Kunstgeschiedenis LES 9 Examenvragen PDF

Title Kunstgeschiedenis LES 9 Examenvragen
Author Ikram Ett
Course Kunstgeschiedenis
Institution Karel de Grote Hogeschool
Pages 4
File Size 77.9 KB
File Type PDF
Total Downloads 69
Total Views 142

Summary

Download Kunstgeschiedenis LES 9 Examenvragen PDF


Description

KUNSTGESCHIEDENIS LES 9 EXAMEN 1. CINDY SHERMAN IS EEN BELANGRIJKE FIGUUR IN DE KUNSTGESCHIEDENIS VAN ONZE TIJD. VERKLAAR, GEEF VOORBEELDEN EN CONTEXTEN. Untitled film stills, waardoor je denkt dat het film stills zijn maar eigenlijk zijn het slechts foto’s van films die niet bestaan. Ze noemt deze stills ‘untitled’ omdat de films niet bestaan dus ook geen titel kunnen hebben. Ze was een voorbeeld omdat ze zichzelf ging ensceneren, en zichzelf als model voorstelde.

2. ZOEK ZELF 1 VOORBEELD BAN EEN DYSTOPISCH KUNSTWERK EN 1 UTOPISCH KUNSTWERK IVM DE ‘BIG BROTHER’ THEORIE. Metafoor voor idee van hoe wij allemaal onder een controlerende blik staan en dat de media door de mogelijkheid van bewakingscamera’s en identificatie een bedreiging zou kunnen zijn. Metafoor voor hoe we allen bekeken worden. Overal hangen camera’s, hoe ontsnappen we daaraan? = DYSTOPIE BIG BROTHER IDEE: technologie dat ons de baas is, dat ons kan controleren. Media etc, kunnen ons overtuigen en meeslepen in een verhaal. Dit betekent ook dat er misbruik van gemaakt kan worden.

3. HEBBEN DE NECRO-REALISTEN IETS TE MAKEN MET OUTSIDERKUNST? LEG UIT. ‘Necro’ betekent dood, ze gaan met dit idee werken. Ze zochten wel het outsider-element op. Ze waren voor een stuk outsider omdat zij zich buiten de kunstscholen gingen plaatsen. Ze geloofden niet in opleidingen. Ze positioneren zichzelf nadrukkelijk in de marge. Sergei Serp = zelfdoding, felgekleurde tekenstijl, primitief, doet erg denken aan art brut, outsiderkunst.  ongeschoolde tekening (ars moriendi).

4. CHOQUEREN EN PROVOCEREN ALS ESTHETISCHE STRATEGIE IS VAAK AAN BOD GEKOMEN. WELKE KUNSTENAARS ZETTEN DIT GEGEVEN IN, HOE EN WAAROM? Voorbeelden kunstenaars geven, Richard Kern, Herman Nitzsch (Griekse theater) op zoek gaan naar kunstenaars die de bedoeling had om te choqueren

5. WE ONTDEKTEN ‘NEO-DADAISTEN’, ‘NEO-EXPRESSIONISTEN’, ETC. VERKLAAR: NEO EN HOE VERHOUDT DIT ZICH TOT DE VROEGERE AVANT-GARDE KUNSTSTROMING(EN)? Fluxkit vergelijken met box duchamp. Dadaisten werkten meer uit tabula rasa gevoel.

6. WELKE VISIES OP HET ‘MUSEUM’ KWAMEN WE TEGEN IN DE GEZIENE PERIODES? FUNCTIE, BETEKENIS, ROL,… 7. SITUEER EN LEG UIT: FLUXUS

Fluxus kunnen we situeren in 1961 en overlapt veel andere stromingen die op dat moment bezig zijn (postmodernisme, laatmodernisme, land art, concept art, performance, arte povera). Brede waaier aan substromingen en kunstenaars. De stroming kenmerkt zich door ruimtelijkheid en procesmatigheid. Ook anti-museaal en tegen de politiek en maatschappelijke veranderingen. Het is ook anti-europeanisme, dit wil zeggen dat ook vrouwen en Afro-Amerikanen konden deelnemen dus niet enkel de Westerse mens. Internationaal in de VS, Europa en Japan waar eerder de attitude belangrijker was dan beweging of stijl. In 1961 was het eerste fluxus evenement in New York en in 1962 in Europa. De grondlegger van fluxus is George Maciunas. Hij schreef het fluxus manifest in 1963. Er was geen officiële einde van fluxus, daarom nemen ze de sterfdatum van Maciunas als einddatum. Fluxus is anti-professioneel en het is een manier van leven. Kunst gebeurt gewoon tussendoor, het is gelinkt aan het alledaagse en het meest normale. De kunstwerken die werden gemaakt mochten niet benoemd worden met de naam van de kunstenaar maar er moest ‘by permission of Fluxus’ op het werk staan. MACIUNAS’ UITVINDINGEN: 1. De fluxkits waren een soort kits waar je kleine houten doosjes in vond, met kleine ontworpen kaartjes, korte handelingen die men moest doen, een soort van speldoos om performances mee te doen. (verzamelingen van mail art) 2. De event scores zijn korte en eenvoudige performances, een voorbeeld hiervan is ‘It Happening’ vaak lang en complex, enscenering van het dagelijks leven, interactie met het publiek was minder belangrijk. Het ging hen puur om de handeling

8. HET ‘VANITASMOTIEF’ IN DE 20STE EEUW. BESPREEK EN GEEF VOORBEELDEN. ‘gedenk te sterven’, ars moriendi, de mens en zijn sterfelijkheid. De vluchtigheid van de muziek, de muziek verdwijnt in het ijle, je kan het niet vasthouden.

