Samenvatting voorbeeld van een Scriptie PDF

Title Samenvatting voorbeeld van een Scriptie
Author Mayur TEDJOE
Course Taal/schrijfvaardigheden: Nederlands
Institution Anton de Kom Universiteit van Suriname
Pages 8
File Size 119.7 KB
File Type PDF
Total Downloads 46
Total Views 133

Summary

goede boek die ik moest samenvatten vooreen cijfer in de universiteit van suriname, best wel makkelijk . Hopelijk van uw gebruik....


Description

Tedjoe Satyam

Klas:V501

Nr:16

startpagina voorwoord inhoudsopgave inleiding kern slot Slagbal is een balsport die lijkt op honkbal. Het spel wordt vaak gespeeld tijdens gymnastieklessen op basisscholen en voj-scholen. In het veld staan zes honken. Een speler moet eerst de bal slaan met een slagbad en dan van honk naar honk rennen. Als hij alle honken is gepasseerd, verdient hij één punt, maar als de brander de bal vangt voor de speler op een honk is, is deze uit. Wanneer er drie spelers uit of drie vangballen zijn, moeten de teams wisselen en is de veldpartij aan slag. Het team dat eindigt met de meeste punten wint. Materiaal : ● 6 pelen (honken) ● een tennisbal ● een slagbad ● een matje (voor de brander) Speelveld: Zeshoekig veld, met op de hoeken 6 honken. De speler van de slagpartij staat in een driehoek die voor honk 1 en honk 6 staat en de brander staat op het punt van de driehoek om de bal te branden. de spelers van de slagpartij staan op een afstand van 2 meter van die driehoek. Nodig een tennisbal en een slagplank of bad. Er zijn twee partijen, een slagpartij en een veldpartij. De slagpartij: nummer 1 slaat tussen honk 1 en 6 door, na de slag wordt hij honkloper en loopt om de honken 1,2,3,4 en 5 naar honk 6. De veldpartij: deze spelers staan verspreid in het veld en in de omgeving van de honken. Een speler staat bij de brandplaats ( de brander). De veldpartij moet de weggeslagen bal stoppen (vangen) en naar de brandplaats spelen. Slagman:

Lid van de slagpartij die aan de beurt is om een slagbeurt te maken. Honkloper: Lid van de slagpartij die als slagman reglementair een honk heeft bereikt. Velder: Elk lid van de veldpartij. Hij zal proberen om een slagman of honkloper uit te krijgen. Vangbal: Een vangbal is een goed of fout geslagen bal die door een veldspeler wordt gevangen. Inning: Een inning is over wanneer allebei de teams één keer slagpartij en één keer veldpartij zijn geweest. Brander: Functie van de brander is om de bal zo snel mogelijk in het brandvlak te laten vallen en het spel STOP te zetten. Spelregels: Een wedstrijd bestaat uit negen innings, deze zijn perioden waarin elk van beide ploegen eenmaal slagpartij en eenmaal veldpartij zijn. De leden van de veldpartij hebben allen een veldpositie ingenomen. De slagman slaat de bal met het slagbad het veld in en rent vervolgens naar het eerste honk, vandaar naar het tweede, derde, vierde, vijfde en thuishonk, bij het bereiken waarvan hij een run (punt) heeft gemaakt. Een slagman is uit: bij 3x mis slaan, bij 3x fout slaan, bij 3 x gecombineerd mis of fout slaan. Een honkloper is uit: bij het binnendoor passeren van een honk, bij het verhinderen van de veldpartij en bij het te laat aankomen bij een honk, terwijl de bal al op de brandplaats is.

Puntentelling: Komt een honkloper op het 6e honk dan is het 1 punt, tenzij het gebeurt op een eigen slag (run), dan worden 2 punten gegeven. Wisselen: Het wisselen van functie gebeurt als 3 spelers van de slagpartij 'uit' zijn of als er 3x door de veldpartij een vangbal gemaakt is.

