Les 5 ademhalingsstesel PDF

Title Les 5 ademhalingsstesel
Author student BMW2017
Course Voortplanting en embryologie
Institution Universiteit Antwerpen
Pages 6
File Size 131 KB
File Type PDF
Total Downloads 56
Total Views 146

Summary

ademhalingsstelsel ...


Description

Notities: ontstaan ademhalingsstelsel Dia 1: ontstaan neusholte Dit is een vrij eenvoudige ontwikkeling Als we terugdenken aan het ontstaan van de neusholte, hebben we dit gisteren eigenlijk al kort besproken. We gaan zien dat we aan de ventrale een nasale placode krijgen. Deze nasale placode is in dit stadium nog niet zichtbaar. We zien hier wel al de lensplacode of de optische placode. We zijn wel: het stomodeum. Nog geen vorming van de neus. Dia 2: ontstaan nasale placode Hier zien we het wel ontstaan. We zien dat het vrij snel gebeurt. De nasale placode is zich voor een stuk al aan het instulpen. We zien een rand ontstaan. Dit zien we ook schematisch, we zien hier dus een nasale placode aan één kant. We zien ook dat er in de buccofaryngeale membraan gaten in komen (precies zoals bij kaas), deze membraan zal dus volledig verdwijnen. Waardoor het stomodeum in verbinding gaat komen te staan met het stuk van de kieuwbogen. Dia 3: ontstaan reukzakjes (neusopeningen) In deze fase gaan we zien dat de nasale placode zich nog dieper heeft ingestulpt. Maar in dze fase zien we wel nog steeds een gescheiden neus – en mondholte. Dia 4 Dat zien we dus hier ook. Waar je moet op gaan letten is dat je ziet dat de instulping hier (het is een ectodermale instulping want het komt van het oppervlakte-ectoderm). De wand van de instulping krijgt welvingen. Dit zijn de neusschelpen (conchae). Dia 5: ontstaan neusholte – neuskeel We gaan zien dat die nasale placode, dat die uiteindelijk in verbinding gaat komen te staan met de reukhersenen. Hier krijgen we dus het reukepitheel dat in verbinding gaat komen te staan met de reukhersenen. Intussen (7 tot 8 weken) zien we ook al dat de neusholte al niet meer blind eindigt, maar dat er dus al een verbinding is met de keel. Bij 8 tot 10 weken zien we dat dit al veel prominenter is. We zien met stippenlijn van ectoderm naar endoderm. Tot nu toe heeft het gehemelte nog niet gevormd. Enkel vooraan hebben we het primaire gehemelte dat zich al terug heeft gevormd. Dia 6: paranasale sinussen + neusschelpen Hier op de schematische figuur, hier hebben we te maken met dwarse doorsneden. We zien hier de hersenen, de lensplacodes en dus de neusplacodes die nog niet gescheiden zijn in twee delen en de mondholte met dan de tong. Uit het dorsale dak van de neusholte, dus ventraal van de hersenen zien we een plooi naar beneden komen, dit wordt het nasale septum, of dus het neusseptum. We zien ook reeds dat de laterale wand grillig van vorm wordt. Ze gaan dus gaan prolifereren en gaan die welvingen vormen en worden dus de toekomstige conchae nasales. In tussen tijd zien we dus ook dat die 2 gehemelteplaten naar elkaar gaan toegroeien. Deze gaan sluiten, als alles goed verloopt. En intussen gaat ook het nasale septum de bodem bereikt hebben. En intussen tijd gaan we zien dat er epitheelcellen vanuit de conchae nasales in de diepte zijn gedrongen en holte vormen en deze gaan de paranasale sinussen vormen. De parasanale sinussen gaan zich dus eigenlijk vormen door een ingroei van epitheelcellen (ectoderm), deze gaan in de diepte dringen en precies zoals klieren een ronde structuur vormen met een afvoerweg. Op deze manier gaan we dus zien lucht houdende zakken krijgen in de schedel en schedel gaan verlichten.

