Samenvatting - compleet - Onderwijs in vlaanderen PDF

Title Samenvatting - compleet - Onderwijs in vlaanderen
Author Motmans Yelmer
Course Opvoedkunde 1A
Institution Hogeschool PXL
Pages 13
File Size 362.7 KB
File Type PDF
Total Downloads 30
Total Views 141

Summary

Onderwijs in Vlaanderen...


Description

Hoofdstuk 5: Onderwijs in Vlaanderen 1.1   

Vrijheid van onderwijs Voor 1830: Eerst overheersd door Spanje, dan door Oostenrijk (de Habsburgers), dan Frankrijk en tot slot de Nederlanden. Begin 19de eeuw => grondgebied huidige Belgie onder het bestuur van Willem II, Koninkrijk der Nederlanden Belgen waren de bezettingen beu  willen onafhankelijkheid

De Belgische Revolutie - Eendracht maakt macht: samenwerking tussen katholieken en liberalen - Opstand na de opera ‘de stomme van Portici’ - Koning ‘geïmporteerd’ uit Duitsland    

-

1.2   

1830: België is onafhankelijk = nieuwe staat  het koninkrijk België Grondleggers kozen voor een liberale grondwet met veel vrijheden en weinig beperkingen “Het Belgische onderwijs is vrij, elke beperkende maatregel is verboden. Het openbaar onderwijs, op staatskosten gegeven, wordt eveneens door de wet geregeld.” = VRIJHEID VAN ONDERWIJS  GRONDWETTELIJK RECHT = Elke natuurlijke persoon/rechtspersoon mag onderwijs organiseren + instellingen oprichten = Overheid mag niet preventief optreden tegen de oprichting van vrije scholen Inrichtende macht of het schoolbestuur => sleutelbegrip v/d organisatie v/h Vlaams onderwijs Inrichtende macht = verantwoordelijk voor 1/meerdere scholen + vergelijkbaar met de raad van bestuur in een bedrijf Inrichtende macht neemt vorm aan van een overheid/natuurlijk persoon/rechtspersoon Inrichtende macht kiest vrij zijn onderwijsmethoden + baseren zich op eigen pedagogische opvatten = pedagogische vrijheid + vrijheid van inrichting! Zelf leerplannen + lesroosters opleggen + zelf personeel samenstellen Voor erkenning + financiële steun door de overheid => moeten ze de ET bereiken! Scholen moeten beschikken over voldoende didactisch materiaal + bewoonbare gebouwen + voldoen aan de veiligheidsvoorschriften + hygiënenormen Grondwet waarborgt ook de keuzevrijheid van de ouders  school moet wel op redelijke afstand van woonst liggen

Twee keer schoolstrijd 1830: Samenleving in België nog zeer katholiek en Kerk had zeer veel invloed op de samenleving Godsdienst nam de belangrijkste plaats in binnen het vakkenpakket (naast lezen, leren, schrijven, rekenen, kennis van landbouw, koken) Inrichten van onderwijs al sinds de middeleeuwen exclusief voorbehouden voor de Kerk + Belgische clerus

  

 

Kerk ziet de zogenaamde onderwijsvrijheid als een bedreiging voor haar eigen scholen + samenleving  enkel subsidariteitsprincipe! Katholieke Kerk ging oprichting ‘staatsscholen’ zoveel mogelijk vermijden, ze wilde zelf ook subsidies vanwege de overheid om haar onderwijs te organiseren Liberale burgerij interpreteerde het concept ‘vrijheid van onderwijs’ op een andere manier  ontevreden over het kerkelijke monopolie in het onderwijs + manier waarop de Kerk het volk dom hield  nieuwe grondwet als kans op verandering!  Ze eisten een grondige hervorming van het vakkenpakket van de lagere school met meer aandacht voor wiskunde, talen, aardrijkskunde, biologie, geschiedenis, praktische vakken  meningsverschillen tussen 2 partijen zorgen voor de schoolstrijd Elke regeringswissel kon een drastische wijziging van het onderwijslandschap inhouden!  verzuiling van het onderwijs! Katholieken, liberalen en socialisten hebben jarenlang geprobeerd om ‘het volk’ aan zich te verbinden  oprichten eigen verenigingen, vakbonden, ziekenfondsen, scholen Subsidiariteitsprincipe: overheid komt enkel tussen wanneer echt nodig (dus wanneer er nog geen katholieke school is)

