Ervaringsgericht onderwijs samenvatting PDF

Title Ervaringsgericht onderwijs samenvatting
Author Julie Stryckers
Course Ervaringsgericht onderwijs
Institution Karel de Grote Hogeschool
Pages 20
File Size 486.8 KB
File Type PDF
Total Downloads 69
Total Views 142

Summary

Download Ervaringsgericht onderwijs samenvatting PDF


Description

Ervaringsgericht onderwijs Hoofdstuk 1 Van tempelschema tot het Aanpak Kritsche gedachten  Traditioneel kleuteronderwijs o Omgangwijze : moraliserende – onechte sfeer o Het leren, teveel KO-en te weinig kleuterinitiatief

Roep naar  Echtheid  vrijheid

Ontstaan EGO-principes (3) ->Zijn er om te inspireren, het zijn mogelijke hefbomen in het vergroten van je impact op kinderen.

Echtheid! Vrijheid!

1. Ervaringsgerichte dialoog 2. Vrij kleuterinitiatief + 3. Rijk mileu

EFFECT PROCES AANPAK

FUNDAMENT

Emancipatie =    

Goed voelen in je vel weten wat hij wil, ervoor opkomen initiatief nemen u verbonden voelen met de andere mensen en de maatschappij + ervoor inzetten

Twee soorten van processen ->Twee meer concrete richtsnoeren voor de praktijk gedistilleerd, 2 indicators voor kwaliteit  Welbevinden  Betrokkenheid Betrokkenheid  Vormt een mijlpaal in de ontwikkeling van het EGO  Concreet zochten we met leerkrachten naar een duidelijker toetssteen om de kwaliteit van de aanpak te beoordelen.  Eerste intuïties rond ‘betrokkenheid’ concreter maken  1988 verschijnt als bekroning de Leuvense Betrokkenheidsschaal voor kleuters die ondertussen internationaal erkenning vond.  Concept betrokkenheid en de schaal brengen EGO in stroomversnelling  Door betrokkenheid de kwaliteit van het onderwijs toetsen vanuit wat zich bij de kinderen afspeelt en niet vanuit een beoordeling van wat de leerkracht moet doen. Welbevinden  De mate waarin kinderen zich thuis kunnen voelen in de context van klas en school  Het begon doordat we zagen dat kinderen voor hun emotionele ontwikkeling niet de ondersteuning kregen die ze nodig hadden  Met welbevinden krijg je als leerkracht dus een tweede richtsnoer om af te toetsen of je goed bezig bent.  Wijst erop dat als je als kind in de klas- en schoolcontext jezelf kan zijn 1. Bevrijdingsproces = zijn ontwikkelingen in de belevingswereld van het kind, waardoor een, door vervreemding gehavend contact met eigen ervaringsstroom gaandeweg wordt hersteld. 2. Creatieve processen = zijn ontwikkelingsprocessen. Ze doen zich voor in alle activiteiten waarin kinderen op een betrokken manier met bezig zijn. ‘Creatief’ slaat hierbij op de originaliteit van het product, maar wel op het feit dat er door de activiteiten in het kind iets nieuw ontstaat: er is sprake van groeien, verriumen, worden, bij zichzelf tot stand brengen wat nog niet was. Kleuterinitiatief = staat centraal, heeft geen effect zonder de 2andere pijlers Ervaringsgerichte basishouding v/de leerkracht = die moet zich bewust kunnen inrichten op wat zich in de kinderen en in zichzelf op het niveau van de ervaringsstroom’ afspeelt. Dat is het fundament

Wanneer zijn we goed bezig? “Als kinderen tot het uiterste geboeid zijn, als je als leerkracht even uit de klas bent en alles gewoon doorgaat alsof je er nog steeds was, als je ze ziet ‘zwoegen’, ... dan is het ok.” “Als kinderen zich thuis voelen in de klas en in de school, als ze zichzelf kunnen zijn en kunnen genieten.”

