Persoonlijkheidsvragenlijsten (SV Eurelings) PDF

Title Persoonlijkheidsvragenlijsten (SV Eurelings)
Author Santoesha Gajadin
Course Blok 3.3.K Stoornissen in persoonlijkheid
Institution Anton de Kom Universiteit van Suriname
Pages 17
File Size 199.5 KB
File Type PDF
Total Downloads 28
Total Views 133

Summary

Samenvatting van Artikel van Eurelings...


Description

Persoonlijkheidsvragenlijsten (Eurelings) Persoonlijkheidsvragenlijsten zijn psychodiagnostische instrumenten, die tot doel hebben om op basis van antwoorden van respondenten op schriftelijke vragen, stabiele kenmerken van personen in kaart te brengen, waarbij telkens de individuele score wordt vergeleken met die van relevante normgroepen. Globaal gesproken worden bij de constructie van persoonlijkheidsvragenlijsten de volgende drie uitgangspunten gehanteerd. 

Theoretisch geconstrueerde persoonlijkheidsdimensies zijn geoperationaliseerd in concrete gedragingen, symptomen en attitudes, die vervolgens worden voorgelegd aan grote groepen patiénten en verschillende groepen in de samenleving. Statistische bewerking levert vervolgens factoren op die bestaan uit een verzameling van samenhangende trekken die al dan niet overeenstemmen met de theoretisch veronderstelde dimensies. De Nederlandse Persoonlijkheidsvragentijst (Luteijn, Starren & Van Dijk, 1985, 2000) is een voorbeeld van een op theoretische gronden geconstrueerde test.



Een groot aantal beweringen over kenmerken, gedragingen en belevingen van mensen in het algemeen, is aan een grote groep respondenten voorgelegd, waarbij zij aangeven of de bewering al dan niet op hen van toepassing is. Met behulp van factoranalyse worden de beweringen geclusterd tot samenhangende persoonlijkheidsdimensies. Dit is de zogenoemde lexicale benadering. De Neuroticism Extraversion Openness Personality Inventory Re- vised (NEO-PI-R; Costa & McCrae, 1985, 1992; Hoekstra, Orme! & De Fruyt, 1996) stamt uit deze traditie.



Vervolgens is er de constructed group of entpirical keying approach (Liebert & Spiegler, 1998). Een voorbeeld van een lijst die op een dergelije wijze is samengesteld, is de Minnesota Multiphasic Personality Inventory’ (MMPI; Hathaway & McKinley, 1942). De auteurs startten met een verzameling van duizend beweringen die zij hadden verzameld uit diverse psychiatrische rapportages, psychiatrische leerboeken en eerder geconstrueerde vragenlijsten. Deze items werden vervolgens voorgelegd aan groepen patiénten van wie de diagnose bekend was, alsmede aan ‘normalen’. In de MMPI werden alleen die items opgenomen die differentieerden tussen de specifieke patiéntengroepen en de normalen. Bijvoorbeeld: een bewering werd alleen opgenomen in de depressieschaal, wanneer depressieve patiénten significant vaker met de bewering instemden dan niet-depressieve individuen.” Een voordeel van deze methode is dat de betekenis van de items niet op voorhand duidelijk is voor de onderzochte.

Voor- en nadelen van persoonlijkheidsvragenlijsten Het gebruik van persoonlijkheidsvragenlijsten heeft een aantal voordelen.   

Ze zijn eenvoudig en efficiént af te nemen, zo nodig groepsgewijs. Ze maken het mogelijk op gestandaardiseerde wijze informatie te verzamelen. De resultaten ervan zijn gemakkelijk statistisch te bewerken.

  

Antwoordtendenties kunnen bij de meeste vragenlijsten redelijk gemakkelijk worden opgespoord. Het invullen van vragenlijsten is over het algemeen niet belastend voor de onderzochte. Persoonlijkheidsvragenlijsten zijn geschikt voor qeautomatiserende afname en scoring.

