Samenvatting - college alles, werkgroepen alles PDF

Title Samenvatting - college alles, werkgroepen alles
Course Micro-economie 1
Institution Universiteit Hasselt
Pages 40
File Size 1.8 MB
File Type PDF
Total Downloads 33
Total Views 222

Summary

CursusoverzichtI Vraag en aanbod (trim 2) Inleiding tot marktvraag en –aanbod  Marktvraag, marktaanbod en prijs: een toepassing  Elasticiteiten  Marktvraag, marktaanbod en prijs: overheidsinterventieII Consumentengedrag (trim 2) Consumentengedrag: optimalisatie  Consumentengedrag: afleiding va...


Description

Cursusoverzicht I Vraag en aanbod (trim 2)    

Inleiding tot marktvraag en –aanbod Marktvraag, marktaanbod en prijs: een toepassing Elasticiteiten Marktvraag, marktaanbod en prijs: overheidsinterventie

II Consumentengedrag (trim 2)  

Consumentengedrag: optimalisatie Consumentengedrag: afleiding van de vraag

III Producentengedrag (trim 3) 

Productengedrag

IV Marktvormen (trim 3)     

Perfecte competitie Monopolie Imperfectie competitie Marktfalen (Economische toepassingen en onderzoek)

1 Trimester 3

Hoofdstuk 5: De kostenstructuur van bedrijven (pg 99-123) 1. Bedrijven in de realiteit en in theorie Het bedrijf is de economische agent (=specialiseren in bepaalde goederen, bieden ze nadien aan) die de beslissingen neemt inzake de productie van (specifieke) goederen en diensten waarin het zich specialiseert. vb. * eigenaar – manager * KMO * multinational * publiek bedrijf 1.1. Bedrijven in realiteit Bedrijven worden op 2 manieren gefinancierd om hun (kern)activiteiten uit te voeren:  het eigen vermogen = geld van de eigenaars  schulden = gelden geleend buiten de onderneming  verplichting om de geleende som, de hoofdsom van de lening, terug te betalen  verplichting om interest te betalen aan de schuldeiser  aflossingsdatum = de dag dat de hoofdsom terug moet betaald zijn 1.2. Bedrijven in theorie Bedrijven bestaan als een alternatief voor een volledige marktstructuur van transacties.  binnen bedrijf = ‘command principle’  out-sourcing (=laten maken) vs. in-house (= zelf maken)  dit hangt af van de transactiekosten: * hoge transactiekosten  in-house * lage transactiekosten  out-sourcing Assumpties: 1) alle bedrijven maximaliseren winst 2) elk bedrijf beschouwd als 1 consistente (samenhangende) beslissingnemer  interne bedrijfsorganisatie en financiële structuur wordt genegeerd Adam Smith: specialiseren voor iets - Op de markt gaan zoeken - Telkens beter gespecialiseerde vinden  Onzin: onmogelijk om voor elke taak iemand te vinden  Nu: vast contract voor lange termijn, want de kosten om iemand te vinden is even hoog Consistente beslissingsnemer: maakt niet uit wie een beslissing gemaakt heeft, maar HET bedrijf als geheel

2. Productie, kosten en winst 2.1. Productie Om de goederen en diensten die het bedrijf verkoopt, te produceren, heeft een bedrijf nood aan inputs of productiefactoren. Deze kunnen opgedeeld worden in 4 klassen: 1. Intermediaire inputs = outputs van andere bedrijven die jij als input gebruikt  Vb. meel  brood bakken 2. Natuur-inputs = vb. land, lucht, mineralen, …  Stoffen uit natuur 3. Arbeid = het werk van arbeiders, bedienden, managers 4. ‘Man-made’ kapitaal = machines ed. die men inzet om de productie te kunnen realiseren  Kapitaal investeren 2 Trimester 3

Als de productie van alles in handen was van 1 bedrijf  geen intermediaire inputs !! De productiefunctie geeft de relatie weer tussen inputs en output in het aantal eenheden per tijdseenheid: - Output uitdrukken in een tijdseenheid q  ( f1,..., f m )  m: verschillende input factoren  