Betrokkenheid & Welbevinden Hoe WBV & BTH verhogen? “Hoe laat je een kind zich echt thuis voelen in de klas?” “Hoe kan je een kind tot nog meer betrokkenheid brengen?”  Verdere uitwerking van de drie praktijkprincipes in  10 actiepunten = zijn een verdere uitwerking van de 3 praktijkprincipes uit het tempelschema  ervaringsgerichte leerkrachtstijl

Tien actiepunten ->Bieden leerkrachten suggesties die gaan van klasinrichting tot strategieën om kleuters specifieke noden te begeleiden Actiepunt 1: De klasruimte in hoeken (her)schikken Actiepunt 2: De opvulling v/d hoeken grondig aanpakken Actiepunt 3: Nieuwe materialen en activiteiten inbrengen Actiepunt 4: Kleuterinteresses ontdekken en daarop aansluitende activiteiten bedenken en aanbieden Actiepunt 5: Betrokkenheidsverhogende impulsen geven tijdens activiteiten Actiepunt 6: Het vrij kleuterinitiatief uitbreiden en ondersteunen met een duidelijke en soepele organisatie Actiepunt 7: De relatie met elke klas & tussen klas verkennen & verbeteren Actiepunt 8: Activiteiten aanbieden die klas helpen om de wereld van gevoelens, relaties en waarden te verkennen. Actiepunt 9: Kinderen met sociaal-emotionele problemen begeleiden Actiepunt 10: Ontwikkelingsbedreigde kinderen begeleiden

De pijler van de ‘ervaringsgerichte dialoog’ uit het tempelschema niet voldoende door de 10 actiepunten werd gedekt, gaven we die dialoog een meer concrete invulling. De ervaringsgerichte leerkrachtstijl:  Het stimulerend tussenkomen, de gevoeligheid voor beleving en het verlenen v. autonomie.  Toont zich in het soort tussenkomsten  Concept leerkrachtstijl onderstreept de cruciale rol van de leekracht

Je kan hoge niveaus van welbevinden en betrokkenheid bereiken of aanhouden indien je kansen grijpt…  Of met empathie met ze omgaat = gevoeligheid voor beleving  Om impulsen te geven = stimulerend tussenkomen  Of adequaat inspeelt op de initiatieven van kinderen = autonomie verlenen ->3dimensies Hoe WBV & BTH verhogen? 3 praktijkprincipes

10 actiepunten en ervaringsgerichte leerkrachtstijl

4 aanpakfactoren Een rijke leeromgeving (H4) Ruimte voor kleuterinitiatief (H5) Een positief klasklimaat (H6) Een ervaringsgerichte leerkrachtstijl (H7)

Onderwijs moet iets teweegbrengen -Een gave emotionele ontwikkeling = de emancipatiebeweging gaf met het begrip ‘vervreemding’ aan dat vele menselijke mogelijkheden doorheen het opvoedings-en onderwijsprocessen verloren gaan. Het onvermogen om harmonisch met elkaar te leven hangt ten dele samen met niet of slecht verwerkte ervaringen in de kinderjaren. -Ontwikkeling in de diepte =We maken al vroeg onderscheid tussen oppervlakkig en fundamenteel leren: Er wordt in het onderwijs ongetwijfeld ontzettend veel geleerd, maar we denken dat te weinig daarvan, een blijvend effect sorteert. We willen dat leerprocessen aanleiding geven tot ingrijpende veranderingen in de manier waarop iemand met zijn omgeving omgaat. We zijn dus geïnteresseerd in hoe competent iemand is. -Verbondenheid =Begrip verbondenheid wordt geïntegreerd als kern van een ervaringsgerichte waarde opvoeding. Wat het EGO nastreeft is een grondhouding van ‘verbondenheid’ met alles wat leeft, een ervaren van het deel zijn van de geschiedenis, de kosmos, het ‘overstijgende’. Die beleving van verbondenheid maakt dat mensen zorg gaan dragen voor zichzelf, de ander, de materiële wereld, de samenleving, de natuur en het levensgeheel.

