Dierkunde sv PDF

Title Dierkunde sv
Course Dierkunde
Institution Universiteit Antwerpen
Pages 6
File Size 268.5 KB
File Type PDF
Total Downloads 86
Total Views 177

Summary

Samenvatting dierkunde...


Description

Dierkunde m.i.v. beginselen proefdierkunde Prof. dr. Peter Aerts

Partim Dierkunde Vooraf Inleiding Levende wezens = cellulair

meercellig => hiërarchisch georganiseerd (vormen weefsels)

Cellen bevatten genetisch materiaal (DNA, RNA) Door evolutie verwant aan elkaar Levende wezens: metabolisme (Stoffen uit omgeving opnemen en nieuwe biologische moleculen aanmaken)  Homeostasis: interne milieu in evenwicht houden Aspecten van algemene dierkunde: inleiding Kenmerken levende wezens:  Cellulair (één- of meercellig)   

Genetische informatie Reproduceren: voortplanting en ontwikkeling Gerelateerd door evolutie

 

Metabolisme en homeostasis Nemen energie op uit omgeving

Discussie: virussen, bacterien, …? Geschiedenis van het leven op aarde Ontstaan aarde: 4,5 miljard jaar geleden. 1e leven = prokaryote (geen celkern) => 3,75 mijard jaar Protobionten (= voorlopers cellulaire leven): vetachtige laag op wateropp verstoord => ontstaan membraanomsloten druppeltjes die macromolecullen bevatten = Liposomen (Celmembraan uit dubbellaag van lipiden!) Aanvankelijk: zuurstof = dodelijk (uit water = te veel electromagnetische stralen) => natuurlijke selectie: aerobe metabolisme Rendement is hoger, dus beter in milieu Zuurstof => aanleg ozonlaag 2 miljard jaar geleden: Eencellige eukaryoten (membraanomsloten kern) 1,5 mijard jaar geleden: Meercelligen 500 miljoen jaar geleden: eerste landleven (als ozonlaag af is) Op basis rRNA: drie domeinen: BACTERIA + ARCHAEA = prokarioten (zonder (membraan-begrensde) celkern) EUKARYA = organismen met celkern

Dierkunde m.i.v. beginselen proefdierkunde Prof. dr. Peter Aerts

1. Ontstaan eukaryote cel Invouwen plasmamembraan => kernmembraan en endoplasmatisch reticulum 2. Ontstaan dierlijke eukaryote cel Opname v.e. heterotrofe prokaryote cel (endosymbiose) in primitieve eukaryote cel => cellen met mitochandria (cellulaire voorziening; celorganellen met eigen circulair DNA, omgeven door dubbel membraan, plaatsvinden ATP-productie) (Heterotroof: van buitenaf opnemen (voor metabolisme)) 3. Ontstaan plantaardige eukaryote cel Bijkomende opname fotosynthetiserende prokaryote cel (endosymbiose) => cellen met plastiden (= chloroplasten) (Fotosynthese: koolstofdioxide en anorganische materie = autotrofe organsimen: Door opname cyanobacterium (vorming van plastiden: membraan gebonden organellen met eigen circulair DNA)) Diversiteit van het dierenrijk Hoe een dierlijk organisme karakteriseren? Voedingswijze - Heterotroof Celstructuur en specialisatie - Multicellulair - Geen celwanden (wel plasmamembraan!) - Structuureiwitten (collageen!) => structurele integriteit - Uniek zenuw- en spierweefsel (prikkelbaarheid en beweging) (universeel) o Dwarsgestreept skeletspierweefsel o Vezels in bundels o Vezels opgebouwd uit myofibrillen o Myofibrillen uit myofilamenten: actine en myosine Dwargestreept spierweefsel: door strikte ordening myofilamenten in de myofibrillen en v.d. myofbibrillen t.o.v. elkaar Sliding filament theorie: bij contractie binden myosinekoppen vh myosinefilament tijdenlijk met actinefilament (vraagt veel ATP) Skeletten: 1. Intern skelet (mens): O groei, X bescherming 2. Extern skelet (krekel): hard panser, X groei, O bescherming 3. Hydrostatisch skelet (olifantenslurf): enkel spieren Reproductie en ontwikkeling - Seksuele reproductie - 2n (diploïde) stadium domineert levenssyclus - snelle deling v zygoten => germinatieve cellagen - Vaak larvale stadia (immatuur) tot adult - Conservatieve homeobox-genen (= set van genen op chromosoom/omen. Bevatten ong identieke DNA-sequentie. Bepalen onrechtstreeks rostro-caudale differentiatie vd lichaamssegmenten (segmentale opbouw = sixpack) Hoe dieren catalogeren?  Monofyletische groep (clade): Alle afstammelingen v.e. ancestraal organisme