Er kleven ook nadelen aan de toepassing van persoonlijkheidsvragenlijsten.   

Persoonlijkheidsvragenlijsten zijn gevoelig voor sociale wenselijkheid en an- dere vertekeningen, omdat ze meten wat de patiént op bewust niveau wil en kan melden over zichzelf. Voor nuanceringen is weinig tot geen ruimte door het beperkte aantal antwoordmogelijkheden (vaak ‘ja’, ‘nee’, ‘weet niet’). Ondanks het feit dat persoonlijkheidsvragenlijsten stabiele kenmerken beogen te meten, zijn ze vaak gevoelig voor de invloed van het toestandsbeeld en leiden onder invloed daarvan nogal eens tot overpathologisering.

Er zijn verschillende redenen te noemen voor het inzetten van persoonlijkheidsvragenlijsten.   

Ze kunnen worden opgenomen in een uitgebreide testbatterij, onder meer bij expertiseonderzoeken en bij uitgebreide diagnostische onderzoeken wanneer behandelingen niet het gewenste resultaat opleveren. Ze kunnen worden ingezet bij specifieke vragen naar de kans op decompensatie onder stress, bijvoorbeeld in de vorm van psychotische overschrijdingen, suicidaliteit, gedragsstoornissen en dergelijke. Korte tot soms zeer korte testbatterijen kunnen protocollair worden ingezet bij intakeprocedures voor uiteenlopende soorten behandeling. Er wordt dan niet een specifieke onderzoeksvraag gesteld. Bij alle aangemelde patiénten voor een type behandeling of afdeling wordt een handzame testbatterij afgenomen (‘psychodiagnostiek aan de voordeur’) ter ondersteuning van en aanvulling op het klinisch oordeel en de anamnese, ter bepaling van de geschiktheid van een type setting en behandeling.

De vijf persoonlijkheidsvragenlijsten die frequent worden toegepast in de Nederlandse psychodiagnostische praktijk zijn:    

Nederlandse Verkorte MMPI Multiphasic Minnesota Personality Inventory-2 Nederlandse Persoonlijkheids Vragenlijst Temperament and Character Inventory. In Nederland: Temperament en Karakter Vragenlijst Neuroticism Extraversion Openness Personality Inventory Revised (NEO- PI-R / NEOFFI

Nederlandse Verkorte MMPI De NVM is opgebouwd uit 83 items die alle zijn ontleend aan de oude MMPI (Nuttin & Beuten, 1969). De subschalen van de NVM zijn geconstrueerd met be hulp van factoranalyse. De NVM

