Samenvatting nederlands PDF

Title Samenvatting nederlands
Course Nederlands
Institution ASO
Pages 12
File Size 271.9 KB
File Type PDF
Total Downloads 18
Total Views 135

Summary

samenvatting Deel 3 Les 17 : (be)drogredenen, Deel 4
Les 28: Dichters in vorm, Deel 5 Les 29: Sterren gezocht, Les 31: De werkelijkheid door 3 brillen, Les 33: Let op je woorden, schat, Deel 6 Les 38: Een cobra is geen dier


...


Description

Deel 3 Les 17 : (be)drogredenen Drogredenen/ ondeugdelijke argumenten Verkeerde vergelijking

Verkeerd gezagsargument

Onjuist verband leggen tussen oorzaak en gevolg

Ongeoorloofde veralgemening

Op de man spelen

Recht praten wat krom is

Cirkelredenering

Argumenten uit het ongerijmde

Toelichting+ voorbeeld Appels met peren vergelijken Vb:’Een kerncentrale is net zo veilig als de supermarkt bij jou om de hoek.’ Er word beroep gedaan op een deskundige die niet gezaghebbend is op het gebied waarover het gaat. Vb:’Volgend jaar kunnen we een beurscrash verwachten, zegt mijn leraar economie.’ Vb:’Er liep een zwarte kat over de straat, en ja hoor: een paar minuten later kreeg ik een lekke band.’ = bijgeloof De situatie die wordt aangehaald is niet representief Vb: ‘Vrouwen kunnen niet logisch denken, want mijn zus haalt altijd een onvoldoende op wiskunde. Je veroordeelt ten onrechte een persoon in plaats van zijn mening of gedrag. Vb:’Het voorstel van meneer kan niet goed zijn, want die man heeft helemaal niet gestudeerd.’ Men heeft geen goed argument, dus gebruikt men een absurde redenering. Vb:’Eigenlijk ben ik blij dat ik niet geslaagd ben, ik wil toch niet meer bij x in de klas zitten.’ Een argument gebruiken dat op het zelfde neerkomt als zijn standpunt. Vb:’Alle jongeren van tegenwoordig zijn lui, want geen van allen heeft geleerd wat werken is.’ Argumentatie gebaseerd op veronderstellingen die niet aangetoond kunnen worden. Vb:’Als ik hem niet opgesloten had, zou hij mij zeker aangerand hebben.’

Argumenteren en debatteren -Mening= persoonlijk standpunt -Feit= controleerbaar of meetbaar( steeds waar of niet waar) -Overtuigen  gebruik van argumenten (want-dusproef:-want= argument) -dus= standpunt) -Conclusie= een standpunt op het einde v/e betoog -Sub argument= een verdere toelichting bij een hoofdargument -Tegenargument= verzet tegen iemand zijn standpunt(en) -Als-danverbinding= De inhoudelijke relatie tussen argument en standpunt wordt uitgedrukt -Verzwegen argument= verbindingen die zelden worde uitgesproken

Rationele(echte) argumenten Voorbeeld

Vergelijking/ analogie

Beroep op autoriteit/ gezagsargument

Cijfers en statistieken/ feitelijke argumenten Oorzaak/ gevolg argumenten

Empirisch argument/Proefondervindelijk

Niet-rationele(geen reden) argumenten Emotioneel argument

Moreel argument

Gedragsregels

Waarderingsregels

Toelichting+ voorbeeld Stelling met als toelichting een voorbeeld. Signaalwoorden ‘zo’,… Vb:’ Nachtvluchten moeten verboden worden. Mijn tante woont bij de luchtaven en doet ’s nachts geen oog dicht.’ Stelling met als toelichting een verwijzing naar den soortgelijk voorval. Vb:’Je moet hetzelfde orkestje nemen als Tom op zijn feest had, want dat was een groot succes.’ Stelling is bewezen door iemand die deskundig is. Vb: “Het is beter om bij jonge kinderen goed gedrag te belonen dan slecht gedrag te straffe’, zegt Caroline Andries, kinderpsychologe.’ Stelling wordt bewezen door feiten Vb: ‘Het file probleem is met 5.7% gestegen .’ Oorzaak-gevolg of gevolg-oorzaak Vb: ‘De koffieoogst is mislukt, de koffieprijzen zullen weer stijgen.’ Stelling uit persoonlijke ervaring Vb: ‘Gebruik x tegen acné. Ik kan het weten, want heb het zelf uitgeprobeerd.’