Het ‘Aanpak-Proces-Effect’ schema = Een bril waarmee we alles wat ertoe doet als het om kwaliteit gaat, in beeld kunnen brengen. AANPAK

PROCES

-Rijke leeromgeving -Ruimte voor initiatief -Positief groepsklimaat -Ervaringsgerichte leerkrachtstijl

-Welbevinden -Betrokkenheid -Fundamenteel leren

1.

EFFECT EMANCIPATIE -Gave emotionele ontwikkeling -Ontwikkeling in de diepte Verbondenheid

De Aanpak  Focussen op kenmerken die te maken hebben met de ‘leeromgevingen’ zoals die in de school en in de klas gestalte krijgen  Het is een rubriek waarin de hoe-vraag centraal staat  Aan de beschrijving van de (gewenste) onderwijsaanpak hebben scholen een duidelijke houvast

2. Het effect  Je kunt bij een evaluatie van kwaliteit ook kijken naar wat dat onderwijs oplevert, naar de effecten die het bij de kinderen sorteert.  Kwaliteit van onderwijs beoordelen vanuit ‘de effect’ zijde -> Voordeel -> dat men twijfels wegneemt 

Hoofdstuk 2 Procesgericht kijken naar onderwijskwaliteit Welbevinden Kinderen die in een toestand van welbevinden verkeren voelen zich op en top. Signalen van welbevinden:  De hoofdtoon van het moment is genieten.  Ze stellen zich daarbij open en ontvankelijk op voor wat op hen afkomt.  Ze zijn spontaan en durven zichzelf te zijn  Ze stralen vitaliteit uit en tegelijk ontspanning en innerlijke rust.  Welbevinden is de conditie bij uitstek voor waarborgen van een gave sociaal-emotionele ontwikkeling. Ontstaat -> Wanneer je erin slaagt je basisbehoeften te bevredigen  Lichamelijke behoeften  Behoefte aan affectie, warmte en tederheid  Behoefte aan veiligheid, duidelijkheid en continuïteit  Behoefte aan erkenning en bevestiging  Behoefte zichzelf als competent te ervaren  Behoefte aan zingeving en aan morele waarde -> Wanneer je beschikt over zelfvertrouwen en in voeling bent met jezelf Factoren die welbevinden bevorderen Welbevinden is context gebonden. Het is een procesvariabele dus geen ‘structureel’ kenmerk van een persoon. Signalen van welbevinden:  Genieten!!  Spontaniteit en zichzelf zijn  Openheid  Ontspanning en innerlijke rust  Vitaliteit  1 kenmerk is heel bepalend voor het al dan niet ontstaan van welbevinden. = een gezonde emotionele basis Welbevinden kan je meten! Scannen: Vijfpuntenschaal Leuvense Welbevinden Schaal Screenen: Vijfpuntenschaal uit Procesgericht Kindvolgsysteem (PKVS), nu Looqin

Instrument voor de systematische opvolging van de ontwikkeling van kinderen

Vijfpuntenschaal welbevinden NIVEAU 1:      

Kijkt bedrukt, huilt, gilt, ... Reageert niet op omgeving, vermijdt contact, trekt zich terug, ... Is gespannen, onrustig, ... Toont zich onzeker, angstig, ... Is boos, daagt anderen uit, ...

NIVEAU 3:    

Lijkt onverschillig, onbewogen Mimiek en houding zijn neutraal Heeft geen plezier, maar ook geen onbehagen Heeft oppervlakkige contacten met andere

NIVEAU 5     

Is blij en opgewekt, glundert, ... Is spontaan, is zichzelf Toont zelfvertrouwen Is ontspannen Straalt energie en levenslust uit Staat open voor de omgeving, gaat vlot in interactie met anderen, ...

