Motivatie deel 4 PDF

Title Motivatie deel 4
Author Evita Ballardini
Course Onwikkelingspsychologie 2: emotionele, motivationele en morele ontwikkeling
Institution Karel de Grote Hogeschool
Pages 10
File Size 357 KB
File Type PDF
Total Downloads 79
Total Views 126

Summary

Samenvatting Motivatie (deel 4)...


Description

Ontwikkelingspsychologie 2: Deel 5: Motivatie 1. Definitie Wat is motivatie? Motivatie is de term voor alle processen die te maken hebben met de aanzet, de richting en het volhouden van lichamelijke en psychische activiteiten Van waar komt het woord ‘motivatie’? Latijns  Movere  bewegen  ZIE GEDRAGSSCHEMA P51 2. Theorieën Wanneer we iets doen vertrekken we nooit vanuit het niets. We kiezen constant om een bepaald gedrag al dan niet te stellen. Het studieobject is dus niet de aanzet tot het gedrag, wat dan wel? Wat maakt dat een bepaalde gedragstendens de sterkste wordt en tot het gekozen gedrag leidt. Welke theorieën komen hier aan bod? Biologisch Psychoanalytisch Humanistisch Cognitief

Instincttheorie Drijfveertheorie Drifttheorie Behoeftentheorie (Maslow) Dissonantietheorie Attributietheorie (Weiner) Zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan) 8. Prestatiemotivatie 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.

2.1 Instincttheorie Wat is instinct? Aangeboren biologische gedragspatronen die essentieel zijn voor overleving Vb. Moederinstinct Vb. Achteruitspringen als er een auto te snel komt aangereden Er is kritiek op deze theorie: Instinct verklaart niet alle gedrag Vb. Waarom voelt de ene zijn overlevingsinstinct als die voor een blaffende hond staat en de andere niet?

2.2 Drijfveertheorieën Wat is een drijfveer? Drijfveren verklaren het gedrag dat je vertoont om een biologische behoefte te bevredigen (honger, dorst…) In welke toestand verkeert het organisme het liefst volgens de drijfveertheorie? In homeostase Kritiek op de drijfveertheorie: Verklaren ook niet alle gedrag 2.3 Drifttheorie van Freud Wat zoekt de drifttheorie van Freud een verklaring voor? Voor drijfveren die niet biologisch van aard zijn & die ons op onbewuste wijze sturen Hoe worden onze drijfveren in ons onbewuste gestuurd? - Vanuit het Es - Geconfronteerd met onbewuste driften - Uberich reageert met verbod - Ich bemiddelt Volgens wat zijn de driften bij oorsprong in te delen volgens Freud? - Doodsdriften - Levensdriften Welke keuzes heeft de mens als zijn driften niet te verzoenen zijn met de heersende waarden & normen? - Toch bevredigen & afrekenen met negatieve gevoelens (slecht geweten, afkeuring anderen) - Verdringen (enkel oplossing op korte termijn; onbewuste zal drift terug aandienen) - Sublimeren (omzetten naar aangepast gedrag); energie driften aangewend om aanvaardbaar gedrag te vertonen oa studie, liefdadigheidswerk, kunst… 2.4 De behoeftenpiramide van Maslow

Waar geloofde Maslow in? Vrije keuzes  De meest dringende behoefte zal eerst bevredigd worden in een natuurlijke volgorde -

Fysiologische behoeften: honger, dorst Veiligheidsbehoefte: tegen dieren, natuurrampen, moordenaars… Sociale behoeften: liefde, affectie… Erkenningsbehoefte: achting, waardering, prestatie,…. Zelfontwikkelingsbehoefte: zoektocht naar diep geluk, eigen potentieel actualiseren

Wat is de kritiek op de behoeftentheorie van Maslow? Volgorde behoeftepiramide cultureel bepaald

2.5 Dissonantietheorieën Consonant vs Dissonant Wat is cognitieve dissonantie? Onplezierige mentale toestand bij strijdige cognities Wat is het T.O.T.E-model? - Miller, Galanter & Pribram - 1960 - Test-Operate-Test-Exit - Vb. je voelt honger opkomen=Test; geeft aan dat je huidige toestand niet overeen komt met gewenste toestand (bevredigd gevoel) - Discrepantie tussen huidige & gewenste toestand zet aan tot actie (Operate) Na actie volgt terug Test: het hongergevoel is weg  de motivatie is verdwenen (Exit)