-

Economische welvaart na WO-II Hogere gezinsinkomsten Complexere industrie + samenleving lager ond volstaat niet meer Sterke groei TO en BO

    

Nieuwe problemen voor onderwijs!! Dure machines Staatsonderwijs te weinig scholen Katholiek onderwijs geen geld Geen staatssubsidie

1.3  

1.3.1   -

geen vrije schoolkeuze

Schoolpactwet als oplossing 1950: strijd in het onderwijs = hoog opgelopen 1958: compromis tussen alle toenmalige politieke partijen => einde schoolstrijd  = Schoolpact  bevat 3 principes

Vrijheid van schoolkeuze Ouders mogen alle ouders een school voor hun kinderen kiezen volgens hun eigen politieke, religieuze of levensbeschouwelijke voorkeur, op een redelijke afstand van hun woonplaats.  voor lager + secundair onderwijs Lager onderwijs  moet volledig kosteloos zijn  secundair onderwijs zo goedkoop mogelijk Leerplichtonderwijs: geen inschrijvingsgeld! Extra subsidie voor kath ond Extra scholen voor rijksond

1.3.2   -

Pedagogische vrijheid Elke school mag kiezen hoe ze haar onderwijs organiseert, binnen een beperkend kader opgelegd door de overheid Scholen maken hun keuze in organisatie en pedagogische aanpak bekend via 3 documenten het pedagogisch project het schoolwerkplan het schoolreglement A. Het pedagogisch project





Elke school mag haar eigen pedagogisch project opstellen => p.p. = geheel van fundamentele uitgangspelen vastgelegd door het schoolbestuur  behandelt alle aspecten die belangrijk zijn om de visie van de school op onderwijs te implementeren  bv.: organisatie v/d school, opdeling v/d leerlingen, manier van beoordelen en rapporteren, nascholing, schoolreglement Evt voorzieningen voor leerlingen met een handicap/leermoeilijkheden, samenwerking met andere scholen van het gewoon + buitengewoon onderwijs

Het pedagogisch project is dus het geheel van fundamentele uitgangspunten dat door het schoolbestuur voor de school vastgelegd wordt. Het gaat m.a.w. over: • de visie van de school over de manier van onderwijzen (welke leerinhouden, welke didactische aanpak, welke werkvormen, …) • de visie van de school over de manier waarop men in de school met elkaar omgaat (relatie tussen leerlingen en leraren, leerlingen/leraren en directie, leraren onderling, mate van inspraak voor leerlingen en leraren, contact met ouders en gemeenschap, …) • De doelen, waarden en normen die de school in haar onderwijs en opvoeding wil overbrengen / bereiken bij de leerlingen (vb. respect voor elkaar, verdraagzaamheid, zin voor samenwerking, goede vakkennis, ijver, inzet, flexibiliteit, …) 

Elke school baseert haar pedagogisch project op het bestaande mens- en maatschappijbeeld  rekeninghoudend met de explicitiete en impliciete waarden van onze maa  rekeninghoudend met de explicitiete en impliciete waarden van onze maatschappij + wetgeving



Leerling centraal in het pedagogisch project  geric ht op totale ontwikkeling van de leerling als persoon en lid van de gemeenschap: de verwerving van kennis en inzicht, de ontwikkeling van vaardigheden en attitudes, de totale persoonlijkheidsontwikkeling, het ontwikkelen van respect voor alle culturen, het opvoeden tot verdraagzaamheid  Er is ook aandacht voor de inspraak van leerlingen



Elke school van het GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap = zelfde pedagogisch project  verschil: men biedt hier keuzevrijheid tussen verschillende godsdiensten/zedenleer



Het katholieke onderwijs binnen het vrij gesubsidieerde net onderscheidt zich door de sterke katholieke inslag met uitsluitend katholieke godsdienst en een duidelijke pastorale werking.



Belang beginnend leraar => wat zijn de principes van je stageschool? Vanuit welke visie wordt er lesgegeven? Pedagogisch project grondig doorlezen!



