. Titels a. Verbeteren overzicht structuur, versnellen leerproces b. Maximaal vier niveaus c. Kort en sprekend! d. Geen nummer alleen (bv. vonnissen) e. Uniforme structuur f. Verwijs in de eerste zin niet meteen naar de titel maar herhaal 3. Alinea a. Alinea: tekstdeel met aantal inhoudelijk samenhangende zinnen b. Één alinea behandelt een aspect van een onderwerp c. Zet info die bij elkaar hoort samen in 1 alinea d. Opbouw: i. Kerngedachte geformuleerd in eerste zin: topiczin (ev. Eerst overgangszin) ii. Uitwerking met argumenten & achtergrondinformatie Samenhang  verbindingswoorden Links-rechtsprincipe iii. Conclusie alinea: herhaling kern 4. Verbindingswoorden 5. Vormgeving a. Goede lay-out versnelt leesproces en verhoogt tekstbegrip b. Rustige bladspiegel brengt tekst beter over: i. Blad niet te vol ii. Brede kantlijn: creëert ruimte iii. Tussen alinea´s witregel i.p.v. insprong iv. Geen zachte returns binnen alinea’s v. Niet uitvullen, wel afbreken vi. Titels & subtitels: verduidelijken structuur c. Wees spaarzaam met typografie: i. Slechts 1 lettertype en –grootte voor broodtekst ii. Geen onderstrepingen! iii. Cursief: alleen voor citaten, titels van publicaties, ev. nadruk iv. Geen woorden VOLLEDIG IN KAPITALEN v. Vet: alleen in titels vi. “Aanhalingstekens: zoveel mogelijk vermijden” vii. Geschreefd lettertype (Times) voor papier, schreefloos (Arial) voor scherm d. Titels: i. Creëer rust en structuur: voldoende wit voor en na ii. Geen punt na titel of cijferindeling titel iii. Kort en uniform iv. Maximaal vier niveaus v. Vermijd verdere indelingen met bolletjes enz. vi. Hou het eenvoudig: grotere variant van zelfde lettertype of zelfde grootte maar ander lettertype

Brieven Belang: Formeel • visitekaartje • ‘corporate image’ • prestige • huisstijl

Inhoudelijk • tekstdoel bereiken • efficiënt communiceren • klantvriendelijkheid

Vormelijke voorschriften: • traditionele lay-out • officiële voorschriften: • “BIN – norm Z01-002 (september 2002; KB 11 juni 2004, BS 27 augustus 2004)” Adressering: -

-

Links bovenaan, onder het briefhoofd Max. 7 regels: • Aangetekend • Naam geadresseerde • Incl aanshrijftitel (De heer, Mevrouw, Mejuffrouw: volluit) • Voornaam volledig of afgekort tot initiaal • Titels mogen genoemd worden • Functie geadresseerde • Waar de geadresseerde werkt • Straatnaam + nr. • Postcode + PLAATSNAAM (taal van de geadresseerde) • LANDNAAM (in eigen taal Minimum 1 witregel

Referenties en data: BIN-norm: uw brief van 2000-05-16 + één wetregel

uw kenmerk ZTB/BRFCB

ons kenmerk NL-pract/9-2

Antwerpen 2000-05-21

Onderwerp - Staat vóór de aanspreking, tegen de linkermarge - Efficiënt voor de lezer! - Niet: ‘onderwerp’ of ‘betreft’ , wel: tekst in vet + Twee witregels Aanspreking: -

Tegen de linkermarge Traditioneel met komma erna, bin-norm ook zonder komma Voorbeelden: • Geachte heer Blomme • Geachte mevrouw Dewit / Blomme / Blomme-Dewit • Geachte heer en mevrouw Blomme(-Dewit) • Geachte heer, geachte mevrouw • Geachte heren, geachte dames (afgeraden om in meervoud te zetten) • Mevrouw de eerste voorzitter • Mijnheer de procureur, • Geachte collega, • Geachte cliënt + één witregel

Brieftekst: -

duidelijke indeling in alinea’s één idee per alinea geen insprong, wel witregel meestal enkele regelafstand u / uw niet met hoofdletter juiste werkwoordsvormen: “u…” • bent, hebt, kunt, zult, wilt..