Ѱ : technologische bewerking q: output

2.2. Kosten en winst Bedrijven berekenen hun winst door van hun opbrengsten, verkregen door het verkopen van goederen en/of diensten, de kosten, die ze gemaakt hebben bij het vervaardigen of uitvoeren van deze goederen en diensten, af te trekken.  boekhoudkundige winst = return on capital (O –K) In economische context verschillen de concepten van kosten en winst van die van in de boekhoudkundige context omdat economisten de ingezette middelen waarderen op basis van de opportuniteitskosten.  economische winst = boekhoudkundige winst gecorrigeerd met de opportuniteits- Kosten (= beste alternatief vb. werken bij vrije tijd)  Economen waarderen ingezette middelen o.b.v. opportuniteitskosten  Pure winst  pure return on capital = winst die kapitaal kan maken in een risicoloze belegging  risico premie = het rendement van kapitaal dat nodig is om de eigenaars van het kapitaal te compenseren voor het risico op verlies van hun kapitaal Winst en verlies spelen een cruciale signaal rol in het werken van een vrije marktsysteem  winst in een industrie is het signaal dat middelen winstgevend kunnen geïnvesteerd worden in die industrie  verlies in een industrie is het signaal dat middelen winstgevend kunnen geïnvesteerd worden in een andere industrie 2.3. Winstmaximaliserende output Winstmaximaliserende output = het verschil tussen de opbrengst die elk bedrijf krijgt uit de verkoop van zijn output, R, en de kost om deze output te produceren, C. - Theorie van het aanbod: bepaal het outputniveau waar de winst maximaal is π=R–C  wat er gebeurt met de winst als de output verandert, hangt dus af van wat er gebeurt met kosten en opbrengsten Vereenvoudigde productiefunctie: q  ( L, K ) Een bedrijf kan niet alle inputs veranderen met dezelfde snelheid  bedrijven moeten verschillende beslissingen nemen in 3 stappen: - Inputs= arbeid en kapitaal 1. Hoe zetten we de bestaande productie-eenheid in ? korte termijn (pg. 102) 2. Welke nieuwe productie-eenheden moeten we ontwikkelen ? lange termijn (pg. 108) 3. Welke nieuwe technologie moeten we ontwikkelen ? heel lange termijn (pg.117)

3. Kosten op korte termijn Korte termijn = de periode waarin sommige inputs, vaste inputs, niet kunnen veranderen  vb. kapitaal - Verschillend van sector tot sector  Bakkerij (simpel bedrijf) energiecentrale (ingewikkelder) Variabele inputs = de inputs die op korte termijn kunnen veranderen De korte termijn is niet in alle sectoren dezelfde !  de lengte van de korte termijn is afhankelijk van de technologische overwegingen zoals hoe snel de uitrusting kan geproduceerd en geïnstalleerd worden 3 Trimester 3

3.1. Veranderingen in input op korte termijn Op korte termijn zijn we erin geïnteresseerd wat er gebeurt met de output en kosten als men meer of minder van de variabele input laat werken met een gegeven hoeveelheid van de vaste input. Totale productie (TP) = het totaal aantal geproduceerd gedurende een periode van tijd door alle inputs die een bedrijf gebruikt Gemiddelde arbeidsproductiviteit (AP) = de totale productie per eenheid van de variabele input (arbeid)   wanneer er meer van de variabele input gebruikt wordt stijgt AP eerst en daalt dan weer  het punt waar AP een maximum bereikt = punt van afnemende gemiddelde opbrengsten Marginale arbeidsproductiviteit (MP) = de verandering in totale productie die resulteert uit het gebruikt van één eenheid meer of minder van de variabele input (arbeid)   het niveau waar MP een maximum bereikt = punt van afnemende marginale opbrengsten MP bereikt zijn maximum op een lager niveau van L dan AP TP stijgt: - Eerst een stijgende snelheid - Dan aan een dalende snelheid

TP: -

Hierdoor zal AP Hierdoor zal MP  Rode lijn snijdt

Bovendien: - MP bereikt max - MP= AP in max AP - AP begint te dalen na

stijgt snel en traag: eerst stijgen en dan dalen (zwarte lijn) eerst stijgen en dan dalen (rode lijn) het maximum van de zwarte lijn sneller dan AP snijpunt Tabel:  L: totaal arbeiders/ arbeidsuren  Marginale: per persoon/ per uur dat erbij komt hoeveel extra output is er?

