Proefexamen Didactisch Ontwerpen 1 - 2018-2019 PDF

Title Proefexamen Didactisch Ontwerpen 1 - 2018-2019
Course Algemene didactiek
Institution Thomas More
Pages 8
File Size 273 KB
File Type PDF
Total Downloads 64
Total Views 126

Summary

Proefexamen voor het vak Didactisch Ontwerpen 1 uit BASO @Thomas More Mechelen. Afkomstig van het academiejaar 2018-2019....


Description

Academiejaar 2018-2019 Opleiding: Bachelor Leraar S.O. Datum:

ste

de

2 /3 (in te vullen1 door /student)

de

examenperiode Punten: /25

Opleidingsonderdeel: Algemene Didactiek (proefexamen) QM-examen: ja / nee PC-examen: ja / nee

Naam   

Groep(en) : A–B–C-D

Studiepunten: 3 Duur: 50 Min.

lector(en): K. D’Anvers B. Van Den Berk O. Van Roy

Te gebruiken materiaal: / Opmerkingen: / Exameninstructies:  Boeken en tassen mogen niet bij de tafels blijven liggen. Er liggen geen pennenzakken op de tafels. Gsm’s worden uitgeschakeld en moeten samen met uw ander materiaal aan de kant.  Gegevens op kladversies worden niet beoordeeld door lectoren. Studenten geven deze papieren aan de lectoren van toezicht.  De nietjes mogen niet losgemaakt worden.  Noteer uw naam, groep en plaatsnummer op elke pagina.  Leg uw studentenkaart leesbaar klaar op de hoek van uw tafel. U toont uw studentenkaart aan de lector van toezicht als u het examen afgeeft. Studenten met een examencontract tonen hun identiteitskaart.  Bij afgifte van de examenkopij handtekent u de afgiftelijsten. Lees de examenvragen goed, verdeel je tijd zinvol! Veel succes !!!

VRAAG 1: Noteer of onderstaande uitspraken juist of fout zijn. Herschrijf de foute uitspraken tot een correcte uitspraak. Quotering:

Je start met - 1 + 1 + 0

per correct antwoord per niet ingevuld antwoord/foutief antwoord

a. ………………

a. De leerplichtwet bepaalt dat de voltijdse leerplicht eindigt op de dag dat de jongere 18 wordt (of eerder wanneer hij een diploma S.O. behaalt).

b. ………………

b. In het huidige tweede leerjaar van de A-stroom worden 24 lestijden besteed aan de basisvorming.

c. ………………

Lerarenopleiding

c. Het M-decreet bevat beslissingen die genomen zijn door de federale overheid.

pagina 1 van 8 pagina’s

Academiejaar 2015-2016

d. ………………

d. De school die onderstaande tekst op haar website heeft staan behoort tot het officieel gesubsidieerde onderwijsnet.

e. ………………

e. Het verband tussen doelstellingen en werkvormen in het didactisch model van De Corte kan als volgt uitgelegd worden: ‘Voor het bereiken van bepaalde doelstellingen zijn bepaalde werkvormen meer aangewezen. Zo is het voor het bereiken van een productief doel als het kunnen berekenen van procenten van gehele getallen nodig dat leerlingen oefeningen maken en volstaat het niet om dit als leerkracht te doceren.

f. ………………

f. Bij onderstaande observatiegegevens past schaalwaarde 3 van de Leuvense Betrokkenheidsschaal het best. Tijdens de les biologie mogen leerlingen zelfstandig onderzoeken welke bestanddelen bepaalde producten bevatten. Van bij het begin van de les wanneer de leraar de opdracht uitlegt is Annelien onmiddellijk geïnteresseerd: ze hangt aan zijn lippen en

Lerarenopleiding

pagina 2 van 8 pagina’s

Academiejaar noteert extra tips2015-2016 bij op de takenkaart. Zodra het materiaal wordt uitgedeeld gaat Annelien van start: ze leest de opdracht, hanteert het materiaal met zorg, voert de stappen uit en noteert zorgvuldig haar observaties. Wanneer de leerkracht langskomst werkt Annelien onverstoord verder. Omdat ze als één van de eerste klaar is met haar werk mag ze van de leerkracht nog een extra stof naar keuze onderzoeken. Annelien kiest ervoor om pudding te onderzoeken.

g. ………………

g. Persistentie is een signaal van betrokkenheid (soms ook van schijnbetrokkenheid) dat aangeeft dat er een open taakspanning is waardoor een leerling zich blijft inspannen, betrokken blijft tot hij de oplossing gevonden heeft of de leerstof begrepen heeft.