Een school mag haar eigen pedagogisch project opstellen => meestal nemen ze het pedagogisch project v/d onderwijskoepel over en passen dit licht aan B. Het schoolwerkplan



De prioriteiten van een school  hoe nemen en zij bepaalde thema’s op? Hoe verwerken ze deze? (pesten, diversiteit,..)  Alle betrokken partijen (leerkrachten, directie, ouders,.) worden in deze bespreking betrokken  Schoolwerkplan = werkdocument dat voortdurend dient geëvolueerd + aangepast te worden C. Het schoolregelement

    



Bepaalt wederzijdse rechten en plichten van ouders en leerlingen + schoolbestuur  relatie tussen school, ouders en kind Stagair moet op de hoogte van het schoolreglement zijn De inrichtende macht moet voor haar scholen een schoolreglement opstellen  houdt rekening met de internationale en grondwettelijke beginselen ove de rechten van de mens en vooral het kind Schoolreglement opstellen/wijzigen  gesubsideerd onderwijs dient overleg te plegen met de inrichtende macht; deze neemt de eindbeslissing Gemeenschapsonderwijs heeft de schoolraad  verplicht om leerlingen, ouders te informeren over het schoolreglement Het schoolreglement bevat ten minste drie componenten: het studiereglement, het ordereglement en het tuchtreglement

Vóór de eerste inschrijving van een leerling brengt de inrichtende macht hem en zijn ouders op de hoogte van het schoolreglement van de school. Ze krijgen als ze dat willen ook toelichting bij dat reglement. Een leerling is pas ingeschreven nadat hij en zijn ouders zich akkoord hebben verklaard met het reglement. Ze krijgen er ook een gedrukt exemplaar van. . Daarnaast vinden we vaak een algemeen deel waarin de school met haar verschillende organisaties en raden wordt voorgesteld. 

Studiereglement

De inrichtende macht vult dit onderdeel vrij in. Het bevat de grote krachtlijnen van de organisatie van de studies: -

het studieaanbod van de school,

-

het evaluatiestelsel,

-

de remediërende aanpak,

-

de verhaalmogelijkheden tegen beslissingen van de delibererende klassenraden,

-

de lesspreiding,

-

de vakantie- en verlofregeling,

-

de eventuele stageregeling,



Het ordereglement

-

Eisen die de inrichtende macht vastleft over orde in de onderwijsinstelling  opsomming van een aantal leefregels inzake kledij, gedrag in de klas, gezondheidsgedrag

-

Voor overtredingen zijn er ordemaatregelen vastgelegd  nota in de agenda, gesprek met directie, les verlaten

-

ordemaatregel = antwoord op gedragingen die de goede werking van de school kunnen hinderen  houdt het gedrag aan en blijft het ernstig  overgaan tot tuchtmaatregelen 

Het tuchtreglement

Situaties waarbij leerlingen zich zo gedragen dat het ordentelijk verstrekken van het onderwijs en/of het opvoedingsproject van de school in het gedrang komen.  blaam, de tijdelijke uitsluiting (maximum 10 lesdagen) en de definitieve uitsluiting. Collectieve uitsluitingen zijn nooit toegelaten. Zowel de directeur, de afgevaardigde van de inrichtende macht als de inrichtende macht zelf kan tuchtmaatregelen nemen. In elk geval moet men de volgende regels respecteren: -

de betrokken personen en de leerling, eventueel bijgestaan door een raadsman, moet vooraf gehoord worden;

-

elke genomen beslissing moet schriftelijk gemotiveerd worden en in overeenstemming zijn met de ernst van de feiten;

-

de betrokken personen hebben inzage in het tuchtdossier van de leerling;

-

het tuchtdossier en de tuchtmaatregelen mogen, in het belang van de leerling, niet overgedragen worden naar andere onderwijsinstellingen;

-

de leerling moet, samen met het CLB, actief bijgestaan worden om een andere school te zoeken;

-

in afwachting van inschrijving in een andere school of tijdens een schorsing, voorziet men in opvang van de leerling, eventueel gekoppeld aan een aantal voorwaarden;

-

als men niet kan (langer) kan ingaan op het gemotiveerde verzoek tot opvang van de betrokken leerling, dient dit schriftelijk gemotiveerd te worden aan de betrokken personen.