Afsluiting en ondertekening: - Tegen de linkermarge, 1 witregel na laatste zin - Hoogachtend / met vriendelijke groeten: • Hoogachtend: onbekende geadresseerde / eerste contact, erg hiërarchische relatie, taalunie: ‘hoogachtend klinkt tegenwoordig wat stijfjes’ • Met vriendelijke groeten: bekende geadresseerde / opvolgcontact, neutrale relatie - Bijlagen: tegen de linkermarge, onder de naam Inhoudelijke tips: - Zet kernboodschap centraal • Zet de kern eerst: zo bereikt u het snelst uw tekstdoel  Herhaal dus niet wat de lezer al weet • Gebruik een onderwerpsaanduiding die voor de lezer duidelijk is  Gebruik dus geen onderwerp dat enkel voor u als schrijver duidelijk is - Gebruik een logische structuur • Val met de deur in huis (Schets kort de voorgaande situatie) • Verdeel in alinea’s: 1 idee per alinea • Sluit positief en persoonlijk af - Wees to the point • Geef genoeg informatie maar niet te veel • Herhaal niet wat de lezer weet • Geef aan waar de lezer extra informatie kan krijgen - Doe gewoon • Vermijd stadhuistaal • Gebruik een zakelijke maar eenvoudige stijl • Laat lege woorden en clichés weg schrijven  brief Hoofding  briefhoofd heden  vandaag Bestemmeling  geadresseerde reeds  al Hogervernoemd bovenstaand derhalve  daarom In bijlage  als bijlage Refereren naar  refereren aan/ verwijzen naar -

-

-

Schrijf persoonlijk en lezergericht • Maak de schrijver zichtbaar: • Gebruik ik / wij • Vermijd onnodig passief • Schrijf lezergericht: • Spreek de lezer rechtstreeks aan: met ‘u’ • Schrijf vanuit het standpunt van de lezer niet vanuit het standpunt van de schrijver Formuleer positief • Liever een gebod dan een verbod • Zeg wat wel kan i.p.v. Wat niet kan • Zoek een oplossing i.p.v. Enkel excuses Blijf beleefd • Zorg ervoor dat u nergens onbedoeld verwijtend, dreigend of arrogant klinkt



Meestal omgekeerd effect op de lezer

Zakelijke e-mails Voordelen • Snel en efficiënt • Makkelijk en flexibel • Persoonlijk maar niet opdringerig • Goedkoop

Nadelen • Slordig: taal- en tikfouten • Te informeel: ‘hallo!’ • Snelle reactie verwacht

Algemene regel: doe niets wat u in een zakelijke brief ook niet zou doen  Stijl- en registerkeuze: o Maak uw mail op maat van de ontvanger en de boodschap:  relatie schrijver – ontvanger: hiërarchisch / vriendschappelijk?  karakter inhoud: officiële mededeling / kattebelletje?  karakter bericht: eerste openingsbericht of derde reply?  Snelheid o Reageer bij voorkeur binnen 24 uur o Indien onmogelijk, stuur ontvangstbevestiging of out of office reply  Automatische versie wordt als onbeleefd ervaren  Taal en stijl: o Gebruik een deftig mailadres.  Dus niet: [email protected] o Gebruik het adres waarop u antwoord wil krijgen.  Dus niet solliciteren vanop je huidige job o Gebruik altijd een onderwerpsaanduiding, to the point maar geen marketing (spam)  Dus niet: “dr.3.268.395” of “nota klaar” o Gebruik een zakelijke maar persoonlijke aanspreking:  Geachte heer, mevrouw + naam  Beste + voornaam (niet ‘beste’ op zich) o Tutoyeer niet automatisch  Het is aan de ‘oudere’ om de stap te zetten tot overgan van u naar jij o Gebruik een afsluitingsformule  Met vriendelijke groeten (hoogachtend=erg formeel)  Gebruik geen afkortingen zoals “mvg” o Gebruik een ‘signature’ met uw volledige naam en adresgegevens o Gebruik de lay-out van een brief met witregels tussen aanspreking en afsluiting en tussen alinea’s o Gebruik korte zinnen en korte alinea’s: maximum 5 à 6 regels o Wees spaarzaam met emoticons en accentueringen: GA BIJVOORBEELD NIET ROEPEN o lees uw mail na op tik- en taalfouten! o Pas op met html-codes en opmaak o Pas op met doorsturen (‘forwarden’) o Pas op met groepsmail: richt een mail aan uzelf met een ‘bcc’ aan de geadresseerden o Pas op met ‘reply to all’ o Kijk bij maildialogen na wie in cc blijft staan en welke mails nog worden toegevoegd o Wees erg voorzichtig met ironie, woordspelingen enzovoort o Onderhandel niet per mail: telefoneer of spreek persoonlijk af o Hou het hoofd koel, wind u niet op

De gerechtsbrief Standaardbrief voor alle soorten zaken en procespartijen, niet afgestemd op de lezer en daardoor te vaag  Zorgt vaak voor problemen  het parket zou modelbrieven per procespartij en per type zaak kunnen maken: dan blijft de snelheid van een model bestaan, maar is de formulering meer toegespitst op de beoogde lezer.

Dagvaarding  theorie geldt als achtergrond maar geen specifieke leerstof 1. Wat is een dagvaarding? Twee betekenissen: De handeling waarmee een deurwaarder iemand voor de rechter daagt De akte/ het document waarin de dagvaarding vermeld is 2. Waarvoor dient ze? = Meest gebruikelijke manier om een rechtszaak te openen, zowel in burgerlijke zaken (op tegenspraak) als in strafzaken Alternatieven: Vrijwillige verschijning Verzoeksc...


Similar Free PDFs