Belangrijk om te weten is dat we in dit stadium nog spreken van mesenchym en nog geen bot. Dia 7: bovenste luchtwegen - eindfase Dat ziet er dan eigenlijk zo uit, bij een zo goed als definitieve vorming. We zien hier de verschillende nasala conchae met de overgang naar de nosa farynx. Twee delen van de keel die van elkaar worden gescheiden door het zachte gehemelte. Dia 8: functioneel bovenste luchtwegen De epiglottis zorgt voor een afscheiding van de luchtweg. We gaan direct zien welke delen van de larynx van waar afkomstig zijn. Dia 9: ontstaan larynx, trachea en longen – longdivertikel Nu komen we in de regio van de kieuwbogen. We hebben gezien dat de laatste kieuwbogen gaan bijdragen tot de larynx. 1e bovenkaak en onderkaak 2e tongbeen 3e tongbeen 4e larynx 5e larynx (6e larynx) Dia 10: Hoe? Niet besproken Dia 11: longdivertikel – kieuwbogen Hier zien we nog eens het longdivertikel in het blauw en ook de differentiatie van de kieuwbogen. We gaan zien dat de laatste hier de larynx gaan vormen. Dia 12: ontstaan larynx Doorsnede waarbij we door onze wangen gaan en dan dorsaal kijken naar de bodem. Dan is het zo dat de 4de hier voor een stuk (4 t.e.m. 6) gaat bijdragen tot de kraakbeenderen van de larynx. We gaan zien dat we de epiglottis hebben, craniaal van de opening naar de luchtpijp toe. De arytenoïden gaan afkomstig zijn van 5 en 6 voornamelijk, maar ook 4. Dia 13: longdivertikel – differentiatie Niet van belang welk deel van de larynx afkomstig is van welke kieuwboog. Weten dat 4 tem 6 een bijdrage gaat leveren. Eens dat we larynx voorbij zijn komen we aan de trachea. Hoe gaat deze trachea zich nu gaan vormen? We gaan zien dat er een divertikel komt uit de oerdarm. Je moet u dat voorstellen als de oerdarm als een buis zoals we altijd gedaan hebben. TEKEKING We gaan zien dat er een divertikel gaat ontstaan dat in eerste fase precies een goot is. We zien dat systematisch een stuk van die goot gaat worden afgescheiden van de oerdarm. Dit kunnen we op deze afbeelding moeilijk zien, hier kunnen we voornamelijk zien wat er gebeurt met de 2 lobben van het ventrale gedeelte. Dat we uiteindelijk de vorming krijgen van verschillen lobben. Maar je start dus vanuit deze fase (precies de onderkant van een schip). Dia 14: longdivertikel De buis gaat zich dus geleidelijk aan gaan afscheiden van de oerdarm. En dit gebeurt dus eigenlijk door de tracheo-eusophageale groeve. Aan twee kanten krijg je dus een inkeping die zich zoals altijd naar elkaar toe gaan migreren. Waarbij dan uiteindelijk de trachea zich volledig zal afscheiden van de slokdarm.