bestaat uit vijf dimensies: Negativisme, Somatisatie, Verlegenheid, (ernstige) Psychopathologie en Extraversie. Uit recent empirisch onderzoek blijkt dat met deze methode de mate van differentiatie, integratie en complexiteit van interne representaties van object-relaties kan worden gemeten, een door Kernberg (1984) beschreven specifieke maat voor ik-sterkte (Eurelings-Bontekoe, Snellen, Verschuur & Bosch, 2005). Derksen (2004) meent echter dat de empirische onderbouwing vooralsnog zwak is en wijst op basis hiervan de theoriegestuurde profielinterpretatie voorlopig af. Hij gaat daarbij voorbij aan het feit dat gebrek aan empirische ondersteuning van bepaalde fenomenen niet uitsluit dat die fenomenen wel bestaan. Schalen Extraversie De dimensie ‘Extraversie’ bestaat uit dertien items. Enkele voorbeelden van items uit deze schaal zijn: ‘Ik ga graag naar feesten en partijen waar veel lawaai en plezier gemaakt wordt’, ‘Ik houd van spel en ontspanning’ en ‘Soms voel ik mij zonder enige reden buitengewoon gelukkig (in de wolken), zelfs als ik er eigenlijk slecht voorsta’. Bij een hoge ‘Extraversie’-score wordt een lage(re) score op de dimensie ‘Verlegenheid’ (= sociale introversie) verwacht. Wanneer er sprake is van een verlaagde (beneden gemiddelde) ‘Verlegenheid’-score bij een verhoogde ‘Extraversie’-score zijn neurotische afweer- en controlemechanismen onderontwikkeld. De dispositie tot het ontwikkelen van gedragsstoornissen, die samenhangt met de verhoogde -“Extraversie’-score wordt dan onvoldoende gecontroleerd, wat zich kan manifesteren in (bijvoorbeeld) een neiging tot opportunisme of een geringe impulscontrole. Wanneer er sprake is van een hoge score op ‘Extraversie’, is ten minste een bovengemiddelde tot hoge score op de ‘Verlegenheid’-schaal noodzakelijk om te kunnen spreken van voldoende tegenwicht voor en controle van de neiging tot prikkelhonger en impulsiviteit die samenhangt met een hoge mate van extraversie. Een combinatie van een lage ‘Extraversie’-score en een eveneens lage ‘Verlegenheid’score duidt, volgens onze interpretatiemethode, op vroege affectieve verwaarlozing. Het individu heeft een dispositie tot sociale teruggetrokkenheid (lage score op ‘Extraversie’), maar laat dit in zijn gedrag niet (meer) zien. Psychopathologie De dimensie ‘Psychopathologie’ bestaat uit dertien items. Voorbeelden zijn: ‘ik heb zeer eigenaardige en zonderlinge ervaringen gehad’, ‘Iemand heeft het op mij gemunt’ en ‘Ik geloof dat ik achtervolgd word’. Een ruwe score van 0 of 1 kan duiden op sociale wenselijkheid en een neiging angst en kwetsbaarheid te ontkennen. Mensen met dergelijke lage scores hebben veelal moeite met de rol van patiént. De angsttolerantie is echter goed. Ruwe scores van 4 tot 7 (gemiddeld tot hoog) wijzen op het bestaan van enige mate van angstgevoeligheid, die op zichzelf niet problematisch hoeft te zijn, mits de ‘Verlegenheid’-score hoog tot zeer hoog is. Hoge tot zeer hoge scores (8, 9) wijzen op een verhoogde dispositie tot het ontwikkelen van gevoelens van

