Psychologie (Secundair onderwijs) - Jan Block PDF

Title Psychologie (Secundair onderwijs) - Jan Block
Author Marionette
Course Psychologie
Institution Hogeschool Gent
Pages 45
File Size 1.2 MB
File Type PDF
Total Downloads 60
Total Views 139

Summary

Samenvatting van het psychologie (Secundair onderwijs) - lector: Jan Block...


Description

Psychologie in de dagdagelijkse praktijk Wat is psychologie? Wat => alle soorten gedrag Waar => overal om ons heen Waar (in de wereld) => Vooral in de westerse wereld -> Let op voor generalisaties en etnocentrisme (= eigen volk centraal stellen) In jouw leven => jij wordt leraar en zal als leerkracht situaties meemaken waarin inzicht in psychologie nuttig zal kunnen zijn. Het verschil tussen mensenkennis en psychologie Samenhang: Men tracht voor beide het gedrag van mensen te benoemen, te voorspellen en te beïnvloeden.

Wetenschappelijk:  Onderzoek verloopt systematisch  Men tracht objectief te werk te gaan  Het onderzoek is controleerbaar Mensenkennis:  Berust op toevallige ervaringen  Is per definitie subjectief  Valt moeilijk te controleren, intuïtief Psychologie is… 1) Een wetenschappelijke studie Psychologie onderscheidt zich daardoor van niet-wetenschappelijk manier waarop we kennis over onszelf en anderen verzamelen. = Mensenkennis Psychologie is gebaseerd op wetenschappelijk verkregen gegevens 2) De studie van het gedrag Gedrag is de manier waarop het individu zich aanpast aan zijn omgeving: door te slapen, te lachen, eten, stappen, kleden, … => Het gaat hier over waarneembare in het menselijk handelen 3) De studie van de mentale processen Mentale processen zijn de talrijke menselijke activiteiten die inwendig plaatsvinden. Ze zijn persoonlijk en het resultaat van de hersenwerking. => Het gaat hier over niet-waarneembare ‘gedragingen’, activiteiten zoals denken, emoties hebben, plannen maken, dromen, waarnemen, … 4) De studie van het individu Psychologie bestudeert gedrag en mentale processen van individuele mens, niet als lid van een groep (= sociologie) Psychologie gaat over menselijk gedrag en mentale processen van mens, maar kan ook gegevens verzamelen over dierlijk gedrag. (=dierenpsychologie)

1

Deelgebieden binnen de psychologie Wat is een deelgebied Een deelgebied is een specialisatie binnen de psychologie die onderzoek verricht binnen een specifiek werkterrein, met specifiek onderzoeksobject (gedrag/ mentale processen) Bv. De forensische psychologie bestudeert delinquent gedrag. Sociale psychologie is een deelgebied van de psychologie. Het onderzoeksobject is de manier waarop gedachten, gevoelens en gedragingen van mensen worden beïnvloed door de werkelijke of de gefantaseerde aanwezigheid van andere mensen. Het gaat om directe, rechtstreekse beïnvloeding, maar ook om indirecte beïnvloeding. Oefening Welk gedrag of mentaal proces past bij het juiste deelgebied? 1. De verstandhouding tussen werkgever en werknemer -> Arbeids- en organisatiepsychologie + sociale psychologie 2. Training en coaching van sporters -> Sportpsychologie 3. Karaktereigenschappen -> Persoonlijkheidspsychologie + ontwikkelingspsychologie 5. Stress bij chronische lichamelijke aandoeningen -> klinische psychologie + gezondheidspsychologie 4. Hoe mensen het efficiënts vergaderen -> Sociale psychologie + arbeids- en organisatiepsychologie

Stromingen binnen de psychologie - De psychodynamische stroming - De behavioristische stroming - De cognitieve stroming:

- het constructivisme - het sociaalconstructivisme - De humanistische stroming

Oefening Bij welke stroming plaats je deze wetenschapper? -> De conservatieproeven van Jean Piaget bv. het onderzoek naar het inzicht dat het volume van water constant blijft wanneer men de vloeistof overgiet in een andere vorm => De Cognitieve stroming -> De hond van Ivan Pavlov onderzoek naar het verband tussen het kwijlen van een hond en het horen van een bel. => De Behavioristische stroming -> De behoeftenpiramidevan Abraham Maslov onderzoek naar (de volgorde van) de basisbehoeften van de mens => De humanistische stroming de Skinnerbox onderzoek naar de beïnvloeding van het pikgedrag van een duif => De behavioristische stroming

2

Terreinverkenning Observeer de mens van geboorte tot dood en plaats al je gegevens op een levenslijn. Probleem: is bij iedere mens verschillend, dus geen conclusie, wetmatigheden zijn mogelijk.