NLP (neuro-linguïstisch programmeren) : - Hedendaags model - Kerngedachte weerhouden dat een verschil tussen huidige & gewenste toestand aanzet tot actie - Uitgewerkt in Goalsettingtheorie van Locke Wat is de Goalsettingtheorie? - Stap 1: Ik voel honger (Test; hier “behoefte”) - Stap 2: Doel opstellen: ik wil eten. (opstellen doel is belangrijk bij deze theorie!!) (er zou vb nog ander doel lopende kunnen zijn; ik wil volgend level halen in game) - Stap 3: doelstelling leidt tot actie: ik neem een hap achter de pc (Operate) - Stap 4: Resultaat van actie vergeleken met doelstelling: Honger weg (Test) - Stap 5: Wanneer die in voldoende mate bereikt is verdwijnt de motivatie: ik kan verder spelen

Het realiseren van doelen verbetert naarmate de doelstellingen aan een aantal criteria voldoen, welke?

S: Specifiek, concreet geformuleerd M: Meetbaar A: Acceptabel (qua middelen & mankracht) R: Realistisch (niet te hoog & te laag gegrepen) T: Tijdsaspect (tijdsplanning/tijdslimiet helder) De dissonantietheorie volgens Festinger: - Belang van overtuigingen - Test: studenten gevraagd om leugen te vertellen voor 1 of 20$ - Aronson & Carlsmith testten dit bij kids die ze verboden om met favoriete speelgoed te spelen; gingen overtuiging over speelgoed aanpassen aan opgelegde gedrag 2.6 Attributietheorie (Weiner) Vb. Fiets stuk, hoe verklaar je dit, welk effect heeft dit op toekomstig gedrag? Volgens Weiner zijn er 3 dimensies waarop je je verklaring kan plaatsen: 1) Locus of control: ik heb er invloed op Vb. fiets stuk omdat onvoldoende verzorgt (intern) of fiets stuk omdat hij oud is (extern) 2) Stabiliteit: altijd/nooit  deze keer Vb: mijn fietsen gaan altijd stuk (stabiel), vandaag heb ik pech met mijn fiets (onstabiel) 3) Controleerbaarheid: het ligt aan mij/iets of iemand anders Vb: ik ben onhandig dus ik kan fiets niet maken (oncontroleerbaar), ik zou moeten leren hoe je de remmen juist afstelt (binnen eigen controle)

Groot VB; de printer is stuk want…

Deze 3 dimensies hebben effect op jouw toekomstig gedrag. Hoe dit evolueert van gebeurtenis tot voorspelling vinden we terug in het attributieproces volgens Weiner: -

Resultaat Affect Wat gebeurde er ervoor (antecedenten)

-

Causale attributie Psychologische gevolgen (cognities & emoties) Voorspelling verdere gedrag

1) Gedrag bepaald door wat je in het verleden geleerd hebt & wat je erbij gedacht hebt Vb. Band van je fiets was plat; je had je papa het al eens zien maken dus probeerde je het zelf en het lukte 2) 3) 4) 5) 6)

Resultaat: het lukte je Affect: je was blij & fier Wat gebeurde er ervoor (antecedenten): je gaat na wat er allemaal gebeurd is Causale attributie: je fiets rijdt weer omdat JIJ hem hebt gemaakt Psychologische gevolgen (cognities & emoties): je bedenkt dat je echt wel handig bent 7) Voorspelling verdere gedrag: wanneer er een probleem is met je fiets ga je aan de slag

Zie pp motivatie & cognitie 2 blz19 voor toepassing 2.7 Prestatietendens McClelland bestudeerde de werkmotivatie. Hij onderscheidt 3 behoeften die mensen motiveren om te werken. Welke? - Need for achievement: de prestatietendens - Need for affiliation: de nood om je te verbinden - Need for power: streven naar macht  Aangeboren behoeften Atkinson bouwt verder op de prestatietendens (de Need for achievement) Dat iemand al dan niet tot actie overgaat zal afhangen van 2 basisfactoren: 1) De tendens tot succes 2) De tendens om mislukkingen te vermijden T=Ts+Tm Bij elk van die 2 basisfactoren onderscheidt Atkinson nog 3 subfactoren: De tendens tot succes wordt bepaald door het vermenigvuldigen van: - Bs: prestatiebehoefte - Ks: kans op succes - Ws: belonende betekenis (waarde) van succes Bij de tendens om mislukkingen te vermijden wordt het gevormd door het vermenigvuldigen van: - Bm: behoefte om mislukking te vermijden - Km: kans op mislukken