Dierkunde m.i.v. beginselen proefdierkunde Prof. dr. Peter Aerts

 Parafyletische groep: Niet alle afstammelingen v.h. ancestrale organisme  Polyfyletische groep: Organismen afkomstig van verschillende voorouders Fylogenie = evolutieve ontstaansgeschiedenis v.e. clade: een groep organismen. Organismes gegroepeerd o.b.v. gemeenschp karakteristieken (morfologisch, molecuair) Overeenkomsten in bouwplan en moleculaire gelijkenis - Grade = groep met identieke biologische kenmerken - Clade = groep van evolutief afstammende van éénzelfde ancestraal organisme Bouwplan Symmetrie Doorsnedes o Traversaal = in twee, voor en achterkant o Frontaal = in twee, boven en onderkant o Sagitaal = in twee, links en rechts o Medio sagitaal = elke evenwijdigaan sagitaal Kanten o Dorsaal = rug o Ventraal = buik o Anterior = snuit o Pesterior = achterkant o Lateraal = buiten Ontwikkeling: 2 of 3 kiembladen (germinatieve weefsellagen)  Diploblasten (ecto- en endoderm  Triploblasten (ecto-, endo- en mesoderm) Vroege ontwikkeling triploblasten  Protostomen  Deuterostomen Ontwikkeling lichaamsholte van triploblasten

Zie partim embrologie

Acoelomaten = organismen zonder lichaamsholte (coeloom): ruimte tussen lichaamswand en darmtractus gevuld met weefsel (mesenchym) Pseudocoelomaten = wel lichaamsholte, gevormd tussen mesodermale aflijning vd lichaamswand en entoderm vd darmtractus Coelomaten: coeloom volledig gevormd binnenin mesoderm

Dierkunde m.i.v. beginselen proefdierkunde Prof. dr. Peter Aerts

Fylogenie (=studie van ontstaan van organisme) O.b.v. morfologische en ontwikkelingskenmerken; bilaterale dieren inderverdeeld in twee clades: Deuterostomen en protostomen

O.b.v. moleculaire kenmerken: bilateria in Deuterostomen, Lophotrochozoa (gekenmerkt door lophofoor) en ecdysozoa (organismen met vervelling)

 Fylogenetisch overzicht; modelorganismen: dieper ingaan op bouwplan van de taxa waartoe modelorganismen behoren. O.b.v. Moleculaire organismen Modelorganismen: - nematode (Caenorhabditis elegans) - insect (Drosophila melanogaster) - vertebraat (danio rerio) (Rattus norvegicus) (transgene, knockout Mus musculus)

Dierkunde m.i.v. beginselen proefdierkunde Prof. dr. Peter Aerts



Sponzen (versch groepen) o Relatie tussen Choanoflagellaten

o Bezit van choanocyten (cellen voor voedselopname) Werking choanocyte is vergelijkbaar met levenswijze choanoflagellaat: Flagellen van alle choanocyten in het spongocoel (interne holte spons) creëren een waterstroming

Dierkunde m.i.v. beginselen proefdierkunde Prof. dr. Peter Aerts

-...


Similar Free PDFs