Voorwetenschappelijke psychologie (zielskunde) Het ingebonden kind, de mummie (ont-wikkelen) Ui: kern= ziel, het goede Ontwikkeling: men ziet het leven als dynamisch, in ont-wikkel-ing, nooit af. Etymologie: woordherkomst, het deelgebied van de taalkunde dat de herkomst van woorden bestudeert. Onderwijzen Iemand iets ter ondersteuning laten zien, iemand iets als steun onder ogen brengen Volwassen De wassende maan, vol water, het eind- of hoogtepunt in het ontwikkelings- of groeiproces Puber Schaamhaar in latijn; pubes Educatie De weg wijzen, naar buiten leiden Pedagogie Handelen met het kind Menselijke ontwikkeling als studieobject van vroegere filosofen Jean Jacques Rousseau Nativisten: wij worden als mens wat de natuur met ons van plan was, nature: het is de natuur die bepaalt wat we worden Empiristen: het is vooral de ervaring en de opvoeding die ons maken tot wat we zijn, die ons vormen. Nurture: het is onze opvoeding die bepaalt wat we doen. Tabula rasa: bij empirist John Locke, we worden als onbeschreven blad geboren. Interactionisme: bovenstaande twee bepalen

1. Start van de genetische psychologie Genese= het ontstaan, de wording, de ontwikkeling “de ontogenese is een herhaling van de fylogenese” Ontogenese: groei en ontwikkeling van een organisme Fylogenese: evolutie van primitieve naar gecompliceerde levensvormen De ontwikkeling van iedere mens is een versnelde herhaling van de evolutionaire ontwikkeling

3

De recapitualietheorie p18 Ernst Haeckel ging zelfs nog verder…

2. Ontwikkelingsfasen Probleemstelling: hoeveel fasen zijn er in een mensenleven? 9 Het is de bedoeling dat men de relativiteit van fasen en leeftijden inziet. Het leven= - Een opeenvolging van kwalitatief verschillende fasen of - Een continu voortschrijdende ontwikkeling Het gelaagde model  Continuïteit Het golfmodel (de cognitieve ontwikkeling volgens Jean Piaget  Continuïteit en discontinuïteit

500 jaar geleden waren er 2 fasen: kindsheid-volwassenheid-(kindsheid) Geen enkele fase mag ons ontvreemd zijn, noch het leven van een jong kind, noch dat van een kranige tachtiger Interessant: de betutteling en infantilisering in onze maatschappij voor jongvolwassenen en bejaarden is er een samenhang met het principe “je eigen geld verdienen = maatschappelijk meetellen.”.

3. Ontwikkelingsdomeinen en -taken Ontwikkelingsaspect: bepaald aspect van het gedrag waarvan we de ontwikkeling gaan bestuderen (=-terrein/ -domein/ -gebied)

Lichamelijke ontwikkeling Motorische

Zindelijk zijn, tanden wisselen, de groeischeut Stappen, zelf eten met een lepel, zindelijk zijn

Seksuele Cognitieve

Morele Taal Sociale Dynamisch affectieve

Beseffen dat wnr een voorwerp verstopt is, niet echt weg is, aanvoelen wat goed en slecht is Aanvoelen wat goed en slecht is Mama of papa zeggen, in zinnen spreken Eerste liefje, hechte vriendschap aangaan Eerste liefje, hechte vriendschap aangaan, aanvoelen wat goed en slecht is

Ontwikkelingstaken Er zit soms een chronologie in de opeenvolging van ontwikkelingstaken 4

 Je leert eer lezen en daarna schrijven

Er zijn gevoelige of kritische periodes om een bepaalde ontwikkelingstaak te verwerven  Taalverwerving van wolfskinderen

Net als de start en het voorkomen van ontwikkelingsfasen is het verwerven van ontwikkelingstaken relatief  Niet iedereen kan fietsen

4. Ontwikkelingsfactoren – determinanten In hoeverre bepalen wij de ontwikkeling van ons leven zelf? Er zijn factoren die invloed hebben op het gedrag en de ontwikkeling van de mens 

Verklaring vanuit de genetische aanleg

Nature: - Biologisch georiënteerde theorieën/ nativisten - Kwestie van rijping



Verklaring vanuit de omgeving

Nurture: - Milieutheorieën/ empiristen - Het belang van leren

 

De interactie tussen nature en nurture De eigen keuze van de mens (zelfbepaling)