Toelichting+ voorbeeld In spelen op de emoties. Bij overdreven gebruik = manipulatie. vb:’Ik vind dat we die jongen moeten laten slagen. Hij heeft het afgelopen jaar heel wat verdriet gekend.” Argumenten worden ontleend aan een levensbeschouwing Vb:’Ongehuwd samenwonen kan niet volgend de katholieke leer.’ Regels hoe men zich moet gedragen Vb:’Als je met de auto rijdt , drink je geen alcohol.’ Oordeel op basis van persoonlijke of andere criteria Vb:’Schilderijen van Picasso zijn niet mooi.’

Taalvaardig -Klinkerbotsing= 2 letters die meestal één klinker of tweeklank voorstellen die in een woord toch afzonderlijk moeten gelezen worden omdat ze tot verschillende lettergrepen behoren -Samenstelling: leesverwarring door klinkerbotsing vermijden door een koppelteken (-) -Ongeleed woord/ afleiding: gebruik een trema (¨) -Aantrekkelijk schrijven  vermijd passieve constructies

(Vb: Het boek wordt door de recensent de hemel in geprezen  De recensent prijst het boek de hemel in.) vermijd naamwoordstijlconstructies (werkwoorden worden z.n.w) (Vb: Het sluiten/ de sluiting v/d winkel gebeurt door de kassier.   De kassier sluit de winkel) vermijd omslachtige openers (Vb: We kunnen stellen dat…/ Ik wil hier nog aan toevoegen dat…/…) vermijd stopwoorden (Vb: namelijk, eigenlijk, in feit,…) vermijd vage voorzetseluitdrukkingen (Vb: ten gevolge van door; doormiddel door, via) vermijd een combinatie van modale ww en/of bijwoorden (Vb: Ik zou misschien kunnen/…)  vermijd storende herhalingen -Uitdrukkingen:-Als puntje bij paaltje komt = Uiteindelijk, als het erop aankomt -Reilen en zeilen= de gang van zaken -Kommer en kwel= problemen -De tering naar de nering zetten= niet te veel uitgeven, de uitgaven naar de inkomsten regelen -Steen en been klagen= veel klagen -Paal en perk stellen aan= iets afremmen -Gepokt en gemazeld= veel meegemaakt hebben -Willens nillens/wetens= goedschiks of kwaadschiks -Lief en leed delen= de goede en het kwade dingen delen -Door schade en schande= nadeel of verlies -Latijn in het Nederlands:- Lapsus linguae= verspreking -Manu militari= met militaire hand/inbreng -Mens sana in corpore sano= gezonde geest in een gezond lichaam -Ad hoc= alleen hiervoor, hier en nu -Ad rem= terzake -Ad libitum= zoveel als je wilt -Tabula rasa= met een schone lei beginnen -Persona non grata= ongewild persoon -Conditio sine qua non= absolute voorwaarde -Dura lex, sed lex= de wet is hard, maar het is de wet -Schooltaalwoorden: -Accumuleren, accumulatie= opstapelen -Additief= toevoegingen -Arbitrair= willekeurig -Colloquium=discussiebijeenkomst -Compilatie, compileren=samengebundeld -Comprimeren decomprimeren= samenpersen -Consensus= overeenkomst -Gerenommeerd= befaamde -Implementeren,implementatie= realiseren

-Interfereren(met), interferentie=invloed uitoefenen op -Legitimeren, legitiemillegitiem= gerechtvaardigd -Modificeren, modificatie= wijzigen -Perifeer centraal= buiten Alliteratie Assonatie Enjambement Parallelisme