9. SITUEER TECHNOLOGIE EN REPRODUCTIE (DE ‘MACHINE’) IN EEN IDEOLOGISCH KADER. Bodriaert, la societe du spectacle, schijnwerkelijkheid Mensen zijn acteurs in eigen spektakel, reproductie op welke manier? filosofische theorieën en ideologische kaders daarrond.

10. BESPREEK 1 VROUWELIJKE KUNSTENAAR UIT DE GASTLES VAN PROF. LAUREYNS. Welk werk vindt je interessant, waarom zit die niet in de canon?

11. GEEF VOORBEELDEN VAN STROMINGEN EN FIGUREN DIE ZICH BEKOMMERDEN OM DE DEMOCRATISERING VAN KUNST. Fluxusbeweging, pop-art Toegang geven aan iedereen voor kunst en om kunst te maken

12. BESPREEK ‘ACTIVISTISCHE KUNST’ VANAF DE LATE JAREN 1970. Aidscrisis, inclusie van niet-witte kunstenaars en vrouwen, een blik op de oosterse kunst. Feministische kunst : Barbara Kruger, Cindy Sherman rollenpatronen, identiteitsstereotypen, middenklasse Wat is activisme? Hoe reageert men erop?

13. BESPREEK ‘NEW MEDIA ENVIRONMENT’ Slaaf van technologie, technologie bepaalt wat we wel en niet te zien krijgen. Videokunst en cinema, meerdere schermen en projectoren, het vermenigvuldigen door de scoop.  overspoelt door visuele prikkels  surround omgeving van beelden Beeld als ruimtelijk gegeven. Ruimtelijke ervaring van audiovisuele kunst. 1ste echte new media environment: Presidential war crew, zicht hebben op verschillende ruimtes  Big brother Het ontwikkelen van een totaalruimte, ruimtelijk denken = environment Collectiviteit = samen beleven en samen opgaan in audiovisuele prikkels Stan Vanderbeeck, Andy Warhol

14. BESPREEK HOE DE TERMINOLOGIE ROND ‘OUTSIDER KUNST’ TOT STAND IS GEKOMEN. Museum Guislain en verzamelaars die collecties aanleggen van outsider kunst. Ars singulier, Dubuffet  staat letterlijk in slides. Wie is ervoor verantwoordelijk? Hoe is dat gelopen?

15. GEEF 3 VOORBEELDEN VAN APPROPRIATIE IN KUNST Andy Warhol  Marilyn Monroe Gebruiken van andermans letterlijke materiaal Sherrie Levine = bronzen pispot van Duchamp Niet letterlijk plagiaat, wel gebruiken van iets dat bestaat om er een nieuw werk van te maken.  toe-eigening, iets nemen om er duidelijk commentaar op te geven

16. STIJLKENMERKEN VAN POSTMODERNE KUNST? Jaren 50. Gebruik gemaakt van alledaagse dingen.

Verschillende manieren om idee van postmodernisme te verspreiden : figuratie is er 1 van Tijdperk van simulatie. Vormelijkheden: Simultaneïteit, inzetten beeld en geluid, hiërarchisch op dezelfde hoogte Dure kunst, appropriatiekunst  tijdsgeest weerspiegelen, tonen hoe de samenleving echt is Kunst thematiseren, meta-denken Figuratief werken= terug verlangen naar ambacht, verleden, traditie Stillistische zaken, waarom?

17. BESPREEK DE POSITIE VAN FIGURATIEVE KUNST IN HET LAATMODERNISME EN POSTMODERNISME. Hoe er in het postmodernisme de figuratie opkomt. Terug een verhaal vertellen, narrativiteit Moeheid rond het abstracte en conceptuele. Waarom heeft het zo lang geduurd voor figuratieve kunst terug in orde kwam?

18. ANALYSEER UITGEBREID JE FAVORIETE KUNSTWERK UIT DE LESSENREEKS (ANDER DAN IN DE PAPER) (Voor iedereen afzonderlijk)

1 van bovenstaande vragen en 1 relevante afbeelding uit de les  Titel, kunstenaar, periode, stroming,=(HEEL BELANGRIJK) meest essentiële wetenswaardigheden (dus geen beelden waar niets bij staat, geen afbeeldingen van Laureyns les, wel vraag) 6-7 januari...


Similar Free PDFs