Lezen: een goed schoolrapport zit in de genen. Belangrijke inzichten!! Ontwikkelingsdomein – aspect – gebied – terrein 4 ontwikkelingsfactoren – determinanten Ontwikkelingsfasen De relativiteit van fasen en ontwikkelingstaken

5

De babytijd Algemeen Neonatus/ pasgeborene ¾ weken tot 30 dagen boreling of neonaat of neonatus Latijn: nieuwgeborene Vroeger: gedurende zijn verblijf op een neonatale afdeling (kraamkliniek) Vanaf 30 dagen tot 1 jaar wordt een baby zuigeling of baby genoemd Bij de geboorte is een kind fysiologisch wel rijp, maar niet psychologisch  Prenatale periode: fysiologische ontwikkeling (vorming lichaam)  Bij de geboorte: ademhaling en spijvertering staan op punt  1e levensjaar: psychologische ontwikkeling (verdere ontwikkeling hersenen), doelgericht leren reageren op omgevingsprikkels

De theorie van fysiologische vroeggeboorte Adolf Portmann, 1956, bioloog Nestblijvers  Meerdere jongen moeten geboren worden  Hulpeloos en blind Nestvlieders  Een of twee jong per dracht  Zelfredzaam bij de geboorte  Ook de mens is (ongeveer) een nestvlieder  Maar is in 1e jaar toch een hulpeloos wezen dat zorg nodig heeft  “De mens wordt te vroeggeboren, op 9maanden dat zou als nestvlieder 21 maanden (kunnen lopen) moeten zijn  Na 9 maanden die het kind doorbracht in de fysiologische baarmoeder, komt het terecht in een psychosociale baarmoeder.  Wanneer het kind een jaar oud is, spreken we van een psychologische geboorte: na het aanleren van typische menselijke eigenschappen De fysiologische vroeggeboorte: Hersenen in gram Geboorte Volwassene

6

350gr 1350gr

% van totale lichaamsgewicht 10% 2%

Waarneming en cognitie neonatus en baby De pasgeborene = instinctzwak; in vergelijking met andere nestvlieders beschikt hij bij de geboorte slechts over een minimaal aantal kant-en-klare reactieschema’s. Vergelijking met pc-software:  Reeds ingebouwde apparatuur, kun je onmiddellijk mee aan de slag, maar daar houdt het ook op.  Een laptop met enkel noodzakelijke software: op zich niet veel te bieden, maar daar staat tegenover dat hij onbeperkt flexibel is. Na verloop van tijd kun je programma’s ook gaan upgraden Motorische reacties Kind slaapt 2/3 van de tijd; 16uur; 8u REM (rapid eye movement) Heinz Prechtl maakt onderscheid uit 6 gedragstoestanden waarin een baby zich kan bevinden. Omschrijving Kenmerken Rustige slaap Weinig of geen lichaamsbewegingen, de ogen gesloten, rustige en 1/3 tijd regelmatige ademhaling Actieve slaap Geen grove bewegingen, wel snelle oogbewegingen achter gesloten 1/3 tijd oogleden, onregelmatige ademhaling Slaperigheid De ogen gaan soms open en dan weer dicht, weinig bewegingen, rustige ademhaling Rustig wakker Ogen open en ontspannen gezicht, alert maar relatief weinig bewegingen, actieve ademhaling Actief wakker Ogen wijd open en gericht op de omgeving, krachtige bewegingen, actieve ademhaling Huilen Felle ongecoördineerde lichaamsbewegingen, schokkerige ademaling, ogen afwisselend open en dich Waarom zoveel remslaap? De cortex van de grote hersenen heeft voldoende stimulatie nodig voor zijn ontwikkeling, zorgt zelf af en toe voor een intern bombardement van prikkels vanuit de hersenstam De remslaap is een fase in de slaap met:  Grote hersenactiviteit  Dromen  Oogbewegingen  Reflexen  Erfelijk voorgeprogrammeerde reacties die uitgelokt wordt door een specifieke prikkel o Blijvende  Hoesten, braken,… (vitale functies)  Pupil- en buigreflex o Voorbijgaande (= archaïsche reflexen)  Zoek- en zuigreflex  Grijp- en loopreflex  Sommige worden onherkenbaar ingebouwd in meer complexe gedragingen

