Samenvatting Moderne tijd PDF

Title Samenvatting Moderne tijd
Course Nederlands
Institution ASO
Pages 32
File Size 511.7 KB
File Type PDF
Total Downloads 53
Total Views 150

Summary

Samenvatting over de moderne tijd in het 6e middelbaar ...


Description

MODERNE TIJD: 1930-1985 1. LITERATUUR VAN 1930 TOT 1945 1.1.

OVERZICHT

1.1.1.

POLITIEKE SPANNING IN DE JAREN ‘30

Onderworpenheid aan de onderkaak (A.R. Holst) * 1924: Adolf Hitler – Mein Kampf => ‘Blut und Boden’-theorie (moderne kunststromingen = werk van psychopaten, ‘uitzuivering’) * Reactie van Menno ter Braak in Forum (mei 1933) * Gerard Knuvelder: Hitler als ‘laatste kans’ voor Europa, oplossing voor crisis (katholiek, trok beweringen in toen Hitler zich tegen de Kerk keerde) * 1 maand na Hitlers aanstelling als rijkskanselier (27 februari 1933): brand in Reichstag aangestoken door Marinus van der Lubbe (‘aanslag van communisten’) * Leidt tot razzia’s, concentratiekampen en massale boekenverbranding op 10 mei 1933 (want ‘niet typisch’ voor het ‘eigen volk’, joodse of marxistische trekken)

Vlaanderen * Politieke malaise in jaren ’30, velen willen nieuwe orde met meer autoritaire aanpak zoals Hitler + Vlaamse hoop op eigen natie onder Duits bewind * Discipline en romantische exaltatie van het Verdinaso  Maurice Gilliams: huivert bij vertoon van blinde macht, opmarcherende & zingende massa’s * Ook uitgesproken antisemitisme in bladen (joden = ‘kromgeneusde satanskinderen’)

Nederland * Klimaat in Europa verandert ingrijpend, zo ook in Nederland * Fascisme krijgt vorm in allerlei maatschappelijke structuren * Kunst om de kunst valt moeilijk te verdedigen, laat staan autonome poëzie zoals jaren ’20 (= experimenteren met vorm, typografie en klank) * Spanning tussen dat spel met vorm en klank en gewone leven waarin Duitsers voor de deur staan => positie kiezen? (spanning dus ook in de literatuur merkbaar!) * Zelfs Martinus Nijhof (‘poëzie is als een perzisch tapijt’; wanneer we gedicht lezen vragen we af wie het geschreven heef terwijl we zouden moeten kijken naar het esthetische ervan) stelt dat poëzie voortaan voor de toekomst moet werken * Menno ter Braak en Jan Romein: Comité van waakzaamheid van anti-nationaalsocialistische intellectuelen (1936) * Crisisliteratuur met sporen van verzuiling => polarisering (communisme  fascisme) en eind jaren ’30 gevaar van nazisme als centraal thema

1.1.2.

SPANNINGEN IN DE LITERATUUR

Vlaanderen * Dialoog tussen ideeënkunstenaars en vormvernieuwers gaat verder in nieuw klimaat * Gemeenschapszin en gemeenschapskunst ~ Vlaams nationalisme met extreem katholieke stempel zet zich af tegen meer esthetische georiënteerde kunstenaars of individualisten * Verwachte radicale ommezwaai na expressionisme en avant-garde van jaren ’20 breekt niet door, pas in de jaren ’50 (na WO II)

Nederland * Literaire discours, relaties tussen auteurs, verhoudingen tussen tijdschriften, opvattingen over functie van kunst en kunstenaar => door de politieke actualiteit gekleurd (dus literatuur en actualiteit niet te scheiden!) * Bloei van het vitalisme en ode aan het leven = voorbij * Exemplarisch voor heersende spanningen (veel zaken politiek gelezen, ook al zijn ze niet zo bedoeld): overtrokken receptie van Ferdinand Bordewijks roman Bint (1934), niet-conventioneel oeuvre (~ Nieuwe Zakelijkheid) maar eerste romans bleven onopgemerkt => Dirk Coster brengt hem in verband met fascisme, ‘een soort van nieuw Nederlandsch nazisysteem’ vanwege zijn sympathie voor spartaanse opvoedingsmethodes (hoewel in Bint: groteske, satirische benadering v.e. dictator die ten onder gaat aan overdrijving van zijn perfectie) * Discussies vinden plaats in literaire bladen

1.1.3.

