Nederlands samenvatting PDF

Title Nederlands samenvatting
Course Nederlands 1 en informatievaardigheden
Institution UC Leuven-Limburg
Pages 8
File Size 143.9 KB
File Type PDF
Total Downloads 110
Total Views 149

Summary

Download Nederlands samenvatting PDF


Description

Nederlands: samenvatting 1. Waarom is het schrijven van een paper zo belangrijk Tijdens het schrijven er van = Je oefent je zelfstudie en verruimt theoretische achtergrondkennis, je kan je verworven kennis aan de praktijk richten. Je leert omgaan met beschikbare documentatie, bronnen analyseren en structureren.

2. Schrijven in 5 stappen (ovour methode) Oriënteren = Hierbij stel je vier vragen:    

Wat is het doel dat ik wil bereiken? Wat is mijn onderwerp? Wie is mijn publiek? Wat zijn de randvoorwaarden?

Voorbereiden = Dit kan door de brainstormmethode of door vaste vragen en sub vragen te stellen. Hierdoor kom je to een schematische figuur. Opstellen van een tekstschema In deze fase wordt er niet geschreven, maar een schema opgemaakt in de vorm van een mindmap om je structuur van je tekst duidelijk te gaan maken voor jezelf. Dit gebruik je om een logische volgorde van onderdelen te vinden en zo een tekstschema op te stellen. Uitvoeren = Dit gebeurt ook in enkele fases.  Fase 1: Kladversie, tekst in eigen woorden zonder na te denken over verdere (kernwoorden).  Fase 2: let op de formulering, gebruik sleutelwoorden en maak een logische samenhang  Fase 3: de eindredactie, let op de lay-out, schrijf een inleiding en slot.

Reflecteren = Lees na enkele dagen je tekst kritisch na. Schrap onnodige voorbeelden en laat de tekst zeker ook eens nalezen indien mogelijk. Zo kan je er schrijffouten uit halen die je zelf niet merkt.

3. Onderdelen van je eindwerk (woordenlijst) Woord vooraf = Dankbetuigingen Abstract of korte samenvatting = Overzicht van de doelstelling, de problematiek, de methodologie, de resultaten en de interpretatie van het onderzoek Inhoudsopgave, inhoud, inhoudstafel = Afzonderlijke opsomming van verschillende hoofdstukken met de belangrijkste onderverdelingen Lijst met figuren = Opsomming van alle figuren en tabellen met bijhorende pagina’s

Lijst met afkortingen (facultatief) = Alfabetische opsomming van alle afkortingen die niet door de lezer gekend zijn Inleiding = Achtergrondinformatie geven zodat de lezer het eindwerk begrijpt (Doel: interesse van de lezer wekken) Corpus = De eigenlijke tekst, de hoofdtekst, het belangrijkste deel Verklarende voetnoot = voetnota waarin bijkomende uitleg wordt gegeven over het onderwerp Voetnoot als bronvermelding (examenvraag) = voetnota waarin je de gebruikte bron nader toelicht. Conclusie = algemeen besluit, slot, algemene conclusie, slotbeschouwing het geeft een overzicht van de van de voornaamste bevindingen en een bespreking van de belangrijkste resultaten die in het corpus werden besproken Bijlage = appendix, addendum of ook wel aanhangsel genoemd (het is geen deel van het eindwerk en wordt dus niet genummerd

4. Documentatie beoordelen Literatuurstudie = verzameling van wat gepubliceerd is over een bepaald onderwerp Auteursrechten, voor digitale en niet-digitale werken = Hoe meer bronnen je hebt gelezen en gebruikt, hoe diepgaander en professioneler je overkomt! = Elke publicatie is intellectueel eigendom van een auteur of uitgever ook op het internet  Je moet dus schriftelijke toestemming vragen om deze info te reproduceren. (onderwijs en wetenschappelijk onderwijs zijn uitzonderingen)  Bij een eindwerk ben je verplicht je bronnen te vermelden