MP: 1ste L – 2de L - Op een bepaalde duur heeft de extra L minder toegevoegde waarde dan de andere  Extra loopt soms onder de voeten= de TW is minder sterk dan de vorige !!! dalende meeropbrengst; geen negatieve opbrengst, het stijgt alleen minder snel 4 Trimester 3

Wet van afnemende meeropbrengsten = bij een toename van een variabele input in combinatie met een vaste hoeveelheid van een andere input, zal uiteindelijk de marginale en gemiddelde productiviteit van de variabele input afnemen - De stijging van de meeropbrengsten gaat dalen - Vaste input limiteert hoeveelheid extra output die je kan produceren met extra eenheid variabele input  = wet van variabele proporties, want het voorspelt de gevolgen van de veranderende proporties in welke de inputtypes gebruikt worden De relatie tussen MP en AP  MP = AP als AP maximaal is  AP is stijgend zolang de MP erboven ligt (AP stijgt zolang MP>AP) want wanneer 1 extra werknemer de AP van alle werknemers verhoogt moet zijn bijdrage tot de totale output groter zijn dan de gemiddelde output van alle werknemers voor hem. Omdat AP stijgend of dalend is naargelang MP erboven of eronder ligt, moet MP gelijk zijn aan AP op het hoogste punt van de AP-curve 3.2. Veranderingen in kosten op korte termijn Totale kost (TC) = de totale productiekost bij een gegeven output  totale kost is verdeeld in 2 delen: 1) totale vaste kosten (TFC) = kosten die niet variëren met output (overhead) 2) totale variabele kosten (TVC) = kosten die positief variëren met output (directe of vermijdbare kosten) Gemiddelde totale kost (ATC) = totale kost per eenheid  Gemiddelde vaste kost (AFC) = vaste kost per eenheid  Gemiddelde variabele kost (AVC) = variabele kost per eenheid  Marginale kost (MC) = de stijging in totale kost als gevolg van het verhogen van de graad van productie met één eenheid.  Examen: TVC: volgt hetzelfde patroon als de TC - KT wijzigingen in totale kost= wijziging in variabele kost!!!

Omdat TFC niet veranderd met de output, veranderd AFC negatief met output terwijl de MFC 0 is. TVC veranderd wel (positief) met de output maar AVC kan negatief of positief veranderen met de output. MVC is altijd positief wat wilt zeggen dat het steeds iets kost om de output te laten toenemen maar MC kan stijgen of dalen als de output stijgt. De MC snijdt de ATC en AVC curven op hun laagste punt.  MC = ATC als ATC is minimaal  MC = AVC als AVC is minimaal 5 Trimester 3

TVC (en dus TC) stijgt: - Eerst aan een stijgende snelheid - Dan aan een dalende snelheid

AFC= dalend: eenheden - Loonkost kan verdeelt worden - Nieuwe persoon werkt efficiënter kost - Productiviteit van de extra is

kost verdelen onder meer onder meer broodjes dan daalt de gemiddelde sterker, de kost daalt

AVC= U vorm De wet van de afnemende (uiteindelijk) tot stijgende marginale en korte termijn)

meeropbrengsten leidt gemiddelde kosten (op

MC= ATC indien ATC minimaal is MC= AVC indien AVC minimaal is AP stijgt als de output laag is maar uiteindelijk begint AP snel genoeg te dalen om er voor te zorgen dat ATC stijgt.  de wet van afnemende meeropbrengsten brengt met zich mee dat MC en AC op korte termijn stijgend zijn  leidt (uiteindelijk) tot stijgende marginale en gemiddelde kosten (op korte termijn) Capaciteit = output bij minimale korte termijn gemiddelde totale kost (ATC) - Onder capaciteit produceren = men produceert een output lager dan die waar ATC minimaal is - Boven capaciteit produceren = men produceert een output hoger dan die waar ATC minimaal is dus men maakt hogere kosten dan het haalbare minimum Een korte termijn kostencurve geeft weer hoe kosten variëren met de output voor een gegeven hoeveelheid van de vaste input  Voor elke hoeveelheid vaste input is er een kostencurve

4. Kosten op lange termijn Op lange termijn kunnen alle inputs worden veranderd (geen vaste inputs meer). Lange termijn beslissingen zijn riskant voor een bedrijf omdat het bedrijf moet anticiperen op welke methodes van productie efficiënt zullen zijn, niet alleen nu maar ook in de toekomst wanneer de kosten van arbeid en ruwe materialen veranderd zullen zijn.