Oxymoron

Personificatie

Opeenvolgende woorden beginnen met dezelfde medeklinker (stafrijm) Opeenvolgende woorden hebben dezelfde klinkers (klinkerrijm) Het einde v/e versregel valt niet samen met een natuurlijke pauze, zoals het einde v/e zin Onvolledige herhaling: de grammaticale constructie komt overeen, maar een aantal woorden verandert. 2 woorden die elkaar in hun letterlijke betekenis tegenspreken, worden toch gecombineerd tot 1 begrip. Je wijst een menselijke eigenschap toe aan een levenloos ding, een dier of een abstract begrip.

Deel 4 Les 28: Dichters in vorm -Egidiuslied gelaten, wanhopig, bedroefd, jaloers,.. gedicht Hoofdthema= het gemis van een vriend strofebouw= afwisselend een terugkerend refrein van 3 verzen en een strofe van 5 verzen (wij-jij-wij-ik-wij) Klank/rijm= rondeel, 2 eindrijmklanken en veel lange klinkers, die het klaaggezang versterken Elegie(klaagzang) en rondeel= treurige inhoud v/ de elegie wordt ondersteund door de mijmerende, klagelijke toon v/h rondeel. -Rondeel= kort gedicht(8,12,13of 21 versregels) gebouwd op slechts 2 rijmklanken en het 3x terugkeren van dezelfde versregels. -Dodendans= zinnebeeldige voorstelling in de kunst v/d macht v/d dood over de mens -Sonnet(‘klinkdicht’)= - gedicht met 14 verzen - verdeeld over 2 strofen van 4 regels(kwatrijnen die samen een octaaf vormen en 2 strofen van 3 regels( terzinen die samen een sextet vormen -rijmvormen: abba, abba,cdc,dcd -versvoet: jambe, voorkeur voor de 12- of 13-lettergrepige alexandrijn -Geswinde Grijsaert rijmschema= abba abba ccd eed metrum= zesvoetig jambe/alexandrijn sonnet: strofebouw, volta, vast rijmschema, jambe

Taalvaardig

Hoofdletter Eigennaam Samenstelling met eigennaam Vb: Beatlesalbum Merknamen Aardrijkskundige namen Vb: België, Nederland Letteraanduiding in de samenstelling die een vorm weergeeft Vb: T-shirt, V-hals,… 1ste woord v/e zin Windstreken die verwijzen naar een geografisch, economisch of politiek gebied Vb: Nabije Oosten Bevolkingsgroepen Vb: Belgen, Fransen Talen en dialecten Feestdagen Heilige personen en zaken Vb: Boeddha, Allah,… Historische gebeurtenissen Vb: Tweede Wereldoorlog,… Instellingen Vb: Nederlandse Taalunie Kranten, tv-programma’s, titels van boeken

Geen hoofdletter Eigennaam soortnaam Vb: marxisme, ongelovige thomas Sammenstelling met eigennaam  naam verwijst niet duidelijk naar de persoon Vb: beatlehaar, röntgenfoto Aardrijkskundige namen soortnaam Vb: bordeaux, parmaham,…

1ste woord v/e zin als het een verkortwoord/cijfer/teken is Windstreken vb: noorden, oosten, zuiden, westen Etnische groep die meer dan 1 volk heeft Vb: blanke, indiaan, zigeuner,… Samenstellingen van feestdagen Vb: kerstavond, paasvakantie,… Geloven en gelovigen Vb: christendom, moslim Historische periode Vb: middeleeuwen