7

Adualisme (piaget, 1978) : het ontbreken van een dubbelheid Er komen te veel prikkels binnen Nog geen onderscheid tusseneigen subjectieve gewaarwordingen en dingen in de buitenwereld Bv. Prikken in de buik & buikkrampen  Nog geen subject-object splitsing  Geen besef van ‘ikzelf’ en de ander/ iets Zintuigen Tast, smaak en reuk – ok o Geur van moeder(borst) herkennen kort na geboorte Temperatuur – goed ontwikkeld Pijn – duidelijk aanwezig Gehoor – behoorlijk o Habituatie- en gewenningsproeven Zicht – nog niet klaar om volledig goed te functioneren o Bv. Convergeren (naar 1 punt kijken met 2 ogen) = moeilijk o Nog geen flexibele accommodatie: kan enkel richten op wat in onmiddellijke omgeving is o Contrast zien, beweging volgen o Reageert op licht o Zicht kleuren = rond 4 maanden +/- ok o

Belangrijkste factoren:  Contrast  Beweging  Complexiteit  Driedimensionaliteit

Elementaire leerprocessen 1. Habituatie ‘wennen aan’  zeer vochtig klimaat 2. Klassieke conditionering  tepel aan kaak= melk komt eraan 3. Operante conditionering  goed gezogen= aangenaam muziekje (beloning): eerst zelf gedrag stellen 4. Sociaal leren  volwassenen na-apen, tong uitsteken. Spiegelneuronen: wanner je iemand anders eenzelfde handeling ziet stellen Van passief gewaarworden van prikkels naar actief waarnemen De sensomotorische periode van Jean Piaget Senso = zintuigen Motorisch= het vermogen om te bewegen met het lichaam Het enkel motorisch kunnen reageren op zintuigelijke indrukken van het moment, zonder innerlijke voorstellingen of gedachten

8

De zes stadia van de sensomotorische periode in de theorie van Piaget Leeftijd Benaming Eigenschappen 0-1 maand Ongecoördineerde reflexen Aangeboren sensomotorische schema’s/ reacties - Schema’s worden georganiseerd - Schema’s worden geaccommodeerd 1-4 maand Primaire circulaire reacties Herhalen van een gedrag om de ermee samenhangende lichaamsgewordingen weer op te roepen  Handeling verschaft zelf genoeg plezier: intrinsieke motivatie 4-8 maand

Secundaire circulaire reacties

Herhalen van een gedrag om de effecten die dat teweegbrengt in de buitenwereld weer op te roepen. Semiintentionaliteit.  Semi- intentionaliteit

8-12 maand

Doelgericht/ intentioneel handelen

Gekend gedrag gebruiken in een nieuwe situatie om er een beoogd effect mee te bereiken  Differentiatie tussen middel en doel  Eerste manifestatie praktische intelligentie  Over naar beginnende objectpermanentie (9maanden)  A-niet-B-effect: bv, je steekt een speeltje in je rechterhand, terwijl het kind toekijkt, versteek je het naar je linkerhand. Het kind zal toch zoeken in de rechterhand.

12-18 maand

Tertiaire circulaire reacties/ experimenteergedrag

Nieuwe effecten uit te proberen door systematisch variaties aan te brengen Bv. Kind heeft iets laten vallen  zal

Motorische ontwikkeling neonatus Motorische reacties Kind slaapt 2/3 van de tijd; 16uur; 8u REM (rapid eye movement) Heinz Prechtl maakt onderscheid uit 6 gedragstoestanden waarin een baby zich kan bevinden. Omschrijving Kenmerken Rustige slaap Weinig of geen lichaamsbewegingen, de ogen gesloten, rustige en 1/3 tijd regelmatige ademhaling Actieve slaap Geen grove bewegingen, wel snelle oogbewegingen achter gesloten 1/3 tijd oogleden, onregelmatige ademhaling Slaperigheid De ogen gaan soms open en dan weer dicht, weinig bewegingen, rustige ademhaling Rustig wakker Ogen open en ontspannen gezicht, alert maar relatief weinig bewegingen, actieve ademhaling Actief wakker Ogen wijd open en gericht op de omgeving, krachtige bewegingen, actieve ademhaling Huilen Felle ongecoördineerde lichaamsbewegingen, schokkerige ademaling, ogen afwisselend open en dich Waarom zoveel remslaap?  De cortex van de grote hersenen heeft voldoende stimulatie nodig voor zijn ontwikkeling, zorgt zelf af en toe voor een intern bombardement van prikkels vanuit de hersenstam De remslaap is een fase in de slaap met:  Grote hersenactiviteit  Dromen  Oogbewegingen  Reflexen  Erfelijk voorgeprogrammeerde reacties die uitgelokt wordt door een specifieke prikkel o Blijvende  Hoesten, braken,… (vitale functies)  Pupil- en buigreflex o Voorbijgaande (= archaïsche reflexen)  Zoek- en zuigreflex  Grijp- en loopreflex  Sommige worden onherkenbaar ingebouwd in meer complexe gedragingen  Geweldige groei o Lichaamslengte verdubbelt o Gewicht verdrievoudigt  Rijping en oefening  2 ontwikkelingslijnen voor de motorische vaardigheden - Cefalocaudale ontwikkelingslijn - Proximodistale ontwikkelingslijn A. eerst cefalocaudaleontwikkelingslijnkop-staart-groei o lichaamsdelen dichter bij het hoofd beginnen eerder met groeien o armen groeien eerder dan benen, hoofd groeit aanvankelijk harder o armen en romp van een tweejarige zijn langer dan benen 10