/ 6 punten

Lerarenopleiding

pagina 3 van 8 pagina’s

2015-2016 VRAAG 2. Noteer Academiejaar onderaan deze bladzijde jouw antwoordcodes bij deze drie meerkeuzevragen. Per vraag is er slechts één antwoordmogelijkheid. Quotering:

Je start met - 1 + 1 + 0

per correct antwoord per niet ingevuld antwoord/foutief antwoord

Vraag 1 Welke van volgende kenmerken maken deel uit van de algemene definitie over leren: A) gedragsverandering B) duurzaam C) gevolg van ervaringen D) elk van bovenstaande Vraag 2 "Een kind zit in zijn box en gooit een rammelaar. Die valt daardoor buiten de box. Het kind probeert de rammelaar te pakken, maar dat lukt niet. Na een aantal vruchteloze pogingen begint het kind te huilen. Als er iemand komt kijken en ziet wat er aan de hand is, wordt de rammelaar weer in de box gelegd. Ook als andere voorwerpen uit de box geslingerd worden, komt er iemand op het gehuil af en worden ze weer in de box gelegd.” In dit voorbeeld is sprake van A) Klassieke conditionering met het gooien van de rammelaar als onvoorwaardelijke stimulus B) Klassieke conditionering met het gooien van de rammelaar als voorwaardelijke reactie. C) Operante conditionering met het huilen als bekrachtiger. D) Operante condtionering met het terugbrengen van de rammelaar als bekrachtiger. Vraag 3 Wanneer Jan te laat thuis komt wordt die week zijn zakgeld ingehouden. Op deze manier hopen zijn ouders dat hij in de toekomst tijdig naar huis komt. Het inhouden van zakgeld is een voorbeeld van A) een positieve bekrachtiging B) een negatieve bekrachtiging C) een positieve straf D) een negatieve straf Vraag 4 Iemand heeft net 9 woorden gelezen en tracht deze te onthouden. Daarna wordt hem/haar gevraagd nog eens 5 woorden in te prenten. Daardoor vergeet hij sommige woorden uit de eerste reeks. Dit vergeten is waarschijnlijk het gevolg van: A) beperkte capaciteit van het zintuigelijk geheugen B) beperkte capaciteit van het korte termijn geheugen C) beperkte capaciteit van het langetermijngeheugen D) elk van bovenstaande Noteer hieronder de antwoordcodes: Vraag 1 Vraag 2

Vraag 3

Vraag 4

/ 3 punten

VRAAG 3: Beantwoord de vragen die gesteld worden in deze casus en licht je antwoord toe. Anke is net 15 jaar geworden en heeft dit jaar gekozen voor de beroepenvelden ‘haarzorg’ en ‘voeding-verzorging’. Na een moeilijke schoolloopbaan (vooral in het lager onderwijs) had ze Lerarenopleiding

pagina 4 van 8 pagina’s

2015-2016 gehoopt dat ze liever Academiejaar naar school zou gaan nu ze voor meer praktische vakken kon kiezen, maar deze verwachting werd tot nu toe niet ingelost en haar kerstrapport bevat heel wat onvoldoendes. Anke zou graag zo snel mogelijk de schoolbanken verlaten en zich toeleggen op haar lievelingsvak ‘haarzorg’. Haar ouders zijn echter bezorgd dat Anke ongekwalificeerd op de arbeidsmarkt komt. Wat zou je zeggen aan Anke, die zo snel mogelijk zo weinig mogelijk naar school wil gaan en haar ouders die het belangrijk vinden dat hun dochter goede kansen maakt op de arbeidsmarkt?

/ 3 punten

VRAAG 4: Leg onderstaande begrippen uit en situeer ze in de cursus. (Wie?/Wat?/Waar?Welke andere elementen nog/waarvan maakt het deel uit?). Schrijf afkortingen voluit! a. OVSG

b. sociale context

/ 4 punten

VRAAG 5. Lees de lesbeschrijving van de les over leerwoorden in bijlage. Bespreek aan de hand van deze vragen de lesbeschrijving volgens de constructivistische visie op leren. a. Hoe wordt leren binnen het sociaal constructivisme omschreven? b. Leg elk kenmerk van het leerproces volgens het constructivisme uit. c. Ga voor elk kenmerk na of het aanwezig is in de casus en verantwoord je mening door te wijzen naar elementen uit de casus.

Lerarenopleiding

pagina 5 van 8 pagina’s

Academiejaar 2015-2016

/ 9 punten Bijlage bij vraag 5. Lesbeschrijving van een les Nederlands over leenwoorden. De leerkracht Nederlands start de les met het tonen van enkele foto’s: Romelu Lukaku (= voetballer), Jeroen Meus (=tv-kok) en Tom Jacobs (=dokter uit het programma ‘Ook getest op mensen’). Bij elk van deze foto’s stelt ze de vraag of de leerlingen de personen herkennen en van waar ze deze personen kennen en of ze weten welk beroep deze personen uitoefenen. Ze hangt de drie foto’s bovenaan drie kolommen op het bord. Daarna legt ze uit dat ze elke leerling een kaartje zal geven met daarop een woord. Dit woord heeft te maken met één van de drie foto’s die aan bord hangen. De leerkracht deelt de kaartjes uit en duidt de leerlingen aan die hun woord op het bord mogen komen schrijven bij de foto waar het begrip volgens hen thuishoort. Het bordschema ziet er na deze oefening als volgt uit: Lerarenopleiding