LITERAIRE BLADEN IN VLAANDEREN

* Discussie onder de dichters = onenigheid over ethisch-volkse en esthetisch-individualistische intenties v.d. poëzie

1.1.4.

LITERAIRE BLADEN IN NEDERLAND

* 1925: De Gemeenschap opgericht want bestaande katholieke blad Roeping te orthodox, te religieus-ethisch en onvoldoende artistiek gericht (medewerkers: Albert Kuyle en Anton van Duinkerken) => katholieke waarden en idealen (katholicisme in de minderheid!), tegen nationaal socalisme * 1934: Kuyle kan geen vrede nemen met estheticisme en democratische humanistische ideeëngoed, richt De Nieuwe Gemeenschap op => evolueert algauw in fascistische en antisemitische richting (‘blad van de rechtsche evolutie’)

Vorm of vent * Jaren ‘30: na de vrije versvormen van de jaren ’20 terug conventie in vormgeving, opnieuw ‘gewone’ taal *Van artistieke discussies over moderniteit naar maatschappelijk, ideologisch debat (~ Du Perron: verzaakt aan het modernisme)

*Dirk Coster – Nieuwe geluiden (1924): verdedigt ethische maatstaven voor poëzie, zet zich af tegen kunst om de kunst *Prisma, bloemlezing uit de Nederlandsche poëzie na 1918 (1930) van Dirk Binnendijk: moet het in de poëzie gaan om de zeggingskracht los van dichter en biografische feiten, of om levensbeschouwing die in verzen wordt vormgegeven? (het eerste, volgens Binnendijk: moderne dichters willen onafhankelijk werken, autonomie van literaire kunst) * De vraag is dus, wat is het belangrijkste in de poëzie? Persoonlijkheid van de schrijver of de artistieke vormgeving? * Menno Ter Braak: oorspronkelijkheid van de tekst, gekoppeld aan de persoonlijkheid van de schrijver is beoordelingscriterium (is het niet voldoende een ‘vent’ te zijn? ~ term ventisten) * Bloem: essay Vorm of vent, streeft naar verzoening tussen beide partijen

Forum *1931: Forum. Maandschrift voor Letteren en Kunst opgericht door Menno Ter Braak en Edgard Du Perron (+ Maurice Roelants voor Vlaamse abonnees) * Jan Greshof en Ter Braak zullen in 1933 de literair uitgebluste Willem Elsschot opzoeken, van wie Kaas zal verschijnen in het blad * Veel poëzie: sterk parlando, realistisch-lyrische toon, vaak anekdotisch, klassieke vorm (metrisch en rijmend) => spanning tussen verheven, geijkte prosodie en vaak alledaagse inhoud * Constant van Wessem formuleert basistheorie voor Nieuwe Zakelijkheid (objectieve weergave van de werkelijkheid, verkend als met een filmcamera) * Niet zozeer de vorm maar de creatieve mens, de persoonlijkheid van de kunstenaar is norm voor de beoordeling (Multatuli!) * Integratie van Noord en Zuid lukt niet goed (geen hoge dunk van Vlaamse literatuur), Roelants scheidt zich af met apart Vlaams deel * Oorzaak van opdoeking: ‘erotische’ literatuur in Nederland (dieper schuilend onderscheid tussen katholiek Vlaanderen en ontvoogde burgerij in Nederland) *Nadruk op scheppend werk na Forum, persoonlijkheid en soberheid + poëtische elementen: romantisch-realistische of romantisch-rationalistische literatuur van M. Vasalis, Gerrit Achterberg, Anna Blaman

1.1.5.