Wat de definitieve uitsluiting betreft, gelden enkele specifieke regels: -

de begeleidende klassenraad moet voorafgaandelijk advies uitbrengen;

-

definitieve uitsluiting is de enige tuchtmaatregel waartegen beroep mogelijk is. Dat moet uitdrukkelijk vermeld worden in het tuchtreglement;

-

een leerling die vóór 30 juni definitief uitgesloten wordt, blijft in de school ingeschreven tot hij ingeschreven is in een andere school. Hij moet immers een 'regelmatige leerling' blijven;

-

de definitieve uitsluiting kan ingaan tot en met 31 augustus. Een uitsluiting op 31 augustus heeft betrekking op het volgende schooljaar. In dat geval moet de leerling de kans krijgen aan de proeven/examens van dat schooljaar deel te nemen en tot op het einde van dat schooljaar effectief de lessen bij te wonen.

1.4    -

Vrijheid van inrichting Alle scholen krijgen subsidies  eerlijke concurrentie mogelijk maken Door toekennen van subsidies kon het principe van ‘vrijheid van inrichting’ bewaard Toch blijft nog ongelijkheid bestaan

Schoolpact kende meer middelen toe aan het rijksonderwijs dan een de andere netten  in de loop der jaren is het verschil rechtgetrokken  toch bleef het vrije net lange tijd een prijs betalen voor haar vrijheid  Onderwijskosten stijgen sterk en dat het Belgische onderwijs definitief opgesplitst werd in 3 concurrerende onderwijsnetten

2

Drie onderwijsnetten  

Oorsprong = rijksonderwijs, officiëel gesubsidieerd onderwijs en vrij onderwijs Verdere federalisering in 1989  we spreken niet meer van het rijksonderwijs maar van het gemeenschapsonderwijs

a) Het GO! onderwijs 

Officiëel onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap => door de openbare instelling ‘het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap’  georganiseerd wordt in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap



GO! = verplicht tot neutr

van de Vlaamse Gemeenschap is het officieel onderwijs dat door de openbare instelling ‘het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap’ georganiseerd wordt in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap. Het GO! is door de grondwet verplicht tot neutraliteit. De religieuze, filosofische of ideologische overtuiging van de ouders en de leerlingen moet gerespecteerd worden. (voor 1989 heette dit het rijksonderwijs, zie verder).

b) Het officieel gesubsidieerd onderwijs (OGO) omvat het gemeentelijk onderwijs (georganiseerd door de gemeentebesturen) en het provinciaal onderwijs (georganiseerd door de provinciebesturen). De inrichtende machten van dit onderwijs zijn

verenigd in twee koepels: het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG) en het Provinciaal Onderwijs Vlaanderen (POV).

c) Het vrij gesubsidieerd onderwijs (VGO) wordt door een privépersoon of privéorganisatie ingericht. De inrichtende macht is vaak een vereniging zonder winstoogmerk (vzw). Het vrij onderwijs bestaat hoofdzakelijk uit katholieke scholen. Zij zijn verenigd in de koepel van het Vlaams Secretariaat van het katholiek Onderwijs (VSKO). Er zijn ook protestantse, joodse, orthodoxe, islamitische, … scholen. Naast de confessionele scholen bestaan er scholen die niet aan een godsdienst gebonden zijn. Voorbeelden zijn de methodescholen (op basis van de inzichten van Freinet, Montessori of Steiner) die specifieke pedagogische methodes toepassen. Een klein aantal scholen in Vlaanderen is niet erkend door de overheid. Dit zijn de privéscholen. Zij ontvangen geen geld van de overheid. Het onderwijs dat voor en door de overheid wordt georganiseerd (het GO! en het gemeentelijk en provinciaal onderwijs), wordt officieel onderwijs genoemd. Erkend onderwijs uit privéinitiatief heet vrij onderwijs. Schematisch:

OFFICIEEL = ingericht door een overheid

VRIJ = niet ingericht door een overheid

Gemeenschaps -onderwijs (GO)

Officieel gesubsidieerd onderwijs (OGO)

Vrij gesubsidieerd onderwijs (VGO)

I.M. = raad van bestuur van de scholengroep Koepel = GO!