6 Trimester 3

4.1. Winstmaximalisatie en kostenminimalisatie Kostenminimalisatie = uit alle alternatieven die mogelijk zijn voor het bedrijf, zal een winstmaximaliserend bedrijf steeds kiezen voor de minst dure manier van produceren, welke output ook gekozen is. Wanneer het mogelijk is om een input te vervangen door een andere op zo’n manier dat de output onveranderd blijft terwijl de totale kost daalt, is het bedrijf niet zijn laagste-kost combinatie aan het gebruiken - Bedrijven kiezen output niveau en de beste input mix:  nodige voorwaarde voor kostenminimalisatie: MPK = MPL PK PL  MPK=20 PK=2 en MPL=32 en PL=8 Laatste Euro aan kapitaal voegt 10 eenheden output toe, terwijl de laatste Euro aan arbeid 4 eenheden output oplevert à vervang arbeid door kapitaal (minimale kosten bij zelfde output level)  Een bedrijf kan zijn input mix (hoeveelheden en dus marginale productiviteiten) aanpassen  De marktprijzen van de inputs zijn gegeven (ze kunnen wijzigen door hun schaarsheid)

4.2. Het substitutieprincipe Als aan deze voorwaarde niet voldaan is (zie hierboven), zijn er mogelijkheden tot inputsubstitutie die de kosten zal reduceren  MPK = PK MPL PL  de ratio van de marginale producties aan de linkerkant van de vgl vergelijk de bijdrage tot de output van de laatste eenheid kapitaal en de laatste eenheid arbeid  wanneer die ratio groter is dan de prijsratio (rechterkant van vgl) zal het bedrijf arbeid vervangen door kapitaal  gemeten door kapitaal-arbeid ratio = hoeveelheid kapitaal / werker  de laatste € gespendeerd aan K moet evenveel renderen als de laatste € gespendeerd aan L  deze vergelijking toont hoe een bedrijf zijn input mix kan aanpassen aan de marktprijzen van de inputs  bij deze vergelijking zal het bedrijf zijn evenwichts kapitaal-arbeid ratio bereiken zodat er geen verdere mogelijkheid is voor kostenreducerende vervangingen Productiemethoden veranderen indien de relatieve inputprijzen veranderen. Relatief meer van de goedkopere input en minder van de duurdere input zal worden gebruikt Het substitutieprincipe speelt een centrale rol in de allocatie van middelen want het toont hoe bedrijven reageren op veranderingen in relatieve inputprijzen die veroorzaakt zijn door veranderingen in de relatieve schaarsheden van productiefactoren in de hele economie.  middel wordt schaarser  prijs stijgt  bedrijven gebruiken minder  middel wordt talrijker  prijs daalt  bedrijven gebruiken meer Zolang als relatieve prijzen relatieve schaarsheden weerspiegelen, zullen bedrijven schaarse middelen vervangen door talrijke middelen. - Productiemethoden veranderen indien de relatieve inputprijzen veranderen. - Relatief meer van de goedkopere input en minder van de duurdere input zal worden gebruikt - Tot moment dat ratio van de MP van de 2 inputs gelijk is aan de ratio van hun prijzen (wet van dalende meeropbrengsten) Tot moment dat ratio van de MP van de 2 inputs gelijk is aan de ratio van hun prijzen (wet van dalende meeropbrengsten) 7 Trimester 3

4.3. De lange termijn kostencurve Deze curve wordt bepaald door de huidige technologie in de sector en door de prijzen van de inputs. De punten onder deze curve zijn niet haalbaar maar punten op de curve zijn haalbaar als er voldoende tijd voorbijgaat voor alle inputs om bijgesteld te worden. Lange termijn gemiddelde kostencurve: - Gegeven technologie - Gegeven inputprijzen - Fysieke relatie tss input en output wijzigt - Min. Kost voor elk productieniveau Stel: bedrijf wil output verhogen - KT: nog niet alle inputs kunnen gevarieerd worden - LT: alle inputs gevarieerd  Korte termijn is inefficiënt maar op lange termijn zit je terug op je optimale curve  Korte termijn moet raken aan de lange termijn functie  De optimale punten van de curves vormt de lange termijn gemiddelde curve Het verschil tussen de SRATC en de LRAC is dat bij het afleiden van de LRAC er enkel variabele inputs zijn, en bij het afleiden van de SRATC er ook vaste inputs zijn.  van 0 tot qm  dalende LRAC  een uitbreiding van de output laat een daling van de kosten per eenheid output toe  technologieën met deze eigenschap genieten schaalvoordelen  de daling in de lange termijn gemiddelde kosten moeten er zijn omdat de output meer dan in proportie met de inputs stijgt als de grootte van de productie toeneemt. Over dit bereik van output geniet het kostenreduce-rende bedrijf stijgende schaalopbrengsten.  inputs x cte  q’ > q x cte  qm = minimum efficient scale = laagste niveau van output waar alle schaalvoordelen benut worden  van qm tot ∞  stijgende LRAC  de output van het bedrijf neemt minder dan in proportie toe dan de inputs.  het bedrijf ervaart lange termijn dalende schaalopbrengsten en er is een verspilling van schaalvoordelen  deze verspilling kan geassocieerd worden met de moeilijkheden van managen en controleren van een bedrijf als de grootte toeneemt  inputs x cte  q’ < q x cte  wanneer de output van een bedrijf precies in proportie met de inputs toeneemt ervaart het bedrijf constante opbrengsten Schaalopbrengsten: de relatie tussen input en output  Voordeel: Als de output vermeerdert (vb. x4) dan de input (vb. x2)  1 arbeider: 40 broodjes  2arbeiders: 160 broodjes  Input x2, output x4 -