-Duitse woorden in het Nederlands: Aha-erlebnis=plotseling inzicht in een probleem op het moment dat allerlei voorheen losse aspecten daarvan in elkaar blijken te passen en zo een oplossing geboden wordt.  Apfelstrudel=soort van zoet appelgebak Angstgegner= tegenstander voor wie men een angstcomplex heeft, omdat men er vaak van verliest An sich= op zichzelf beschouwd Bühne= podium in een theater Einzelgänger= persoon die zijn eigen weg gaat, die individueel handelen verkiest boven samenwerken Ersatz=vervangingsmiddel Fingerspitzengefühl= goed ontwikkeld gevoel voor het ine een bepaalde situatie vereiste optreden Heimat=land waar men geboren en getogen is Zijn pappenheimers kennen= zijn mensen kennen, weten wat men aan hen heeft überhaupt=alles in aanmerking genomen, in het algemeen Streber=eerzuchtig persoon, iemand die er vooral op uit is in de wereld vooruit te komen en daarbij niet kieskeurig zijn in zijn middelen is. Weltschmerz= vorm van smart die voortvloeit uit het bewustzijn v/d ontoereikendheid v/d

realiteit in vgl. met de behoeften van het innerlijk leven. De Wende=de van v/d Berlijnse muur in 1989 en de daaropvolgende Duitse hereniging Wirtschaftswunder= wonder v/d economie -Schooltaalwoorden: -Ambivalent, ambivalentie= tegenstrijdig -Demagoog, demagogie=iemand die met slogans en valse leuzen de volksmassa opruide -Deontologie= ethische waarde -Desastreus=rampzalig -Destructief constructief=vernielzuchtig -Doctrine, indoctrineren=verzameling van dogma’s -Dystopieutopie=samenleving met louter negatieve eigenschappen -Ergonomisch, ergonomie= een zo efficiënt mogelijke arbeid mogelijk maken -Etnisch= bevolkingsgroepen -Poneren= beweren -Rehabiliteren, rehabilitatie= eerherstel -Redimentair=elementair Synopsis Slowmotion Scène Take Edelfigurant Montage Plot Producer Cineast Voice-over Digitale animatie Scenario Deel 5 Les 29: Sterren gezocht

Aftiteling Draaiboek Storyboard Trailer Kassucces soundtrack Recensie Locatie Flashforward

Samenvatting v/d loop v/h verhaal v/d film Het vertraagd afspelen v/d film Een stukje v/d film Een reeks van beelden die aaneen stuk zijn opgenome Figurant die duidelijk close-up in beeld is Het ordenen van beelden en geluiden in een film Het verloop v/d ebeurtenissen in hun oorzakelijk verband Persoon die de organisatie en het financiële op zich neemt De artistieke maker v/d film Commentaar stem Digitale techniek Tekst met dialogen en acties in de film

De opsomming v/d namen van acteurs en medewerker op het einde v/d film De volledige planning v/d film Reeks tekeningen van elke scène Aankondiging v/e film met korte fragmentjes Kaskraker Muziek bij een film Tekst met een onderbouwd oordeel over een werk dat nu nieuwswaarde heeft, bespreking Plaats buiten de studio waar filmopnamen worden gemaakt Een techniek in literatuur en film om de lezer of