agressie, angst en achterdocht bij oplopende stress. Sterk verhoogde scores weerspiegelen een instabiele affectregulatie: er is een neiging overmatig en inadequaat te reageren op stressvolle situaties, waardoor men al snel door gevoelens wordt overspoeld en moeite heeft hoofd- van bijzaken te onderscheiden. Voor de duidelijkheid: een verhoogde score (tot ongeveer 10) op de ‘Psychopathologie’-schaal betekent niet dat men angstig en verward is, maar dat men snel met angst, woede en achterdocht neigt te reageren wanneer spanningen en stress oplopen. Er hoeft dan geen sprake te zijn van psychotische verschijnselen. Bij een verhoging op de dimensie ‘Psychopathologie’ ‘hoort’ een verhoogde score op de dimensie ‘Verlegenheid’. De verwachting is dat een dergelijk persoon zich juist teruggetrokken en terughoudend zal opstellen in het interpersoonlijke contact, ter bescherming van zijn kwetsbaarheid. De hoogte van de “Verlegenheid’-score dient dus zowel gerelateerd te worden aan de hoogte van de ‘Extraversie’- als aan die van de ‘Psychopathologie’-score. Verlegenheid De dimensie ‘Verlegenheid’ bestaat uit vijftien items. Voorbeelden van items uit de ‘Verlegenheid’-schaal zijn: ‘Ik word gemakkelijk overtroefd in een discussie’, ‘Ik moet dikwijls moeite doen om niet te laten merken dat ik verlegen ben’ en ‘Ik vind het lastig een gesprek aan te knopen als ik met onbekenden in contact kom’. Verlegenheid behelst onder meer het vermogen tot gedragsinhibitie, tot het zich aanpassen aan en rekening houden met conventies en de wensen en gevoelens van anderen. Verlegenheid veronderstelt een goed ontwikkelde metacognitieve controle en reflectieve functie (Fonagy, Gergely, Jurist & Target, 2002; Ni- colai, 2001). Daarnaast veronderstelt verlegenheid het zicht hebben op sociale conventies. In feite zorgt verlegenheid ervoor dat men de schaamte véér blijft (Van Dantzig, 2002). Verlegenheid heeft ook te maken met het vermogen tot het ervaren van schuldgevoelens. Een sterk verhoogde ‘Verlegenheid’-score duidt op het bestaan van sterke neurotische afweermechanismen die ertoe dienen negatieve affecten, waaronder agressie, te controleren. Deze affecten kunnen naar binnen gericht worden, met als gevolg een verhoogd niveau van onrustgevoelens. In dat geval zal de ‘Negativisme’-score verhoogd zijn. Is de ‘Negativisme’score echter relatief lager, dan is sprake van sterke vermijding van onlustgevoelens en het uit de weg gaan van confrontaties en conflicten. Hoe lager de ‘Negativisme’-score hoe sterker en, massaler de ongewenste gevoelens worden afgeweerd. Het is van belang de hoogte van de ‘Verlegenheid’-score niet alleen af te zetten tegen de score op ‘Extraversie’, maar ook tegen die op ‘Psychopathologie’. Somatisatie De dimensie ‘Somatisatie’ bestaat uit twintig items. Voorbeelden zijn: ‘Bij het minste gerucht word ik wakker’ en ‘Vaak is het net of er een brok in mijn keel zit’. Hoge scores op ‘Somatisatie’ kunnen wijzen op een neiging tot regressie en manipulatie; het kan echter ook betekenen dat iemand op krampachtige wij ze poogt een psychisch evenwicht te bewaren en decompensatie en desintegratie tegen te gaan. Welke functie een hoge ‘Somatisatie’-score heeft, moet worden afgeleid uit het gehele profiel, waarbij vooral de relatie met de dimensies ‘Psychopathologie’ en ‘Negativisme’ van belang is. De

‘Somatisatie’/“Negativisme’-combinatie heeft vaak de functie de acting-out van heftige agressie te voorkomen. Wanneer bij gemiddeld tot hoge of hoge tot zeer hoge scores op de ‘Psychopathologie’schaal de ‘Somatisatie’-range achterblijft bij de Psychopathologie- range, spreken wij van een combinatie van bizarre gedachten en gevoelens enerzijds (hoge tot zeer hoge ‘Psychopathologie’-score) en van sociaal onvermogen en gebrek aan sociale souplesse anderzijds. Deze combinatie duidt vaak op het bestaan van schizotypische trekken, die in milde mate aanwezig kunnen zijn wanneer sprake is van een ‘Psychopathologie’-score van gemiddeld tot hoog, maar in sterkere mate bij een ‘Psychopathologie’-score van hoog tot zeer hoog. Kenmerkend voor schizotypie is immers een combinatie van sociaal onvermo- gen en bizarre gedachten/vreemdheid. Negativisme De schaal ‘Negativisme’ bestaat uit 22 items. Voorbeelden van items zijn: ‘Soms heb ik erg verlangd thuis weg te gaan’, ‘Soms heb ik zin om te vloeken’ en ‘Ik heb dagen, weken of maanden gehad dat ik allerlei dingen verwaarloosde omdat ik niet op gang kon komen’. De hoogte van de ‘Negativisme’-score hangt samen met structureel aanwezige, heftige negatieve affecten. In het algemeen kan men stellen dat wanneer de ‘Negativisme’-score ten opzichte van de normgroep normalen zeer hoog is (bijvoorbeeld bovengemiddeld ten opzichte van de normgroep psychiatrische patiénten en zeer hoog ten opzichte van de normgroep normalen), er ook sprake is van situatieve stress dan wel een psychiatrisch toestandsbeeld. Hoge en zeer hoge scores op ‘Negativisme’ zijn veelal structureel (en niet situatief) bepaald bij mensen met een DSM-IV Borderline persoonlijkheidsstoornis. Bij mensen met een neurotische persoonlijkheidsorganisatie volgens Kernberg (1976, 1984), zullen zeer hoge scores zowel samenhangen met onverwerk te pijnlijke gevoelens uit het verleden als met actuele onvrede over relaties en de maatschappelijke situatie. Bij mensen met een psychotische organisatie volgens Kernberg, zijn verhoogde scores op ‘Negativisme’ niet te verwachten. Bij deze groep is sprake van grote angst voor agressie omdat agressie bij deze patiénten al snel aanleiding geeft tot desintegratieangst. Hoe lager de ‘Negativisme’- score des te geringer het contact met negatieve affecten. MMPI-2 De MMPI-2 bestaat uit 567 vragen. Per item kan de respondent kiezen uit de antwoordmogelijkheden ‘akkoord’ en ‘niet akkoord’. Een aantal items bevat dubbele ontkenningen, hetgeen soms verwarrend is. Naast de traditionele MMPI-validiteitsschalen L (Leugenschaal), F (Frequentie- schaal) en K (Korrektieschaal)}, zijn bij de MMPI-2 een aantal validiteitsschalen toegevoegd: de VRIN (Variable Response Inconsistency Scale), TRIN (True Re- sponse Inconsistency Scale), de Fb (F back) en de S (Superlatieve zelfpresenta- tie)-schaal. De L-schaal meet de neiging van de onderzochte om zich op enigszins primitief-naieve wijze in een goed daglicht te plaatsen, zonder zich te realiseren dat anderen dit niet echt kunnen geloven. De meest normale menselijke tekorten worden ontkend. Men presenteert zich als een