Digitale werken = Verschijnen niet in papieren vorm, maar je kan ze natuurlijk wel afdrukken Niet digitale werken = Papier documenten Plagiaat! = Schending van auteursrecht = Teksten, structuren, ideeën, wiskundige redeneringen of afleiding, enz. van iemand anders gebruiken met de bedoeling ze te laten voorkomen als eigen creaties = Een bron niet vermelden (zelfs al heb je wijzigingen aangebracht aan de overgenomen tekst) Wanneer schend je het auteursrecht niet? = Een bron duidelijk aangeven bij citaat of kopie = De inspiratiebron vermelden bij het overnemen van gedachten = Bewijzen dat je op een onafhankelijke wijze tot eenzelfde resultaat bent gekomen Plagiaat voorkomen (examenvraag) = Volledige bron vermelden (titel van het werk, naam auteur) = “citaat” (max. 5 regels) + vermelding van bron = Enkel kernachtige uitspraken overnemen = Bij figuren, redeneringen, …: bron vermelden (zie refereersysteem) = Figuren, teksten overnemen enkel indien relevant, zelf foto’s maken = Meerdere bronnen raadplegen en verwerken tot je eigen, persoonlijke visie

5. Citeren, parafraseren en verwijzen Citeren = Een passage uit andermans werk overnemen in een eigen werk, met bronvermelding; aanhalen (www.vandale.nl)  Je neemt het letter over en zet het tussen “…”, lange citaten schrijf je cursief

Parafraseren met citaat = De uitspraak van de auteur wordt samengevat en kleine delen ervan worden geciteerd  Oorspronkelijke bron in de tekst aanhalen  Indien auteursnaam al vermeld werd, enkel (jaartal)

Parafraseren en verwijzen = De uitspraak van de auteur in eigen woorden samenvatten  In je eigen woorden, je vermeld de auteur in de tekst, je haalt de bron in te tekst aan

6. APA-stijl = Is de meest gebruikte methode om bronnen te vermelden en blijft consequent dezelfde stijl gebruiken. Het stelt duidelijke normen op voor bronverwijzing, voetnoten, een bibliografie of literatuurlijst. Het zorgt ervoor dat de lezer duidelijk en overzichtelijk de oorspronkelijke bron in de referentielijst kan terugvinden

Bibliografie = overzicht van alle (of voornaamste) publicaties die bij het onderwerp van de tekst aansluiten Geraadpleegde werken = overzicht van alle publicaties die werden geraadpleegd bij het schrijven van de tekst (niet gerefereerd, enkel geraadpleegd!) Referentielijst = overzicht van alle bronnen die werden geraadpleegd, geciteerd, geparafraseerd of samengevat. Het ondersteunt de tekst en toont waar de informatie in een teks vandaan komt.  Er staan enkel werken die daadwerkelijk in de tekst worden vermeld en die als bron werden gebruikt (geen achtergrondliteratuur)

7. Ideeën formuleren = structuureer een logische opbouw en formuleer zakelijk. Schrijf zeker niet in spreekstijl

Schrijf niet archaïsch = schrijf niet ouderwets Actief en passief Actief schrijven is directer, vlotter en levendiger. Passief schrijf je alleen in wetenschappelijk, zakelijke en technische teksten want dan ligt de nadruk op de zaak, de boodschap of het idee. Uitzondering: passief in wetenschappelijk, zakelijke en technische teksten

Dynamisch = Gebruik dynamische woorden i.p.v. naamwoorden (het/de + inf. + van)  Vermijd naamwoorden want het is minder goed te begrijpen

Persoonlijk = Ik: in het woord vooraf = Wij/ ik: in de inleiding, een aanbeveling, een besluit, een veronderstelling MAAR te vermijden!

Formuleer in de juiste tijd Tegenwoordige tijd = Gebruik je bij het theoretisch gedeelte, voor feiten, herhalende gebeurtenissen, figuren en tabellen en voor een gepubliceerd werk Verleden tijd = Gebruik je bij het praktisch gedeelte, voor niet-veralgemeende beweringen en nietgepubliceerde onderzoeksresultaten Ideeën structureren Titels en koppen = Nodigen de lezer uit om verder te lezen en bieden structuur Titel = Beknopte, juiste weergave van de inhoud Kop = Titel bij uitgebreide paragraaf, is kort (max 1 regel) Verwijswoorden = Zorgen voor de vormelijke samenhang tussen zinsdelen en zinnen (hun, zij, hij, die, dat) Signaalwoorden = Zorgen voor het inhoudelijk verband, opsomming, tegenstelling, vergelijking Opsommingen = Moeten grammaticaal gelijkwaardig zijn en hebben vaak geen leestekens.