We gaan direct zien dat hier af en toe wel een problemen gaan ontstaan (niet volledig los komen). Dit komt doordat deze groeve zich niet goed gaat vormen Dia 15: ontwikkeling longen Terug belangrijk om te onthouden hier: alle structuren hier zijn van endodermale origine, maar ze worden natuurlijk omgeven door mesoderm. Epitheliale structuren zijn dus afkomstig van het endoderm, maar parenchym (het bindweefsel dat hierrond zit) is van mesodermale oorsprong. Niet functionele weefsel is dus afkomstig van het mesoderm. Dia 15: Figuur (1) Hoe ziet het eruit in werkelijkheid. Links bovenaan: een vroeg embryo (4-5 weken) in deze figuur zie je een rode omgeving van die 2 gele lobben dat is dus het mesoderm Rechts bovenaan: Hier zie je hetzelfde. De functionele eenheden (geel) met daarrond het stroma (rood). Dia 16: Figuur (2) Met dan uiteindelijk hier dan de situatie hoe het zou zijn bij een volwassen individu. De verschillende lobben en we gaan zien hoe dit wordt gerealisseerd. Dia 17: ontwikkeling longen – fases De longen gaan zich ontwikkelen in 4 fases. Bovenste fase (die je hier ziet) van een pseudoglandulaire fase: we gaan zien zoals bij klieren (vandaar de naam) dat we epitheelcellen gaan hebben die in diepte gaan duiken en uiteindelijk lobben gaan vormen. Dit ziet eruit zoals bij een klier. Met andere woorden we krijgen een bronchen, vanaf we komen aan de eerste vertakking spreken we van een bronchiole. Elk van die bronchiolen zal zich ook nog eens verder vertakken in respiratoire bronchiolen. Deze fase waarbij we deze respiratorische bronchiolen krijgen noemen we de canaliculaire fase. (in de slides staat dit bij B) We gaan zien dat elk van die respiratorische bronchiolen (wat dus oorspronkelijk een kubisch tot cilindrisch epitheel heeft) gaat dilateren en precies van die zakken gaat vormen. Deze fase wordt de sacculaire fase genoemd. 1. Bronchen  bronchiolen (pseudoglandulaire fase) 2. Bronchiolen  respiratoire bronchiolen (canliculaire fase) 3. Sacculaire fase: zakken gevormd (deze zakken gaan zich zeer dicht bij de rode structuren leggen, dit zijn capillairen) Als je denkt aan de ademhaling, dan moet er een intens contact zijn tussen de alveolen en de capillairen. (gasuitwisseling) Zuurstof kan worden opgenomen en CO2 worden afgegeven. 4. Alveolaire fase (staat niet op deze slide) Elk van de zakken gaat zich dus verder differentiëren tot een alveole. Een functionele eenheid waarbij een intens contact zien met de capillairen. Op plaatsen waar dit niet is gaan de cellen hoger blijven. We spreken dus voor type 1 en type 2 pneumocyten. Deze ene gaat intsaan voor gasuitwisseling en de andere voor de aanmaak van surfactant. Elk van de alveolen hebben aan de binnenkant een laagje vocht (precies een zeepbel dat erop ligt) dit gaat ervoor zorgen dat de alveolen kunnen gaan uitzetten en terug kunnen inkrimpen. De hogere cellen gaan dus instaan voor de aanmaak van surfactant. De afgeplatte cellen zijn zo plat omdat ze een intens contact moeten hebben met de capillairen, voor de CO2 opname naar de alveolen toe en zuurstofafgifte naar de capillairen toe.