B. daarnaast proximodistaleontwikkelingslijn dichtbij-veraf-groei o centrale lichaamsdelen groeien eerder dan extremiteiten (vingers, tenen, ...) o romp groeit eerder dan ledematen o armen groeien eerder dan handen en vingers Kind beheerst door deze groeipatronen eerder hoofd-en rompbewegingen dan vinger-enteenbewegingen

5 stadia motoriek van 1e levensjaar Grijfgreep: een object naar binnen rijven zonder het vast te pakken Pincetgreep: duim tegenover wijsvinger

Sociale en persoonlijkheidsontwikkeling neonatus en baby Huilen = aangeboren aanpassingsmechanisme -> biologisch versus psychologisch taalgedrag Asociaal wezen:  De pasgeborene heeft biologische, maar nog geen doorleefde sociale behoeften  Louter zintuiglijke voorkeuren van het kind voor de menselijke stem, de geur van de moeder, …  Gevoeligheden van de volwassene voor attractieve eigenschappen het sterke appel van het gehuil Beperkte gevoelswereld:  Gradaties tussen vitaal welbehagen – onbehagen  Solitaire glimlach: random  Bevredigd zijn – niet bevredigd zijn o De solitaire glimlach of gastric smile: als reactie op frontale aanblik van een menselijk gezicht  Sociale glimlach/ contactglimlach: intensiteit neemt toe en is interactief met geluiden Sociale ontwikkeling  Differentiatie in de sociale gerichtheid o Meer oog krijgen voor mensen, niet voor de louter bevrediging van fysiologische behoeftes

11

o 8 maand: parallel aan de eerste vreemdenangst, komt scheidingsangst  Ontstaan van hechtingsrelatie o Gebaseerd op kindertehuizen tijden WOII: kinderen hadden geen last van gebrekkige materiële levensomstandigheden, maar van de voortdurende wisselende personeelsbezetting  Belang van een goede hechtingsrelatie (By John Bowlby) o Vanaf 2 maanden: voorhechtingsfase o Vanaf 4 maanden: beginnende gehechtheid (voorkeur 1 of meer vertrouwde pers) o Vanaf 6 maanden: feitelijke gehechtheid (zeer hecht 1 of meer) o Sensitieve responsiviteit door ander (niet de #, maar hoe boeiend die pers is.)  Vreemde-situatietest (assistent van bowlby): Eerst met moeder alleen, dan met vreemde Maande n 0-1 1-2 2-3 3-4 4-5 5-6 6-7 7-8 8-9 9-10 10-11

Cognitie (Piaget)

Taal (Schaelaekens)

Ongecoördineerde reflexen

Huilen

Primaire circulaire reacties

Vocaliseren

Sociaal contact (Bowlby)

Voorhechting

Beginnende gehechtheid Secundaire circulaire reacties

Vocaal spel

Feitelijke gehechtheid Intentioneel handelen

Brabbelen

Dynamisch affectieve ontwikkeling  Intersensoriële coördinatie: zintuigen werken samen  Nieuwe behoeften o Verlangen naar contact met buitenwereld o Functiespel, vanaf het moment ze iets aangeleerd hebben, ze gebruiken zonder enig nut  Differentiatie in het gevoelsleven + plezier in contact, in zelf teweeggebrachte effecten -vreemdenangst, boosheid als hij z’n zin niet krijgt  Het kernconflict van de babytijd (Erikson) Het oraal-sensorisch stadium met een fundamentele vertrouwenscrisis  Uitdaging: de nieuwe wereld aanvaarden  Kernconflict: wantrouwen versus vertrouwen  Omgeving: geborgenheid vanwege verzorgers  Resultaat: hoop  Het is via de verschillende zintuigen dat het kind moet merken dat de wereld waarin het is terechtgekomen, toch wel veel positiefs te bieden heeft. De gevolgen van sociale isolatie

12

1. Onderzoek door Harry Harlow bij resusaapjes 2. Het belang van gevoed worden en fysiek contact 3. Ethische bezwaren bij dit s...


Similar Free PDFs