I.M. = I.M. = Provincieraad Gemeenteraad

I.M. = vzw, bisdom, privé-persoon, …

Koepel = Koepel = POV OVSG Gesubsidieerd

Koepel = VSKO, VOOP, FOPEM, …

Betoelaagd

2.1

Enkele belangrijke begrippen

Wat is een onderwijsnet? = groep scholen met gelijkaardige IM Wat is een inrichtende macht? = instantie die onderwijs inricht en er verantwoordelijk voor is, ook “schoolbestuur” Wat is een onderwijskoepel? = vertegenwoordiging van aantal scholen met gelijksoortige I.M. en gelijke ideologie

3

Leerplicht

3.1

Invoering en verlenging van de leerplicht

1914 - leerplicht tot 14 jaar ingevoerd Meerdere redenen  opkomst socialisme  gepaard met verbod op kinderarbeid onder de 12 jaar  verbod ingevoerd in 1889  Leerplichtig tot 14 jaar!  dubbel sociaal doel => kinderen hadden een meer kindvriendelijke leerkracht => vakkenpakket lager onderwijs = uitgebreid => Zo startten alle kinderen met gelijke kansen  Tussentijdse verlengingen= 15 jaar, 16 jaar  1983  vastgelegd op 18 jaar wegens sociale redenen*  Jaren 60 = land kende een economische recessie  minder arbeidsplaatsen!  doordat de industrie meer geautomatiseerd werd  Verlenging leerplicht  betere voorbereiding op de complexe industrie  meer werkplaatsen blijven over voor de volwassen arbeiders  Jaren 80 = begin globalisering  jongeren hadden nieuwe vaardigheden nodig (langere basisopleiding bood haar voordelen) .

3.2  

 

Huidige invulling van de leerplicht In België is er spraken van leerplicht en geen schoolplicht  thuisonderwijs mogelijk Ook deze ouders krijgen inspectie over de vloer + moeten aan de nodige kwaliteitseisen voldoen  Jongeren kunnen hier hun examens afleggen bij de examencommissie  slagen? => zelfde diploma als andere lln Jongeren zijn leerplichting vanaf 6 tot 18 jaar  Voor alle leerlingen in België incl. illegalen, kinderen met een andere nationaliteit!  leerplicht geldt vanaf de 60ste dag na de inschrijving in het vreemdelingenregister Wanneer vrijstelling van leerplicht?  zeer zware fysieke of psychische handicap



 Vanaf 16 jaar: jongere heeft recht op deeltijdse leerplicht (of vanaf 15 jaar nadat hij 2 jaar secund. onderw. achter de rug heeft) Discussie zinvolheid van een leerplicht tot 18 jaar  bv. schoolmoeheid  Kinderen die schoolmoe zijn  eerder in DBSO, BSO  Probleem stelt zich ook vaker in TSO of ASO of KSO  Zij willen al liever werken  pleiten voor verlaging eindleeftijd v/d leekracht



Debat beginleeftijd van de leerplicht  Onderwijs = vaker beschouwd als middel om gelijke onderwijskansen te creëren  Jongeren hebben een degelijke basisvorming nodig!



Leerlingen vooral van allochtone afkomst + sociaalzwakkere gezinnen  gaan niet naar de kleuterschool  beginnen pas met school als ze ertoe gedwongen worden

Gevolgen - missen belangrijke vaardigheden (spelenderwijs aangeleerd in de kleuterschool) - Overheid  doet zeer veel inspanningen om de laatste jaren in samenwerking met de lokale schoolbesturen zeer veel inspanningen om juist deze groep in de kleuterschool te krijgen -

2,5 jaar => kleuters die sinds september 2010 nog ingeschreven worden in een Vlaamse lagere school als ze voordien reeds een jaar Vlaamstalig kleuteronderwijs gevolgd hebben

4

Structuur van het secundair onderwijs: Vroeger en nu 

Eind jaren ’60  nieuwe discussie binnen secundair onderwijs ! 3e aspect van vrijheid van onderwijs  pedagogische vrijheid (= vrijheid van organisatie)



Middelbaar onderwijs  traditioneel  sterke scheiding tussen de klassieke humaniora (huidige richtingen met Latijn) en met de moderne humaniora (richtingen met wetenschappen en talen). Grote kloof  tussen middelbaar onderwijs (vglbaar met huidige ASO en BSO) bv:...


Similar Free PDFs