Dia 18: ontwikkeling alveoli Hier zien we dat dus gebeuren. Hier hebben we dus te maken met mesoderm en weer zoals altijd hebben we te maken met planchnopleura (stuk van het lateraal plaat mesoderm dat ligt tegen de organen). Epitheelcellen zijn afkomstig van het endoderm. We gaan zien dat bij mature alveolen we een intens contact zien met de capillairen. Op plaatsen waar dit niet gebeurt zijn er dus die cellen die gaan instaan voor de aanmaak van surfactant. De 3 eerste fasen gaan plaatsvinden tijdens de embryonale maar ook de feutale ontwikkeling. De longen ontwikkelen zich dus geleidelijk aan. Na de organogenese is er dus ook nog ontwikkeling. We gaan zien dat de alveolen pas functioneel zijn postnataal. Dia 19: ontwikkeling alveoli Hier zien we weer exact hetzelfde. We zien de verschillende fases. Het moet dus duidelijk zijn dat er pneumocyten zijn die zeer nauw in contact staan met de capillairen en dat de andere gaan instaan voor de aanmaak van surfactant. Dia 20: aangeboren afwijkingen Als we dan denken aan aangeboren afwijkingen dan situeert zich dat dus meestal bij het afscheiden van de trachea van de darm (hier dus de slokdarm). In de meeste gevallen gaan we dus zien dat we te maken hebben met maar een kleine afwijking. Dat er nog maar een kleine verbinding is met de darm, dan noemen we dit een fistel. Vaak gaat dit toch al voor problemen zorgen. Bij de opname van voedels, kan er dus een deel van het voedsel in de trachea en dus ook de long terecht komen. Dit kan leiden tot verslikkingspseunomie. In sommige gevallen heb je echt een grote afwijking waarbij de groeve gewoonweg niet naar elkaar is toe gegroeid. Waardoor de verbinding tussen beiden dus blijft behouden. Dia 21: voorbeelden congenitale afwijkingen Hier zien we een aantal voorbeelden van die aangeboren afwijkingen. In sommige gevalen gaan we zien dat we een blind eindigende oesofagus hebben die uiteindelijk gaat aansluiten bij de trachea. In de meeste gevallen een kleine verbinding, maar soms gaan dus echt delen van de slokdarm zich niet ontwikkelen. Er zijn dus verschillende gevallen. Als we denken aan het longdivertikel, als dit zich niet gaat ontwikkelen krijgen we geen vorming van de longen. We krijgen dus hier enkel de slokdarm. Dia 22: voorbeelden congenitale afwijkingen Idem: maar op een andere manier weergegeven welke afwijkingen er kunnen zijn. Dia 23: ontwikkeling pleura Als we kijken naar de bovenste figuur, zien we de oerdarm in het geel. Ondertussen hebben we de vorming van 2 longdivertikels die we eronder zien liggen. Met daaronder (ventraal) het hart. Waarbij er verbinding is met het dorsale mesocardium. Oorspronkelijk was dat één ruimte, maar we zien op er twee plooien bilateraal naar mekaar toe gaan groeien. Dat zien we dus hier gebeuren. We noemen dit de twee pleuropericardiale plooien. Deze zijn zo genoemd omdat ze vanuit de pleura komen en de pleura (dus de rest van de borstholte) gaan afscheiden van het pericard. Op de middelste figuur zien we dus dat in een later embryonaal stadium die twee plooien al te samen zijn gekomen. Waarbij he hart afgezonderd is. Het hart zit in een hartzakje, met hart vocht dat dient als gleimiddel waardoor het hart makkeijk kan contraheren. Deze plooien kunnen we op dit moment eigenlijk pleuropericardiale membranen noemen en dat blijft zo. Hoe komen we nu tot de onderste afbeelding? Het hart is voor een stuk omsloten door de longen. Enkel het ventrale gedeelte van het hart ligt bloot. Door de proliferatie van het longsweefsel, gaat het naar benden groeien, waardoor het gaat duwen op het membraan en de membraan naar benden gaat sleuren. Dat zien we dus hier, de longen zijn naar