DE VERNIEUWING VAN DE ROMAN IN VLAANDEREN

De jonge generatie *Jaren ’20: expressionisme (weinig samenhangende werken), regionalistische literatuur, secundaire werken *1927 (Maurice Roelants – Komen en gaan): verandering! *Aflossing van de wacht: belangrijke Vlaamse auteurs ‘zijn’ er niet meer in 1930 (Streuvels, Buysse, Van de Woestijne, Van Ostaijen) => literair vacuüm *Nieuwe generatie (uit Vlaams-burgerlijke milieus) onderzoekt conflicten, spanning en evenwicht tussen individu & gemeenschap (‘persoonlijkheid’ centraal)

Kenmerken van de nieuwe roman *Verhaalcomponenten i.f.v. centrale idee, thematische opzet *Meer zakelijke mededeling, meer functionele berichten over personages (weg met overbodige details, brede decorschildering en principes van woordkunst => sober Algemeen Nederlands) *Eerste generatie lezers én schrijvers met basis- en secundair onderwijs in het Nederlands => dialogen nog stroef en weinig natuurgetrouw (zwakke positie v.h. Nederlands in Vlaanderen) *Voorgangers: vaak spreektaal omwille van de levendigheid *Wél soepel Nederlands: Willem Elsschot (maar: geen ethische normen, dus bestond niet voor katholieke kritiek! => pas waardering in 1933 door Forum, dus vanuit Nederland) *Favoriete onderwerp: ‘de mens’ (psyche uitbeelden o.i.v. humanitairen) *Maurice Roelants: introspectie (actie wordt stilgelegd om ‘naar binnen’ te kijken, in het hoofd v.d. personages) *Herkenbare individuen getekend in sociaal netwerk, met religieuze twijfels en intellectuele vrijheidsstrijd * Vragen over huwelijkstrouw, dogma’s van de Kerk, escapisme uit huwelijk => Kerk reageert daar sterk op (boeken op de index => carrière gedaan) * Vaker de ik-vorm * Zakelijker toon & objectiverende vorm => antiheld (prototype v.e. held die iets wil realiseren maar het nooit zal doen) *Dagelijkse leven en kleinburgerlijkheid centraal * 1927-1940: bloei van de psychologische roman (scènes uit huwelijksleven, familiekronieken, levensbeschrijvingen, portretten) * Gematigde kritiek en non-/anti-conformisme, maar: gesmoord verzet! (van verzet naar verzaking, geen ontvoogding) * Geen dieptepsychologie (i.t.t. Bordewijk in Nederland), maar rationele psychologie (innerlijke ordeverstoring wordt logisch, bewust, analytisch gecorrigeerd) * Gerard Walschap: de enige die openlijk seksualiteit behandelt in zijn romans (katholieke moraal!)

Willem Elsschot (Alfons De Ridder, 1882-1960) * Schrijven = liefhebberij, geen levensnoodzakelijk werk (afzijdig in literaire wereld) * Lijmen (1924): over verkoopstechnieken, creatie van 2 personages die later nog terugkomen, nl. cynische Boorman (~ Elsschot: bedrog met adverteerders: deels autobiografisch) & romantische Laarmans => elkaars antipode en aanvulling * Universele interpretatie over ‘de mens’ of politieke invulling (subversiviteit tijdens interbellum)? * Comeback en hoogtepunt Kaas (1933) in Forum: Laarmans mislukt als vertegenwoordiger van kaasfirma * Tsjip (1934): meest autobiografisch en humoristisch, over huwelijk en scheiding van dochter Adèle (wil trouwen met Pool maar niet gedoopt) * Vervolgen: Lijmen => Het been, Tsjip => De Leeuwentemmer * Origineel: combineert gevoel met cynisme, zin voor realistische details met groteske beschrijving etc. (laconieke en zichzelf relativerende toon) * Het dwaallicht (1946): beste werk, gezien als synthese van Elsschots boeken maar niet zo bedoeld, allegorie over de zin van het leven, metafysische benadering (3 vreemdelingen op zoek naar ene Maria van Dam in Antwerpen)