-

(-Wm): negatieve betekenis (waarde) van mislukken

Formules tendens tot succes: Ts= Bs x Ks x Ws Formules tendens tot mislukking: Tm= Bm x Km x (-Wm) Naar wat verwijzen de behoefte om succes na te streven (Bs) als de behoefte om mislukken te vermijden? Naar aangeboren tendensen Met wat zijn de kans op succes (Ks) en de kans op mislukking (Km) verbonden? Met de attributies die bepalen hoe je je kansen inschat Naar wat verwijzen de belonende betekenis of waarde van het succes (Ws) en de negatieve betekenis of waarde van mislukken (Wm)? Naar de leerpsychologie waarbij het effect van gedrag belangrijk is Met wat moeten we volgens de formule rekening houden als we iemand willen motiveren? 1) Aangeboren factoren 2) Attributies 3) Waardering resultaat  Als begeleider geen effect op aangeboren tendensen, we kunnen rechtstreeks meewegen op waardering resultaat & onrechtstreeks attributies beïnvloeden  Zie vb blz 65 2.8 Zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan 1985,2000) Waar gaat de zelfdeterminatietheorie van uit? ZDT gaat uit van aangeboren behoeften die, indien ze bevredigd worden, optimale groei & ontwikkeling mogelijk maken  Deze behoeften worden gezien als universeel & aangeboren Welke zijn deze aangeboren behoeften waar de zelfdeterminatietheorie van uit gaat? - Competentie: behoefte om eindresultaat te kunnen controleren & beheersen - Verbondenheid: behoefte om te interageren, verbonden te zijn met & betrokkenheid te ervaren met anderen - Autonomie: behoefte om ‘eigen leven in handen te hebben’ om keuzes te kunnen maken en te kunnen handelen met zekere mate van zelfstandigheid Op basis van onderzoek kwamen Deci & Ryan tot een motivatie-continuüm: - Amotivatie - Extrinsieke motivatie - Intrinsieke motivatie Teken hier afbeelding P.24 PP Motivatie & cognitie 2

Zie tabel cursus blz 66!!!

Amotivatie/non-regulatie: - Persoon niet gemotiveerd - Kijkt hulpeloos & apathisch naar uitdaging - ‘niet willen’ - Faalangst kan oorzaak zijn: ‘ik kan het niet’ Extrinsieke motivatie: - Je doet iets om een doel te bereiken - Verschillende vormen extrinsieke motivatie: bepaald door de mate waarin externe reden tot het stellen van gedrag meer/minder geïnternaliseerd zijn Wat is internalisatie? Verinnerlijking of extern gestuurde gedragsregulatie opnemen in eigen waarden, normen & interesses (zodat persoon meer vrijwillig zal handelen) Wat is externe regulatie? Motivatie tot handelen buiten persoon zelf Vb. ik word opvoeder omdat het loon goed is. Individu heeft zelf geen controle op zijn gedrag Wat is geïntrojecteerde regulatie? Wanneer het vermijden van schuldgevoel & krijgen van waardering het gedrag sturen Vb. Als ik geen 18/20 haal, ben ik een slechte student Individu verplicht zichzelf om bepaalde handeling uit te voeren om schuldgevoel te vermijden Wat in intrinsieke motivatie? - Meest zelf-gedetermineerde vorm van gedragsregulering - Je vindt voldoening in activiteiten zelf - Vb. je gaat op trektocht omdat je dat nu eenmaal graag doet 3. Toepassingen 3.1 Faalangst: de visie van Raynor Mensen met weinig faalangst worden gemotiveerd door moeilijkere uitdagingen. Welke opdrachten kan je hen het beste bieden? Opdrachten volgens het principe van contingente paden Wat zijn contingente paden? Lange paden van activiteiten waarbij succes afhankelijk is van het voorgaande Waar hebben mensen met faalangst nood aan? Paden van opdrachten die los staan van elkaar; niet contingente paden 3.2 Aangeleerde hulpeloosheid: de visie van Dweck Waar ging Dweck naar op zoek?

Naar de oorzaak in het ontstaat van deze attributiestijl (aangeleerde hulpeloosheid) en naar een oplossing Waar zag hij de verklaring voor de aangeleerde hulpeloosheid? In begeleiding jonge kinderen Hulpeloze kids: - Vaak bekritiseerd om vaardigheidstekort - Voelen eerder druk prestaties dan van leren - Nemen tussen 4 & 6 jaar attributiestijl over - Verklaring: interne stabiele oncontroleerbare feiten Hoe kunnen we het effect hiervan omkeren? - Intensieve training - Positieve reacties bij succes heel belangrijk - Bij falen: feedback geven dat kids met harder werken zullen slagen  Zie cursus blz 70!!!...


Similar Free PDFs