‘brave Hendrik’, too good to be true. Zo antwoordt men ontkennend op items als: ‘Ik vertel niet altijd de waarheid’ (item 41) of ‘Ik lees niet elke dag alle commentaren in de krant’ (item 51) of ‘Soms word ik boos’ {item 102) of ‘Soms roddel ik een beetje’ {item 203). Bij hoge scores op de L-schaal is er sprake van weinig zicht op wat anderen zouden kunnen denken en wat er in anderen omgaat. Extreem lage scores op de L- schaal duiden op een extreme etalering van menselijke tekorten. De F-schaal meet de aanwezigheid van ernstige psychopathologie, ontreddering en wanhoop. Het betreft items die slechts door minder dan tien procent van de normale populatie bevestigend worden beantwoord. De K-schaal meet het vermogen om zwakheden op een wat meer subtiele en sociaal geaccepteerde wijze te ver- bloemen. Verhogingen op de K-schaal wijzen dan ook op een bepaalde mate van sociaal inzicht. Van belang is om de verbouding tussen bovengenoemde drie validiteitsschalen te onderzoeken. Wanneer de F-schaal fors verhoogd is in verhouding tot de L- en de K-schaal, en hoger is dan 80, dan is sprake van duidelijke klachtenpresentatie, hetzij overdreven en etalerend wanneer ziektewinst wordt beoogd, het- zij (en dat is meestal het geval) als een cry for help — om er zeker van te zijn dat de klachten serieus worden genomen. Bij at random invullen is de F-schaal ook sterk verhoogd, maar dat valt af te leiden uit de VRIN-score. Is de VRIN-score acceptabel, dan mag volgens ons de hoge F worden geinterpreteerd: er is dan zeer waarschijnlijk sprake yan acute symptomen van psychopathologie. Bij lage scores op de F-schaal en hoge scores op de L- en K-schalen zijn vaak ook de scores op de klinische hoofdschalen 6 (Paranoia) en 8 (Schizofrenie) en scores op de inhoudschalen angst en bizarre voorstellingen en gedachten aan de lage kant, hetgeen overigens niet betekent dat er ook daadwerkelijk sprake is van emotionele stabiliteit. De Fb-schaal meet, net als de F-schaal, de aanwezigheid van manifeste psychopathologie, met dit verschil dat de Fb-score specifiek betrekking heeft op het tweede gedeelte van het vragenboekje van de MMPI-2, waarin de vragen zijn opgenomen die samen de zogenaamde inhoudschalen vormen. De Fb en de inhoudschalen meten dan ook klachten die men zich bewust is en ook bewust wil presenteren. De verhouding tussen F en Fb kan van belang zijn voor de interpretatie van de MMPI-2. De verwachting is dat de scores op beide schalen ongeveer even hoog zijn. Hogere scores op Fb in vergelijking tot F duiden in het algemeen op een neiging tot extra benadrukken van pathologie. De aanwezigheid van As- I-pathologie, situatieve stress, psychotrauma’s, innerlijke onrust of levensfase- problematiek kan tot gevolg hebben dat de score op de inhoudschalen (en dus de score op Fb) sterk wordt verhoogd. De VRIN-schaal meet de neiging tot at random antwoorden. De ruwe score mag niet hoger zijn dan 13. De TRIN-schaal meet de neiging om ofwel overwe- gend met ‘akkoord’ dan wel met ‘niet akkoord’ te antwoorden. De ruwe score mag niet lager zijn dan 5 (te veel ‘niet akkoord’-antwoorden) en niet hoger dan 13 (te veel ‘akkoord’-antwoorden). Bij zowel een verhoogde neiging om ‘akkoord’ en ‘niet akkoord’ te antwoorden, is de T-score op de TRINschaal verhoogd, in overeenstemming met het principe van de MMPI-2 dat verhoogde Tscores wijzen op problematiek. Klinische hoofdschalen