Maurice Roelants (1895-1966) * Medewerker ’t Fonteintje en redacteur Forum, gelovig * Romans met lyrische, zelfs bespiegelende elementen * Brengt Vlaamse roman psychologie en innerlijke analyse => Komen en gaan (1927) = prototype (fantasie van buitenechtelijke relatie, onderpastoor zelf ook verliefd => Kerk woedend!) * De jazzspeler (1928): Roelants’ levensfilosofie, man komt zwarte vrouw tegen die aan het drummen is, Ariël-figuur in hoofdpersonage wil dit ook kunnen (vitalistische drang), oerinstinct wordt gesublimeerd in jazzmuziek

Gerard Walschap (1898-1989) * Katholieke literatuur na WO I (broederlijkheid en bevrijding, menselijkheid en vrede) * Brak in 1921 priesterstudies af want onverenigbaar met celibaat * Wou af van amateurisme, Vlaamse roman op internationaal niveau brengen * Leefde in spanning met Kerk en geloof (onvrede met geloofsleer in debuut Waldo (1928)) * Schrijven vanuit zendingsgevoel * Adelaïde (1929) [+ vervolgen Eric (1931) en Carla (1933) of De Familie Roothooft]: bedoeld als zedenroman, maar fel zinnelijke vrouw, geteisterd door overdreven zondebesef en erfelijk belast met krankzinnigheid (kritisch, maar authentiek katholiek want dit kan iedereen overkomen! => Kerk kon dit niet inzien) * ‘Zogenaamd eenvoudig christelijk Vlaamse volk’ stond al veel verder dan de Kerk met zijn verkrampte reactie, Kerk zal die mensen verliezen * Hetze tegen Walschap => fel anticlericalisme (keert de Kerk de rug toe) * Walschaps poëtica: een roman is een verhaal en niets dan een verhaal (geen overdreven beschrijvingslust), zakelijke, precieze, persoonlijke stijl (resultaat van studie van buitenlands werk) * Personages ontaarden vaak door innerlijk gevecht tussen lust en geweten * Houtekiet (1939): bekendste werk, eerste hoogtepunt, pleit voor menselijkheid en samenhorigheid aan vooravond v.d. oorlog, vitalistische (= waarde hechten aan het leven in zijn meest natuurlijke vorm) roman, Jan Houtekiet sticht op primitieve manier nederzetting Deps (vrij van wet en conventie) maar bedreiging van geestelijke Apostel * Vaarwel dan (1940): voorgoed afscheid van het geloof *Autotherapie sterke drijfveer in oeuvre * Formeel: ‘Tornado-stijl’, rechtlijnige vertelling, vertragende elementen worden weggeknipt, psychologie van personages moet blijken uit gedrag * Mooi verhalen, niet mooi schrijven * Volksverbondenheid blijkt uit ‘wij-vorm’ in bv. Houtekiet, spreekt nooit tot het volk maar namens het volk (voor zij die het niet kunnen) => morele ontvoogding van Vlaanderen

1.1.6.

DE ROMAN IN NEDERLAND

1.1.7.

DE POËZIE

Gerrit Achterberg (1905-1962) * Kerngegeven: zoektocht naar dode of gedode geliefde * Debuut Afvaart (1931): expressionistisch verwoord

* 1937: schiet , overspannen en verward, bij ruzie zijn hospita neer in aanwezigheid van haar dochter * 1938: naar instelling => ‘therapeutische’ poëzie (schuldgevoel, behoefte aan boete of schadeherstel) * ‘Geliefde’ als metafoor voor wat dichter beoogt met taal, de poëzie zelf * Poëtische zegging (ook religieuze lagen) + diverse registers (wetenschappelijk, wiskundig, etc.) * Inhoudelijke combinatie van de meest uiteenlopende elementen (sprookjes, Bijbelse elementen, fysica, etc.) * Hermetische wereld waarin ‘decoderen’ opdracht van de lezer is * Blauwzuur (1969): veel directere verzen, distantie t.o.v. wereld van de psychiatrie * Overgangsfiguur tussen oud en nieuw

1.1.8.