Waar welbevinden goed voor is: Gave emotionele ontwikkeling Voorwaarde voor betrokkenheid Welbevinden stimuleren is niet hetzelfde als kinderen verwennen! Zodanig ondersteunen dat ze er zelf in kunnen slagen hun basisbehoeften te bevredigen

Betrokkenheid = een toestand waarin kinderen zich bevinden wanneer ze op een intense manier met iets bezig zijn. =Voor een beoordeling van de kwaliteit van onderwijs is een tweede indicator nodig. Het gaat dan om een kwaliteit van de ervaring die garant staat voor de ontwikkeling van competenties. Betrokkenheid

Functionele betrokkenheid

emotionele betrokkenheid

 Functionele betrokkenheid: als de concentratie en aandacht er voor iets anders zijn, extrinsiek motief denken.  Emotionele betrokkenheid: verwijst naar intense ervaringen waarvan de lading eerder emotioneel dan cognitief is. tekenen van betrokkenheid:  Hoge concentratie en tijdvergeten bezig zijn  Intense mentale activiteit  Ze zijn heel aanspreekbaar  Ze voelen zich van binnenuit gemotiveerd  Exploratiedrang  Kinderen bewegen er zich aan de grens van hun mogelijkheden Betrokkenheid is met al die kenmerken samen dé conditie bij uitstek voor het realiseren van ontwikkeling in de diepte of fundamenteel leren.

Ontstaat:  Omdat de activiteit aansluit bij de exploratiedrang en het behoefte- of interessepatroon van het kind  Omdat het kind zich aan de grens van zijn mogelijkheden beweegt (zone van naaste ontwikkeling) Factoren die in het kind betrokkenheid bevorderen: uitgesproken exploratiedrang, sterke verbeeldingskracht en opvallende zin voor initiatief.  Op zoek gaan naar de specifieke behoefte/interesse patronen van het kind. Signalen van betrokkenheid:  Concentratie  Energie  Complexiteit & creativiteit  Mimiek & houding  Persistentie  Nauwkeurigheid  Reactietijd  Verwoording  Voldoening

 Het is geen checklist! Ze moeten niet allemaal tegelijk aanwezig zijn. Betrokkenheid kan je meten! Scannen: Vijfpuntenschaal Leuvense Betrokkenheidsschaal Screenen: Vijfpuntenschaal uit Procesgericht Kindvolgsysteem (PKVS-K), nu Looqin

Score o.b.v. alle impressies, informele en systematische observaties van de afgelopen weken Betrokkenheid kan je meten! Scannen: Vijfpuntenschaal Leuvense Betrokkenheidsschaal = instrument om, tijdens een momentopname, de BTH bij de kleuters op een systematische en betrouwbare manier te observeren en registreren. Twee grote delen:  Lijst met betrokkenheidssignalen  Vijf schalenwaarden voor BTH -> ‘betrokkenheidsscore’

Vijfpuntenschaal betrokkenheid NIVEAU 1: GEEN ACTIVITEIT Non-actief, volledig afgehaakt Staren, afwezige blik Geen mentale activiteit Geen signalen van exploratie, interesse Indien actief: doelloze, stereotiepe handelingen (bv. uit verveling) NIVEAU 2: VAAK ONDERBROKEN ACTIVITEIT Momenten van activiteit Talrijke en lange onderbrekingen (ongericht, dromen, prullen) Snel afgeleid Beperkt resultaat Activiteit wordt niet als zinvol beleefd NIVEAU 3: MIN OF MEER AANGEHOUDEN ACTIV. Nagenoeg constante activiteit Zekere voortgang Echte betrokkenheidssignalen ontbreken Weinig inzet, niet gemotiveerd Capaciteiten worden in beperkte mate aangesproken, geen uitdaging Neutrale beleving NIVEAU 4:

ACTIVITEIT MET INTENSE MOMENTEN Ononderbroken activiteit Betrokkenheidssignalen voor minstens de helft van de observatietijd Gemotiveerd, zin in de activiteit Capaciteiten worden aangesproken Activiteit met betekenis en voldoening NIVEAU 5: AANGEHOUDEN INTENSE ACTIVITEIT Grootst mogelijke concentratie, onafleidbaar Opgeslorpt bezig, gefascineerd Spreekt capaciteiten ten volle aan Mentale inspanning, op de grens van zijn mogelijkheden Doet diepgaande nieuwe ervaringen op Geniet