8. Mogelijke examenvragen Zelf ga ik deze gewoon is lezen maar zeker niet leren!! Op pagina 8 staan nog wel begrippen!! Wat is een paper, wat is een scriptie? Een paper of scriptie is een geschreven eindproduct rond een onderwerp dat vanuit een originele – opgelegde of zelf geformuleerde – probleemstelling werd verwerkt tot een persoonlijke tekst. Dat kan op basis van een grondig literatuuronderzoek, waarbij literatuurgegevens moeten worden opgespoord, geraadpleegd, geanalyseerd, gesynthetiseerd en verwerkt. Het kan ook op basis van een praktijkonderzoek, zoals een casestudy, en/of op basis van een eigen onderzoek, zoals het interview, de enquête en veldonderzoek. Het verschil tussen een paper en scriptie ligt vooral op het “wanneer”. Een paper wordt eigenlijk vooral gebruikt voor tussentijdse opdrachten terwijl een scriptie wordt gemaakt op het einde van je afstudeerrichting. Zo’n scriptie wordt ook wel een thesis genoemd.

Wat weet je over de probleemstelling? Een ander woord voor probleemstelling is ook wel onderzoeksvraag. De probleemstelling van een paper of scriptie gaat vooral over wat je gaat bespreken in je opdracht. De probleemstelling wordt weergegeven in de inleiding en moet beantwoord worden in het besluit. Wat bedoelt men als men zegt dat een paper oorspronkelijk en persoonlijk moet zijn? Als er een tekst moet worden geschreven, ligt de nadruk van de opdracht meestal op het schrijven van een originele tekst waarbij bovenstaand element een belangrijke rol speelt: Er moet een probleemstelling worden uitgewerkt, die duidelijk wordt geformuleerd en gesitueerd in de inleiding. De inhoud moet het resultaat zijn van persoonlijk onderzoek. Ook de formulering moet persoonlijk zijn. In het besluit moeten de belangrijkste lijnen of resultaten van het onderzoek als antwoord op de probleemstelling terug te vinden zijn. Bovendien moet je voor de inhoud zoveel mogelijk actuele bronnen gebruiken die je dan uiteindelijk persoonlijk gaat verwerken tot één geheel.

Wat is primaire literatuur? Primaire bronnen zijn al de publicaties waarin voor het eerst een bepaald onderwerp wordt behandeld of een nieuwe vondst of ontdekking wordt beschreven. Primaire publicaties zijn m.a.w. oorspronkelijke studies, basisdocumenten. Bijvoorbeeld: octrooischriften, wetteksten, reglementen, enz… . De datum van verschijning is hier iets minder belangrijk dan bij secundaire documenten omdat het hier over het basiswerk gaat. Wat is secundaire literatuur? Secundair zijn de publicaties die afgeleid zijn uit de primaire. Uit primaire bronnen wordt informatie verzameld en behandeld in een nieuwe publicatie. Typische voorbeelden van secundaire literatuur zijn naslagwerken, bibliografieën, woordenboeken enzo… . Iedereen schrijft secundaire literatuur. Waarom is het belangrijk te weten of je met primaire of secundaire literatuur te maken hebt? Het is vooral belangrijk bij citaten. Wat absoluut moet vermeden worden, is dat een citaat uit een secundaire bron wordt overgenomen en ernaar verwezen wordt alsof je de gegevens uit de primaire bron citeert. Af en toe is het dus nodig om de primaire bron te zoeken om te zien of de secundaire bron klopt. Welke manieren van lezen pas je toe als je documentatie voor een paper doorneemt? Oriënterend of selectief lezen: de kunst van het overslaan.Hier krijg je een totaalbeeld van het werk Globaal lezen: je ogen over de tekst laten glijden waar je aandacht geeft aan de essentie van de tekst Integraal en kritisch lezen: hierbij ga je woord per woord lezen. Wat weet je over signaalwoorden? Signaalwoorden worden gebruikt om de structuur van een tekst duidelijk te maken. Bijvoorbeeld :Enerzijds…anderzijds…, In tegenstelling tot…, Samenvattend… Daarnaast ga je gebruik maken van verbindingswoorden om relaties te leggen tussen zinnen. Afhankelijk van het verband dat je duidelijk wilt maken, moet je het juiste verbindingswoord gebruiken. Bijvoorbeeld: bovendien kan gebruikt worden voor een aanvullend verband.