Schaal 1: Hypochondrie (Hs) Schaal 1 vertegenwoordigt de neiging tot somatiseren en externaliseren. Hoogscoorders vertonen weerstand tegen introspectie. Vaak onderkennen zij niet het verband tussen psychische spanningen en lichamelijke klachten. Wanneer Schaal 1 verhoogd is ten opzichte van Schaal 2, worden psychische spanningen ‘vertaald’ in klagen over lichamelijke verschijnselen, waarmee anderen worden belast. Schaal 2: Depressie (D) Schaal 2 meet de subjectief ervaren draaglast. Bij verhogingen op Schaal 2 is sprake van een (sterke) subjectief ervaren draaglast — hetzij ten gevolge van klachten en symptomen, hetzij ten gevolge van innerlijke spanningen en conflicten. Dit gaat gepaard met gevoelens van stress, somberheid, piekeren, besluite loosheid, onzekerheid en het zich (over)verantwoordelijk voelen. Bij verhogingen op Schaal 2 gaat het dus om een hoge psychische lijdensdruk in het algemeen en niet uitsluitend om de aanwezigheid van een specifieke depressieve stoornis. Schaal 3: Hysterie (Hy) Schaal 3 is niet unidimensioneel. Deze schaal meet zowel de aanwezigheid van lichamelijk onwelbevinden als de behoefte aan affectie en remming vam agressie. Een hoge score op Mensen met een verhoogde score op Schaal 3 zijn vaak zeer sociaa] vaardig, warm, vriendelijk en agressiegeremd, zodanig dat men onder de oppervlakkig-vriendelijke laag, door het dwingende karakter ervan, de agressie wel degelijk kan voelen. Wanneer de score op Schaal 3 hoger is dan die op Schaal 2 kan men stellen dat subjectief ervaren lijdensdruk en de agressie op sociaal vaardige en subtiele wijze (en niet zozeer door te klagen, zoals het geval is bij verhogingen op Schaal 1) worden verplaatst en op anderen worden afgewenteld: anderen worden boos en machteloos gemaakt. Wanneer de score op Schaal 3 fager is dan die op Schaal 2 mist men dit vermogen. Schaal 4: Psychopathische deviatie (Pd) Schaal 4 meet de mate waarin sprake is van een neiging tot ...


Similar Free PDFs