beneden gekomen, waardoor de membraan is verlengd. Het hartzakje wordt op deze manier gevormd. En zoals we spraken over een dorsaal en ventraal mesenterium bij onze buikholte, dan hebben we dus iets zeer gelijkaardig bij de borstholte. Maar hier spreken we van het mediastinum, dit deelt de borstholte op in 2 delen. Met andere woorden dat wordt dus hier ook weergegeven. We kijken hier ter hoogte van het hart dus we spreken over cardiaal mediastinum. Het mediastinum is een centraal schot en bestaat uit splanchnopleura. Voorbeeld op het examen: hoe wordt het mediastinum opgebouwd? Splanchonopleura (te vergelijken met mediastinum van buikholte) Dia 24: ontwikkeling pleura DE pleura van de longenzelf. Van welke kiemblad of kiembladen is uw long afkomstig. DE functionele cellen (epitheelcellen) zijn afkomstig van het endoderm. En stroma is afkomstig van het mesoderm (laterale plaat mesoderm– splanchonopleura) Dia 25: pleuro-pericardiale membraan Hier zien we hoe de pleuro-pericardiale membraan zich gaat vormen. We hebben een dwarse doorsnede. Bilateraal zien we een plooi naar centraal. Hier zien we de toekomstige 2 longlobben, deze groeien naar elkaar toe. Dia 26: ontstaan diafragma Waarbij we dan uiteindelijk een afscheiding krijgen. Dan komen we aan het laatste stuk, namelijk de scheiding tussen onze borstholte en de buikholte. Weet er nog iemand welke structuur dat er eigenlijk al voor zorgde dat er al een deel van de borstholte van de buikholte werd afgescheiden? Het septum transversum was een scheiding al, maar niet volledig. Altijd voorstellen als een gordijn dat uit de grond komt, maar die slecht de helft van de omtrek zal omgeven. Dat betekent dus dat je aan de bovenzijde nog steeds van de borstholte naar de buikholte kunt. We zien op de figuur een stuk hiervan. Caudaal achter het septum transversum ligt meteen de lever. We zien hier dat dit gedeelte effectief gevormd wordt door het septum transversum, met andere woorden het ventrale deel van het diafragma zal effectief gevormd worden door het septum transversum. Dia 27: ontstaan diafragma Dit is niet voldoende We zien de oranje blokjes en dat zijn de cervicale somieten en dan gaan we zien dat die spiervezelfs voor het diafragma gaan afgeven. Dia 28: ontstaan diafragma Als we kijken naar een dwarse doorsnede, dan zijn we effectief dat de helft wordt gevormd door het septum transversum. (in het paars) Maar bovenaan kunnen we dus nog altijd gaan passeren, behalve hier waar we het dorsale mesenterium hebben (= dorsale ophangband van de oerdarm) naar de borstwand toe mediastinum. Dorsaal mesenterium naar de buikholte toe. Hier hadden we oorspronkelijk twee pleuroperitoniale kanalen. (tekening) schematisch WE maken een doorsnede van het embryo. We zitten te kijken van het septum transversum, met andere woorden de onderste helt van het embryo is afgesloten. De darm, slokdarm ( we zitten nog voor de darm) hangt vast aan het mediastinum. Die twee pleurperotoniale kanalen mogen dus niet blijven bestaan, dan gaan longen niet kunnen uitzetten, er gaat geen onderdruk kunnen worden gecreëerd. We kunnen niet ademen als er een verbinding is tussen de borst- en bukholte. We gaan zien dat uit de wand (vanuit somatopleura) gaan er membranen komen. Het start als uitpuilingen (oranje) en die worden groter en groter en dat zijn de pleuroperitoneale membranen, waardoor de ruimte wordt afgesloten. Op dit moment zou je kunnen zeggen dat het klaar is, maar dat is niet het geval.

Wat weten we van het diafragma? Het is een spier. Wat we hebben gezien bij de tong is dat het dwarsgestreepte spierweefsel hier afkomstig was van de occipitale somieten. Bij het diafragma gaan we zien dat in de membranen spieren komen. Deze spieren zijn afkomstig van diegene die daarachter komen, namelijk de cervicale somieten. Die gaat het grootste stuk van het diafragma gaan innemen, buiten het centrale deel, dat noemen we het centrale tendineum (de plaats waar de verschillende leidingen doorlopen). Met andere woorden als dat een vraag is op het examen. Diafragma: ventraal  septum transversum Dorsaal  billateriaal door de twee pleurperitoniale membranen die samenkomen ter hoogte van het dorsaal mesenterium Secundair gaan we zien dat de membraan die zich gevormd heeft gaat worden geïnfiltreerd met spierweefscellen dat afkomstig is van de cervicale somieten. Dit wordt weergegeven in de vorige slide (zie cursieve uitleg) Dia 29: hernia diafragmatica Iets wat al eens voorkomen (voornamelijk bij kleine huisdieren) Dit is een opening in het diafragma. Dit kan ontstaan door trauma, maar kan ook aangeboren. We gaan zien dat dit meestal ter hoogte is van de pleurperitoniale kanalen zal zijn. Dat één van de membranen dus niet ontwikkelt zal zijn. Dia 30: hernia diafragmatica Diagnosa makkelijk stellen, want komen meteen in ademnood. Doordat de longen niet goed kunnen uitzetten en dat bepaalde organen zich in de borstkast gaan zetten....


Similar Free PDFs