Wat is een structuurplan en hoe stel je het op? = Een structuurplan is een plan over de structuur van je tekst. Vooraleer je begin te schrijven, moet je een eerste idee hebben van de grote lijnen van je uitwerking. Dat wil zeggen dat je een eerste voorlopige inhoudstafel voor de hele tekst opmaakt. Bij het opstellen van de grote structuurelementen in je structuurplan houdt je rekening met een aantal logische principes:  Algemeen naar bijzonder  Theoretisch naar illustratieve  Descriptieve naar evaluatieve

Wat weet je over titels in een paper? Titels van hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen beginnen beter niet met een lidwoord. De eerste letter is een hoofdletter. Ze worden nooit afgesloten met een punt. De formulering van de titel is zo compact mogelijk. De titel moet de aankondiging zijn wat in de daaropvolgende tekst wordt behandeld. Hij maakt op die manier duidelijk wat het centrale thema is. Naast een structurerende functie heeft de titel ook een motiverende functie: hij trekt de aandacht van de lezer en maakt hem nieuwsgierig naar wat komen gaat. Bovendien moeten titels die op hetzelfde niveau staan dezelfde vorm hebben.

Wat weet je over citeren? Bij citeren is het belangrijk om eerst de primaire bron te zoeken i.p.v. eerst de secundaire bron. Een citaat is een letterlijke overname van iemands woorden. Bij het citeren moeten de volgende regels in achting genomen worden: Citeer alleen als het echt noodzakelijk is: d.w.z. als de oorspronkelijke uitdrukking veel zou verliezen door verwerking, waar het een bepaalde uitspraak geldt van een autoriteit, waar een gezegde of toespraak geldt of daar waar men de tekst er wil door illustreren. In de tekst moet het duidelijk gaan over een citaat. Je kunt bijvoorbeeld het citaat typografisch duidelijk van je eigen tekst onderscheiden: Een citaat moet in elk geval tussen twee dubbele aanhalingstekens staan . Na de aanhalingstekens komt de verwijzing naar de bron.

Hoe kan je een tekst structureren en stileren? (In fase schrijven) Bij het structureren en stileren, ga je proberen om structuur te krijgen in je tekst. In deze fase ga je ook proberen om verbanden te leggen tussen zinnen. Je gaat proberen om de structuur van je tekst en de bedoeling ervan aan de lezer duidelijk te maken voor hij begint te lezen. Dit doe je door in elk hoofdstuk een inleidende alinea te maken waar er wordt verwezen naar het vorige hoofdstuk, waarin het nieuwe hoofdstuk kort aangekondigd wordt of toegelicht wordt en waarin iets gezegd wordt over de opzet en de werkmethode die gebruikt werd.

Hoe verwerk je gegevens van eigen onderzoek in je paper? = Wie in een scriptie of een project de resultaten van een eigen onderzoek wilt laten aansluiten bij of wil verwerken in een algemene of theoretische achtergrond, moet ervoor zorgen dat beide stukken op elkaar aansluiten of met elkaar verweven worden. Dat moet gebeuren zowel naar inhoud als naar stijl. Je kunt bij het schrijven van een tekst niet zomaar overschakelen op interviewstijl: informatie opnemen in de stijl van vraag en antwoord. Je verwerkt deze gegevens eerst en dan voeg je ze toe in je paper. Je moet in elk geval ook aankondigen dat de gegevens in kwestie gebaseerd zijn op een interview. Wanneer de informant letterlijk citeert, geef je dit aan. Wat weet je over bronvermelding in een paper? = De lezer van een scriptie wil uiteraard weten op welke bronnen de schrijver zich heeft gebaseerd. Hieraan hangt natuurlijk ook een juridisch aspect aangezien je plagiaat pleegt wanneer je bestaande “intellectuele eigendommen” gaat gebruiken. Een bibliografische referentie is een verwijzing naar de bron waaruit je informatie hebt geput. Je verwijst dan naar de bibliografische gegevens van een bepaald boek, tijdschrift, brochure, statistieken, … zodat de bron in kwestie als het ware geïdentificeerd wordt. Een bibliografische referentie wordt volgens bepaalde regels opgesteld. Internationaal gezien zijn er geen vaste regels, de meeste systemen gebruiken hun eigen vaste regels. De volgende dubbele algemene regel geldt wel: bibliografische verwijzingen binnen een paper, project of scriptie op een consequente en systematische manier opgesteld worden en de referentie moet alle nuttige informatie bevatten om het boek te kunnen terugvinden.