LITERATUUR IN DE TWEEDE WERELDOORLOG

Nederland * Duitse inval van mei 1940: zware schok voor Nederland (want niet betrokken bij WO I) * 19 mei 1940: Arthur Seyss-Inquart wordt Rijkscommissaris voor Nederland => aanvang van censuur in uitgeverij en boekenverkoop * 27 november 1940: oprichting Departement van Volksvoorlichting en Kunsten, literatuur gecontroleerd door afdeling ‘Boekwezen’ om intellectuele leven onder controle te krijgen (drogreden: ‘papierschaarste dus alleen kwaliteit’ maar Duitse propaganda op volle toeren!) * 1941: oprichting Kultuurkamer (= piramidale constructie met sectoren voor diverse kunstenaars), iedereen verplicht lid te worden maar weinig succes bij Letterengilde (men sluit zich niet aan, stopt met schrijven) * Zwarte lijst met verboden schrijvers (joden, intellectuele opponenten, niet-aangemelde auteurs) *Clandestiene (‘neutrale’ boeken voor breed publiek) & illegale (anti-Duitse) pers, o.a. uitgeverij De Bezige Bij (rijmprent Jan Campert – De achttien dooden) * Bundels van ‘anonieme’ verzetspoëzie: Vrij Nederlandsch Liedboek (1944) & Geuzenliedboek (19431945) * Egodocumenten (geschriften met sterk individueel, autobiografisch accent): dagboeken en memoires (vooral joods), bv. Anne Frank – Het achterhuis, Etty Hillesum – Het verstoorde leven (hoe God verzoenen met oorlog?), Marga Menco – Het bittere kruid, Abel Herzberg, Jona Oberski – Kinderjaren, Ed Hoornik – Ex tenebris

Vlaanderen * Minder streng bestuurd tijdens bezetting, artistieke vrijheid minder beknot * Debuut van Louis Paul Boon kan zomaar verschijnen (nochtans socialist) * Duitsers proberen Vlaamse Beweging aan hun kant te krijgen (maar minder dan in WO I) => commissie voor taaltoezicht in Brussel + oprichting Vlaamse cultuurraad met Vlaams nationalisten * Voorzitter van die cultuurraad: Cyriel Verschaeve, fan van romantische Duitse literatuur (in WO I als onderpastoor geconfronteerd met Vlaamse grieven in de loopgraven, komt als een soort Guido Gezelle op voor Vlaanderen, tijdens WO II zelfs extremistisch => collaboratie (geen goed effect op Vlaamse Beweging)

1.1.9.

LITERATUUR OVER DE TWEEDE WERELDOORLOG

* Bezetting = substantieel literair thema, nog tot vrij recent, in Nederland én Vlaanderen * Jeroen Brouwers – Bezonken rood (1981): over leven als kind in kamp in Indonesië, en identiteitsverlies dat daarop volgde

1.2.

TEKSTEN

Willem Elsschot – Van der Lubbe – p. 23 Ferdinand Bordewijk – Een stalen tucht (Bint) – p. 23-24 Willem Elsschot – Hoofdstuk 1 (Kaas) – p. 26 Willem Elsschot – Hoofdstuk 8, fragment (Kaas) – p. 27 Willem Elsschot – Hoofdstuk 17, fragment (Tsjip) – p. 28 Gerard Walschap – Hoofdstuk 1 (Houtekiet) – p. 31 Gerard Walschap – Fragmenten (Vaarwel dan) – p. 33 Gerrit Achterberg – Achter het einde – p. 39 Gerrit Achterberg – Thebe – p. 39 Gerrit Achterberg – Code – p. 40 Gerrit Achterberg – Directeur (Blauwzuur) – p. 40 Jan Campert – De achttien dooden – p. 40 Gebed van een Gestapo-man (Vrij Nederlandsch Liedboek) – p. 41 Jona Oberski – Ketelhuis (Kinderjaren) – p. 41-43 Ed Hoornik – Ex tenebris – p. 43

2. DE POEZIË TUSSEN TRADITIE EN EXPERIMENT 2.1.

OVERZICHT

2.1.1.