kijken een blik te geven in de toekomst

-Soorten films 3D-film/ stereoscopische film= film die de kijker een illusie van diepte geeft. Daarvoor moet je meestal een speciale bril dragen. Actiefilm= filmgenre waarbij de actiescène even belangrijk of belangrijker zijn dan het verhaal. Animatiefilm= film waarin de bewegingen gesuggereerd wordt door de snelle opeenvolging van veranderend beelden. Avonturenfilm= film waarin zich één groot avontuur afspeelt. Biopic= film over het leven van een of meer bekende personen Cultfilm= niet-commerciële film die maar een kleine groep erg betrokken fans aantrekt Documentaire= film over bestaande of gebeurde dingen met de bedoeling de werkelijkheid weer te geven. Vaak is de weergave objectief, maar soms ligt de nadruk op de subjectieve visie v/d filmmaker Drama= film waarin de persoonlijke ontwikkeling v/d personages belangrijk zijn het thema meestal emotioneel is Familiefilm= film geschikt voor alle leeftijden Fantasy= film waarin een imaginaire, vaak magische wereld wordt gecreëerd, met motieven uit sprookjes en mythes, verzonnen wezens, magie en boven Heistfilm/kraakfilm= misdaadfilm (diefstal door het hoofdpersonage) Historische film= film gebaseerd op historische gebeurtenissen Horrorfilm= film met de bedoeling de kijker te amuseren door het oproepen van angst Komedie= film met de bedoeling de kijker aan het lachen te brengen Kostuumfilm= film waarbij het verhaal zich afspeelt in een andere tijdsperiode en waarbij de acteurs kostuums dragen Misdaadfilm= film waarin misdaad het belangrijkste thema is Rampenfilm= film over een grote ramp Roadmovie= film waaring een reis v/d hoofdpersonages centraal staat Romantische komedie= subgenre van zowel de komische film als de romantische film Sandalenfilm= filmgenre waarbij het verhaal zich afspeelt in de klassieke oudheid Sciencefiction=toekomstverhaal waarin (verzonnen) wetenschappelijke ontwikkelingen en technische vooruitgang een grote rol spelen Slapstick= een komedie waarin lichamelijke acties gebruikt worden als visuele humor Thriller= film die of boek dat de kijker in constante spanning houdt, vaak in verband met een misdaad Tragikomedie= komedie vermengd met tragische situaties en meestal ook met wat romantiek Western= film waarin het landelijke leven tussen 1850 en 1900 in het westelijke deel v/d V.S verheerlijkt wordt

Les 31: De werkelijkheid door 3 brillen -Romantiek:- Gevoel en verbeelding - De kunstenaar voelt zich niet thuis in de wereld - Natuur (escapisme)

- Folkore, sprookjes, sagen,… - Het verleden wordt geïdealiseerd - Verlangen naar het onbereikbare, bovenmenselijke en God - De taal is bombastisch - Fascinatie voor de dood en het angstaanjagende -Romanticus:- voelen boven denken -het subjectieve boven het objectieve -het spirituele boven het materiële -synthese en holisme boven analyse -ambiguïteit en ironie boven ondubbelzinnigheid en helderheid -creativiteit in de kunst boven regels, nabootsing -de mens die deel uitmaakt van de natuur boven de mens die boven de natuur staat -Impressionisme:-Persoonlijke indruk of impressie -Subjectief -Stemming en sfeer -Schilderkunst: vervaging i.p.v. scherpe contouren -Literatuur: beschrijvende adjectieven, neologismen en synesthesie* -Schilderkunst:-Kleuren: helder, weinig zwart, vaak complementaire kleuren die de voorstelling verlevendigen,… -Vorm: schetsmatig, geen omlijning, vage vormen, niet gedetailleerd, snelle indruk van iets, kleuren zijn belangrijker dan vormen,… -Techniek: snelle zichtbare penseelstreken, minder zorg voor detail, maar wel voor het totale effect, grote aandacht voor lichtwerking,… -Onderwerp: vaak een buitengebeuren, komen uit de natuur en uit het eigentijdse leven -Realisme: -de werkelijkheid objectief weergeven -reactie op de al te onechte en overdreven romantiek  werkelijkheid niet ontvluchten, maar deze trachten te beheersen, te beschrijven door middel van neutrale waarneming -Naturalisme gaat uit van realisme maar gaat een stapje verder: de mens is gedetermineerd. Zij tonen bij voorkeur het lelijke: ellende, ziekte, afwijking, perversiteit,... Fatalisme en determinisme(erfelijkheid,sociale milieu en -Schilderkunst: -Werkelijkheid -Objectief -Alledaagse gebeurtenissen -Kleurgebruik is getemperd -Kleur is ondergeschikt aan lijn

Les 33: Let op je woorden, schat!