Stijgende schaalopbrengsten: Er zijn 3 belangrijke bronnen van schaalvoordelen: 1. Geometrische relaties (vb. volume van een magazijn) 2. Eenmalige kosten (vb. R&D)  inputs die niet hoeven te stijgen als de output verhoogt wordt, zelfs niet op lange termijn  zorgen ervoor, ceteris paribus, dat de ATC dalen over het volledige bereik van output 3. Technologie van grootschalige productie (vb. lopende band)  wanneer het niveau van geplande output toeneemt, wordt arbeid vervangen door kapitaal en simpele machines worden vervangen door complexere. - Afnemende schaalopbrengsten 8 Trimester 3



Moeilijkheden om een groter bedrijf te leiden

4.4. De relatie tussen lange termijn en korte termijn kosten De LRAC toont de laagste kost voor het produceren van elke output wanneer alle inputs variabel zijn, elke SRATC toont de laagste kost voor het produceren van elke output wanneer één of meer inputs vast zijn. Geen enkele SRATC kan onder de LRAC vallen  de LRAC wordt soms een enveloppe genoemd omdat ze een serie van SRATC omsluit door een raaklijn aan ze allemaal te zijn. Elke SRATC raakt aan de LRAC precies bij de output waar de hoeveelheid van de vaste input optimaal is en ligt erboven voor alle andere niveaus van output. -

SRATC en LRAC afkomstig van zelfde productiefunctie SRATC ligt boven LRAC SRATC raakt LRAC voor output waar vaste input optimaal is

Qm = Minimum efficient scale = laagste output waarbij schaalvoordelen volledig worden benut 4.5. Verschuivingen in de kostencurven Veranderingen in de inputs zorgen ervoor dat de hele familie van SRATC’s en LRAC’s verschuiven  * inputprijzen ↑  curven verschuiven naar boven * inputprijzen ↓  curven verschuiven naar beneden

5. De heel lange termijn: endogene technologische verandering Op heel lange termijn veranderen de productietechnieken zodat dezelfde output kan gerealiseerd worden met minder input. Dit veroorzaakt een verschuiving van de productiecurve en van de LRAC. Veranderingen in technologie zijn meestal endogene reacties op veranderende economische signalen; dus veranderingen in technologie zijn een gevolg van reacties door bedrijven op dezelfde dingen die de substitutie van een input door een andere binnen de beperkingen van een technologie met zich meebrengen. Technologische groei zorgt ervoor dat de KT en LT zakken  Het kan even boven liggen maar met LT daalt het weer - Nieuwe technologie waardoor dezelfde output kan gerealiseerd worden met minder input - Verschuiving van de productiecurve - Verandering/ontwikkeling van technologie kan beschouwd worden als een endogene reactie op veranderde economische signalen (bv. prijs output, prijs inputs…)

6.Samenvatting Het antwoord van bedrijven op de verandering van economische signalen (output prijs, input kosten…) kan geformuleerd worden in 3 stappen: 1) verandering van de variabele input op korte termijn 2) verandering van de inputs op lange termijn 3) verandering van de productietechnologie op de heel lange termijn

9 Trimester 3

Hoofdstuk 6: Perfecte competitie (pg. 124-149) In perfect competitieve sectoren, produceren alle bedrijven een identiek product en zijn er zoveel bedrijven dat geen enkel van deze bedrijven de marktprijs kan beïnvloeden door zijn eigen output te veranderen. Omdat elk bedrijf zoveel kan verkopen als ze willen bij de huidige prijs, zullen de verkoopopbrengsten in proportie zijn met de output. De mate waarin bedrijven de prijs van hun producten kunnen beïnvloe...


Similar Free PDFs