Wat weet je over de literatuurlijst? De literatuurlijst is de lijst van werken die je voor je scriptie effectief hebt geraadpleegd en gebruikt, hetzij als achtergrondliteratuur, hetzij als effectief verwerkt materiaal. Hij zit helemaal achterin de scriptie. In deze lijst neem je dus geen werken op die je niet gebruikt voor je scriptie.

Wat weet je over bronvermelding bij verwerkte literatuur? Wanneer je je voor het schrijven van je tekst baseert op bronnen waaruit je ideeën en gegevens haalt die je niet letterlijk aanhaalt, maar weergeeft in eigen woorden, spreken we over verwerkte literatuur. De vraag wanneer precies je moet verwijzen naar de bron bij verwerkte literatuur is niet eenduidig te beantwoorden, omdat hiervoor geen regels te geven zijn. Je moet min of meer zelf uitmaken of je verwerkte literatuur nog dicht bij de gebruikte bron aanleunt of niet. Refereren aan je bron(nen) moet wel als je je bron nauwgezet volgt. Bijvoorbeeld door van een bepaald tekstdeel uit je bron(nen) haast alle gegevens over te nemen en in je eigen woorden weer te geven. Of door een volledig hoofdstuk of een hele paragraaf uit je bron samen te vatten en deze synthese in je scriptie te lassen. Wat weet je over voetnoten? Voetnoten en eindnoten worden niet alleen voor bibliografische referenties gebruikt. Je kunt ze ook toepassen  Als je een moeilijke of weinig voorkomende vakterm in je tekst gebruikt, die uitgelegd moet worden;  Als je moet verwijzen naar iets dat je al eerder in je werk vermeldde of dat later nog aan bod komt.

Wat weet je over verkorte referenties? In wetenschappelijke uitgaven wordt steeds meer van een systeem van verkorte referenties gebruikgemaakt. Dit systeem verdient in scripties en papers de voorkeur. In feite komt het erop neer dat je in een tekst geen voet –of eindnoten met een volledige referentie meer opneemt. Wat weet je over de inleiding en het besluit Inleiding De inleiding is een heel belangrijk onderdeel van den scriptie. Pas nadat je je tekst hebt afgewerkt, schrijf je de inleiding daarin komen volgende punten aan bod:      

De motivatie van je onderwerpskeuze; De duidelijke omschrijving van de probleemstelling; De hoofdlijnen van de verschillende hoofdstukken; De gebruikte onderzoeksmethoden en de soort van bronnen die je gebruikt hebt; De eventuele beperkingen van de paper, het project, scriptie; Afbakeningen.

Een inleiding mag veel zijn, maar dat moet helemaal niet! Besluit Het besluit moet antwoorden op de vragen die in de inleiding zijn gesteld. De beste manier om het besluit op te stellen, is de inleiding grondig na te lezen en dan per hoofdstuk de inhoudelijke kernelementen en de conclusies te noteren. Nadien maak je er een doorlopende tekst van. In een besluit mogen nooit nieuwe elementen aan bod komen!

Wat weet je over bijlagen?  Als bijlage wordt aanvullen of illustratief materiaal opgenomen:  Wetteksten die nodig zijn om de tekst van de scriptie te begrijpen;  Illustraties, zoals tabellen, figuren, teksten, interviews, die te lang zijn om ze in de tekst op te nemen, die op verschillende plaatsen in een tekst betrekking hebben of die van bijkomend belang zin ten opzichte van de tekst.  De bijlagen worden per reeks genummerd. Je steekt nooit zomaar bijlagen achteraan. Bijlagen moeten worden geïdentificeerd. Je moet proberen zoveel mogelijk in de tekst te gebruiken tenzij het storend of meerdere keren gebruikt wordt.

Leg de volgende begrippen kort uit Zakenregister In een zakenregister neem je alleen belangrijke en kernwoorden op en geef je uitsluitend die pagina’s aan waarop die essentiële informatie staat. Personenregister In een personenregister neem je alleen belangrijke namen op en geef je uitsluitend die pagina’s aan waarop die essentiële informatie staat. Addenda Een bijgaand blad met aanvullingen bij je tekst ( bijvoorbeeld na het drukken van je scriptie vind je nog een interessant artikel over je onderwerp.) Corrigenda Zijn correcties van fouten die in de definitieve tekst zijn blijven staan. De correcties worden als volgt op een apart blad getypt: Zie p.43, 1.2, 4de regel “ de verzekering geschorst vanwege de 115de dag”. Lees: 15de dag in plaats van 115de dag....


Similar Free PDFs