-Brandingsbabe= meisje dat in bikini uit de zeewandelt -Nieuwjaarsnimf= brandingsbabe op nieuwjaarsnacht -Sneuvelcafé= café waar mensen zichzelf in de drank willen vergeten -Partijprins = favoriete toekomstige leider v/e politieke partij -Bezemina= verkrachting -Verkreeften= zo rood worden als een kreeft -Voxpoppen= mening v/e gewone man over een bepaald onderwerp op tv of radio laat zien/horen -Zwijmelgeest= roes, te ver gedreven opgewondenheid na gebruik van drank en drugs -Bedsermoen= gordijnpreek, lange vervelende berisping, terechtwijzing v/e vrouw aan haar man terwijl ze in bed liggen -Draaigatje=koket meisje, iemand die met haar gat draait -Spijkertjeswee= gebruikt om de smart v/e fietser met een lekke band aan te doen -Achtermeid= meid dat werkt op een boerderij -Hersenwoed= razernij -Hotpants= zeer korte, nauw aansluitende broek -Provo= maatschappelijke beweging -Streaken= naakt op een openbaar evenement rondlopen om het te verstoren -Tamagotchi= virtueel huisdier -Neologismen=nieuwe woorden binnen een taal -Archaïsmen= andere woorden die langzaam in onbruik raken -Betekenisverandering: -connotatieve betekenisverandering= sociaal -Denotatieve betekenisverandering= taalkundig -Betekenisverschuiving -Betekenisuitbreiding -Betekenisinperking -Ontlening: -Vreemdwoord= directe ontlening -Bastaardwoord=spelling of uitspraak vernederlandst -Indirecte ontlening= vreemd woord dat gedeelteijk of helemaal vertaald wordt =leenvertaling -Terugontlening/herontlening= proces waarbbij woorden uit het Nederlands in een vreemde taal worden opgenomen, daar aangepast worden en een andere betekenis krijgen en vervolgens door het Nederlands uit die vreemde taal ‘terugontleend’ worden. Les 35: Heb je het naar je zin? -Syntactische valentie= Elk werkwoord heeft bepaalde combinatiemogelijkheden -Congruentie=In het Nederlands is er meestal sprake van congruentie tussen het onderwerp van een zin en de persoonsvorm. Dat betekent dat onderwerp en pv met elkaar overeenkomen in persoon en getal (enkelvoud/meervoud). -Positie LV(wie/wat+O+gezegde) en MV=Wanneer zowel LV als MV een persoonlijk voornaamwoord zijn, is de volgorde: LV-MV =Wanneer je slechts één persoonlijk voornaamwoord gebruikt, komt het persoonlijk voornaamwoord eerst. =Wanneer geen van beide een persoonlijk voornaamwoord is, is de volgorde: MV-LV -Zinnen met ‘er’(regel)= Bij zinnen met “Er staat, er is, er loopt…” is ‘er’ plaatsonderwerp. ‘Er’ kondigt het echte onderwerp aan. Dit onderwerp moet onbepaald zijn (een man, iemand, iets,…).

-Samentrekkingen=Een samentrekking is het samenvoegen van twee zinsdelen, woorden of delen van woorden. Dat betekent dat je een woord of woorden weglaat in

een zin. Bij een foutieve samentrekking laat je woorden weg die niet weggelaten kunnen worden. =Je kunt alleen woorden weglaten die in allebei de zinnen dezelfde functie (grammaticaal), dezelfde betekenis en hetzelfde getal (enkelvoud of meervoud) hebben. -Zeugma=Een zeugma is een stijlfiguur waarbij een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord wordt verbonden met twee andere woorden, maar eigenlijk slechts op een van beide slaat, of op het één anders betrokken is dan op het ander. (letterlijk figuurlijk) -Inversie=Met de term 'inversie' wordt de woordvolgorde in hoofdzinnen aangeduid waarbij het onderwerp volgt op de persoonsvorm. =Een foutieve inversie ontstaat vaak bij samengestelde zinnen. -Nevenschikking=Bij nevenschikking heb je te maken met twee of meer hoofdzinnen die in een reeks naast elkaar geplaatst worden en met elkaar verbonden worden door nevenschikkende voegwoorden. =Nevenschikkende voegwoorden: en, maar, want, “,” =Tip! Als je het voegwoord weghaalt en dat vervangt door een punt zal je merken dat je twee correcte zinnen krijgt. -Onde...


Similar Free PDFs