Beslissingsschema scanning

Waar betrokkenheid goed voor is Consequenties van hoge betrokkenheid: Empowerend: geeft boost aan exploratiedrang & veranderd deze naar krachtdrang Gevoel van competentie : je voelt je competent & waardevol Hoog zelfwaardegevoel: je zelfbeeld en zelfvertrouwen stijgen Identiteitsontwikkeling: het maakt ontwikkeling mogelijk. ‘State of flow’  Hoge graad concentratie & betrokkenheid  Doelgerichtheid  Gevoel van controle  Verlies zelfbewustzijn  Vertekend tijdsbesef Welbevinden en betrokkenheid Welbevinden is voorwaarde voor betrokkenheid!

Populairste concepten van het EGO ->Hier hebben ze hun bekendheid aan te danken ->Deze worden veelvuldig gebruikt in de onderwijspraktijk

Hoofdstuk 4: Een rijke leeromgeving 1. Rijk basismilieu (klasinrichting en doordachte hoeken) 2. Dagelijks aanbod van activiteiten en bijhorende materialen) = beïnvloeden elkaar voortdurend! 1. Een rijk basismilieu scheppen A. De klas overzichtelijk en aantrekkelijk inrichten B. Zorgen voor gevarieerd aanbod aan hoeken C. Hoeken op een rijke manier invullen D. Kwaliteit van de hoeken bewaken E. Buitenruimte optimaal benutten  Rijk basismilieu: = het geheel van materialen waartoe kinderen in de loop van de dag ruimschoots toegang hebben waarmee ze op vele manieren en domeinen actief kunnen zijn en met beperkte afhankelijkheid van begeleiding van leerkracht. A. De klas overzichtelijk en aantrekkelijk inrichten  Indeling van de ruimte (indelen in zones)  Beslotenheid (bv met kasten de hoeken afbakenen, bv leeshoek is gezelliger als die wat besloten is)  Plaatsing van hoeken (bv geen leeshoek en bouwhoek naast elkaar) B. Zorgen voor een gevarieerd aanbod aan hoeken C. De hoeken op een rijke manier aanvullen  Is er voldoende materiaal? Te veel?  Is het toegankelijk? Zichtbaar? Uitnodigend?  Is het materiaal aangepast aan de interesses en leeftijden?  Daagt het uit tot mentale activiteiten?  Biedt het kansen tot ontwikkeling van diverse ontwikkelingsdomeinen?  Observeer, speel mee en bevraag kleuters! D. Kwaliteit van de hoeken bewaken:  hoge of lage betrokkenheid?  Is het een populaire hoek?  Zijn er geliefde materialen aanwezig? Welke zijn niet geliefd?  Activiteiten zijn die leuk of niet? E. Buitenruimte optimaal benutten  Verlengde van binnenruimte  Werken met zones  Bv een tuinhuis kan de huishoek worden 2. Activiteiten aanbieden A. Dagelijks een kwaliteitsvol aanbod van activiteiten voorzien B. Activiteiten aanbieden op basis van geobserveerde interesses.