pagina 6 van 8 pagina’s

Academiej

au bain-marie pocheren julienne marineren

pneumo-thorax antibioticum narcose influenza

penalty corner counter hattrick

De leerkracht vraagt waarom de leerlingen de woorden bij deze foto hebben geschreven? De leerlingen herkennen dat het allemaal woorden zijn die te maken hebben met het beroep dat op de persoon op de foto uitoefent. De leerkracht zegt dat men dit vaktaal of jargon noemt. Leerlingen duiden deze definitie aan in hun werkboek. De leerkracht vraagt de leerlingen wat elk van deze woorden betekent en legt ze zelf uit indien leerlingen geen verklaring kunnen geven. De leerkracht vraagt aan de leerlingen of hen nog iets anders is opgevallen aan de woorden op het bord, buiten het feit dat het allemaal vaktaal is. Leerlingen merken op dat het woorden zijn die uit een andere taal komen. De leerkracht zegt dat deze woorden inderdaad allemaal hun oorsprong hebben in een andere taal en dat wij die geleend hebben en ze nu ook gebruiken in onze taal. Dit soort woorden noemen we ‘leenwoorden’. De leerkracht schrijft dit op bord. De leerkracht vraagt om nu de eerste twee woorden over koken te bekijken (au bain-marie en pocheren). Ze vraagt of leerlingen een verschil opmerken tussen deze twee woorden die we allebei uit het Frans geleend hebben. Leerlingen merken op dat het eerste woord (au bain-marie) nog een volledig Franse schrijfwijze en uitspraak heeft en dat pocheren aangepast is naar de Nederlandse schrijfwijze van een werkwoord. De leerkracht bevestigt dit en legt uit dat we dus twee soorten leenwoorden hebben: vreemde woorden en bastaardwoorden. Au bain-marie is een vreemd woord omdat het kant en klaar is overgenomen uit een andere taal. Er is niets veranderd aan het woord, de spelling, … Bij bastaardwoorden is het oorspronkelijke woord nog herkenbaar, maar is het aangepast aan de Nederlandse spelling. De leerkracht vraagt aan een tweetal leerlingen om nog een voorbeeld te geven van een vreemd woord uit het lijstje (penalty, corner, …) en om dit uit te leggen. Daarna vraagt ze ook nog aan twee andere leerlingen om nog een voorbeeld te zoeken van een bastaardwoord (marineren, narcose, …) en om dit te verklaren. De leerkracht zegt dat leerlingen nu gaan kennismaken met een heleboel andere leenwoorden. De leerkracht heeft hier een lijst van gemaakt. Leerlingen identificeren eerst individueel of het om een bastaardwoord (B), een vreemd woord (V) om een niet-leenwoord gaat (L). Wanneer leerlingen klaar zijn vergelijken ze met hun buurman, buurvrouw en gaan ze na of ze tot dezelfde oplossing kwamen. Wanneer ze consensus bereikt hebben over de oplossingen krijgen ze de correctiesleutel van de leerkracht. Duo’s die klaar zijn met verbeteren mogen nog andere eigen leenwoorden zoeken en toevoegen aan de lijst. De leerkracht controleert de nieuwe woorden wanneer ze rondwandelt. Lerarenopleiding

pagina 7 van 8 pagina’s

Academiejaar 2015-2016 Tot slot krijgen de leerlingen een opdracht (per 4 leerlingen) tegen de volgende les. De leerlingen moeten een kort gesprek (2 à 3 min.) voorbereiden waarbij ze minimum 4 leenwoorden gebruiken. Ze kunnen hier bijvoorbeeld een scène uit een serie, een gebeurtenis uit het nieuws, … of een mop naspelen. Uiteraard letten de leerlingen op hun taalgebruik. Na de spreekoefening bespreken ze met de klasgenoten welke leenwoorden ze gebruikten, wat deze betekenen en of het om een vreemd woord of een bastaardwoord gaat. De leerkracht zegt dat leerlingen nu nog 20 minuten van de lestijd kunnen gebruiken en dat ze buiten de les (middagpauze of thuis) verder afwerken indien dat nodig is. De leerlingen mogen gebruik maken van de woordenboeken die in de klas aanwezig zijn, van de 6 pc’s die in de klas aanwezig zijn (1 per groep) en als ze zelf geen inspiratie hebben voor een gesprek kunnen ze even snuisteren in de Metrokrantjes en moppenboekjes die de leerkracht heeft meegebracht. De leerkracht deelt een schriftelijke neerslag uit van de opdracht met een aanvinklijst met de criteria waarop leerlingen beoordeeld worden bij de voorstelling van hun spreekoefening:  Timing: gesprek duurt min. 2 en max. 3 min.  Aanwezigheid van 4 leenwoorden  Afwezigheid van taalfouten en dialect  Duidelijke uitspraak  Expressie  Correcte bespreking van de 5 leenwoorden (betekenis en bepaling bastaardwoord of vreemd woord) De leerkracht stimuleert leerlingen om goed na te gaan of hun werk aan alle eisen voldoet.

Lerarenopleiding

pagina 8 van 8 pagina’s...


Similar Free PDFs