DE SITUATIE NA DE OORLOG

* Censuur valt weg => explosie van literaire discussies & tijdschrifen * Verwarring: wat met de literatuur? Terug naar vertrouwde waarheden, traditionele vormgeving en personalistische idealen? * Dichters zijn dezelfde als deze die voor de oorlog al erkenning genoten => sleutelposities, beheersen literaire kritiek * Hoop op ethisch geïnspireerd offensief (~ humanistisch expressionisten na WO I) MAAR: oorlog heeft bij opgroeiende generaties mentale ravage teweeggebracht, hoge idealen zijn gebroken, existentialisme wordt populair

2.1.2.

TIJDSCHRIJFTEN TUSSEN 1945 EN 1949

Nederland Vlaanderen * Discussie in tijdschriften over oud en nieuw, traditie en verandering => filosofisch-ideologisch dispuut (katholiek  vrijzinnig) * ‘Generatieprobleem in de letteren’ (vooral poëzie!) * Onderscheid tussen traditionele en modernistische visies op poëzie => harmoniemodel  disharmoniemodel * Probleem: geen theoreticus binnen discussie * Jan Walravens => 1948: meer ruimte voor experiment, aandacht voor internationale dimensie en de problematiek van de moderne tijd

2.1.3.

‘TRADITIONELE ’ DICHTERS IN NEDERLAND

* ‘Traditioneel’ want nog strofenbouw, rijm en metrum (formele behoudsgezindheid) MAAR moderne, bewogen visie op problematiek van hedendaagse mens + formele kenmerken niet zo strikt

Bertus Aafjes (1914-1993) * Na afbreken priesterstudies gaat hij naar Italië (Rome) => Een voetreis naar Rome (1945) is lang episch gedicht (beantwoordt aan ‘mentale, geestelijke en ruimtelijke bevrijding’), relaas van geestelijke ontwikkelingsgang met kentering halfweg * Na 1940: schrijft, ondergedoken¸opruiende verzetspoëzie onder schuilnamen * Vlot lopende verzen, toegankelijk, optimistische en zonnige toon, moraliserende kritiek => populariteit! * Participatie aan tijdschrift Criterium (1945-1946) * Uitval tegen experimentele poëzie in Elseviers weekblad (1953)

M. Vasalis (Margaretha Leenmans, 1909-1998) * Auteur, arts en kinderpsychiater => een v.d. veelgelezen auteurs van haar generatie maar slechts 3 bundels (1940-1954) * Debuut Parken en woestijnen (1940) heeft symbolische titel (orde van het park  woestijn van wanorde) * Zeer heldere poëzie, eenvoudig van taal en stijl * Vaak opening vol observerende beschrijving + koppeling met persoonlijke reflectie of toepassing * ‘Schilder van miniaturen’

Hans Lodeizen (1924-1950) * Op bepaalde vlakken al heel vernieuwend, voorloper van de experimentelen (vormgeving: open, vrije, beweeglijke verzen met meerdere interpretaties, weinig interpunctie, associatie als mechanisme voor beeldspraak, zinsdelen soms los van elkaar) * Enige bundel Het innerlijk behang (1949): romantische trekken (melancholisch, verlangt naar ander bestaan, idealiseert kindertijd, koestert dromen en verdriet)

* Diep en duurzaam contact met geliefde lijkt onmogelijk => homo-erotische gevoelens en leukemie

Leo Vroman (1915) * Tussen traditie en experiment: wel rijm en metrum, maar speelse vorm en aparte, vaak bizarre of groteske beeldspraak * Kunst heel werkelijkheidsgebonden maar toch ook surrealistische trekken (~ wat kinderen en gekken doen moet kunstenaar expres kunnen doen) * Bioloog in de VS => leven vanonder microscroop bekijken (realisme), neologismen en verkleinwoordjes (vergroting van het minieme) * Vertedering ...


Similar Free PDFs