C. Een nieuwe werkvorm :’het open project’ D. Inspiratie halen uit de impressie-expressie- cyclus  Open projecten hebben als randvoorwaarden een rijke omgeving die bij kinderen heel wat interactie uitlokt. Typisch voor open projecten is de onvoorspelbaarheid. Je weet hoe ze begint, maar nooit hoe het eindigt.  De impressie-expressie-cyclus  Iets wat je op één of andere manier raakte, iets wat je zintuigen tot het uiterste prikkelde, iets dat op zich op een krachtige manier aan je bewustzijn opdrong, iets wat je een moment lang volledig vervulde, laat je niet met rust, vraagt om meer. = naar meer expressie.  Aan de input zijde is er de noodzaak om kinderen ervaringen te bieden die ingrijpend zijn, die hen gaan fascineren. Alles wat we doen om betrokkenheid hoog te houden levert de vruchtbare bodem voor expressie.  Daarnaast is er de expressie-zijde: die in het aanbod rijk voorzien moet zijn. Introduceren van een brede waaier van expressievormen is daarom onmisbaar. Slot: o Basismilieu is ontzettend belangrijk als vertrekpunt van een rijke leeromgeving alsook doorlopend aanbod van activiteiten. o Rijk milieu daagt kinderen uit tot exploratie, levert kostbare aanwijzingen. o Een rijk aanbod aan materialen en activiteiten is de motor voor ontwikkeling.

Hoofdstuk 5: ruimte voor initiatief 1. Het kader:  Kinderen ruimte bieden om zelf initiatief te nemen sluit het best aan bij de manier waarop ze leren en ontwikkelen.  Kinderen vrijheid geven om wereld te ontdekken: exploratiedrang gaat aanwakkeren en zelfstandigheid stimuleren.  Vrijheid is sleutelwoord

 Verticale as: mate van initiatief door leerkracht (hoe hoger op de as, hoe hoger het initiatief)  Horizontale as: hoe veel initiatief er door de kinderen genomen kan worden. (hoe meer naar rechts, hoe meer initiatief).  Schoolse aanpak: Een aanpak waarin de volwassene alles bepaalt en het kind maar te volgen heeft.

 Bewarende aanpak: Een aanpak waarin volwassenen en kinderen nauwelijks initiatief nemen.  Kindgerichte aanpak: Een aanpak waarin de volwassene ervoor zorgt dat kinderen zich emotioneel oké voelen, maar verder het stimuleren beperkt blijft tot het aanreiken van een rijke omgeving.  Open framework: open organisatievorm: er is veel initiatief mogelijk voor zowel begeleider als kinderen. 2. Van weinig naar veel initiatief  Geen ruimte voor initiatief: betekent dat de begeleider zonder meer zelf bepaalt wat kinderen op een bepaald moment en gedurende een bepaalde tijd zullen doen, met welk materiaal en zelfs met welk resultaat. De activiteit kan klassikaal, in groep of individueel zijn en al of niet begeleid.  Maximale ruimte voor initiatief: Dit is er als kinderen vrij kunnen kiezen uit een aanbod van gevarieerde hoeken en daarbovenop uit extra activiteiten die al dan niet begeleid zijn. Ruimte voor initiatief: vier niveaus: is zorgvuldige organisatie, eerst realiseren wat het huidige organisatiepatroon is in je klas. 1. Niveau 1: verplichte activiteiten:  Klassikale momenten en groepswerken  Momenten in het dag verloop met een klein aandeel van kleuter initiatief.  De leerkracht bepaald de activiteiten, zonder dat de kleuters vrij kunnen beslissen of ze er al dan niet aan meedoen.  Vaste opruimmomenten, eet en drink moment  Kinderen hebben hier geen keuze: de activiteiten zijn voor iedereen geprogrammeerd. 2. Niveau 2: beperkte keuze  Keuzemogelijkheden beperkt tot hooguit 4 of 5 activiteiten. Bv geleide waarneming, knippen en plakken, schilderen… 3. Niveau 3: ruime keuze met uitzonderingen  Kinderen kiezen uit basisaanbod aan materialen dat in de hoeken staat en uit de extra aangeboden activiteiten.  Je noemt enkel op wat je NIET mag kiezen. 4. Niveau 4: onbeperkte keuze:  Kleuters kunnen helemaal vrij kiezen uit alles wat in de klas aan activiteiten mogelijk zijn.  Kunnen ook kiezen uit extra aanbod van activiteiten dat al dan niet begeleid zal zijn.

Van weinig naar meer initiatief: een proces o

o

o

o

Planmatig uitbreiden van ruimte voor initiatief  Opschuiven naar een meer...


Similar Free PDFs