Een slagman is uit wanneer: Eén van de bovenstaande zaken op hem van toepassing is. Zijn geslagen bal regulier wordt gevangen door een velder. Hij een derde slagbal krijgt beoordeeld en deze door de catcher reglementair wordt gevangen. Wanneer er 3 man uit zijn wordt de slagpartij veldpartij en wordt de veldpartij slagpartij. de slagman mag zich niet buiten het driehoek met het slagbad bevinden Als drie spelers van de slagpartij 'uit' zijn, wisselen veld- en slagpartij. De ploeg die na negen speeltijden de meeste punten heeft, is de winnaar. Bij gelijke stand na negen speeltijden wordt steeds een slagbeurt voor beide ploegen verder gespeeld. Hoofdstuk 3

Softbal

Softbal wordt gespeeld met 2 ploegen van 9 spelers. Er is een slagpartij en een veldpartij.Op het veld liggen 4 honken in een vierkant. In het midden hiervan ligt de werpplaat. Hier staat de werper. De slagman staat bij het 4e honk dat de ’Thuisplaat’ heet. De werper gooit de bal naar de thuisplaat en de slagman probeert deze dan in het veld te slaan. Wordt er raak geslagen dan wordt de slagman een honkloper en mag hij samen met de andere honklopers proberen via honk 1,2 en 3 naar de thuisplaat te rennen. Een honkloper die de thuisplaat bereikt scoort een punt. De spelers van de veldpartij proberen dit te voorkomen door zoveel mogelijk honklopers uit te maken. Als je op een honk staat ben je als loper veilig. Lukt het de veldpartij 3 man uit te maken dan wisselen de slag- en veldpartij. Veld: Er staan 9 spelers in het veld. De honkafstand is 16-20 meter en de werpplaat ligt op

9-11 meter. Om op een veld te spelen heb je nodig: o 3 honken o 1 werpplaat o 1 thuisplaat o 2 catchermaskers o 1 bodyprotector o 2 knuppels o 3 pionnen o 3 ballen o en genoeg handschoenen voor de veldpartij Slagbalvarianten Cricketbal Cricketbal is een slagbalvariant waarbij de bal zo snel mogelijk rondgespeeld moet worden. Benodigdheden: ▪ 4 turnmatten ▪ 2 korven

▪ ▪ ▪ ▪

Pittenzakjes Bal Bank Papier en pen of een scorebord

Cricketbal kan het beste op de helft of een derde van een zaal worden gespeeld met 2 teams van 5 of 6 kinderen. Leg de 4 matten in een vierkant neer met voldoende tussenruimte. Bij de bank voor de wachtende kinderen staan 2 korven een aantal meter uit elkaar. In 1 korf zitten pittenzakjes. 1 kind van de slagpartij schopt of gooit de bal in het veld. Direct daarna loopt hij tussen de korven heen en weer om de pittenzakjes 1 voor 1 naar de andere korf te brengen. Elk pittenzakje dat verplaatst is telt voor 1 punt. De veldpartij moet zo snel mogelijk de bal pakken. Er gaan 4 kinderen elk op 1 mat staan die de bal rondspelen. Als de bal helemaal is rondgespeeld wordt er hard ‘Brand!’ geroepen en mogen er geen pittenzakjes meet verplaatst worden. De punten van het kind dat aan slag was worden geteld en opgeschreven, de pittenzakjes gaan weer terug in de eerste korf en dan is het volgende kind van de slagpartij aan de beurt. Als alle kinderen van de slagpartij zijn geweest wisselen de 2 teams van rol. Piramide slagbal Bij piramide slagbal moeten er zo snel mogelijk blokjes omgegooid worden. Benodigdheden: ● 2 banken ● 2 turnmatten ● 21 blokjes ● Foambal ● 2 pylonen

Verdeel de groep in 2 partijen. De slagpartij gaat op de banken zitten. Markeer met 2 pylonen een lijn van waarachter de bal het veld in moet worden gegooid of geschopt. Leg 2 matten valk bij de lijn neer en in het veld 21 blokjes in de vorm van een piramide (vanaf de slagpartij gezien). De blokjes staan op de lange kant rechtop. Eén leerling van de slagpartij schopt of gooit de foambal van achter de lijn het veld in. Daarna rent hij naar de blokjes en gooit zoveel mogelijk blokjes van de eerste rij van 6 blokjes met de hand (!) om. Als de eerste rij klaar is mag er begonnen worden aan de tweede rij met 5 blokjes, daarna de derde rij, etcetera. Elk omgegooid blokje telt voor 1 punt. De veldpartij moet de leerling die van de slagpartij aan de beurt is met de foambal afgooien. Als dat lukt is deze leerling uit en moeten de blokjes die deze leerling heeft omgegooid weer rechtop gezet worden. De punten tellen dan ook niet. Om te voorkomen dat hij wordt afgegooid rent de leerling van de slagpartij naar 1 van de 2 matten. Dan is de volgende leerling van de slagpartij aan de beurt. Deze gaat verder met omgooien waar de vorige leerling is gebleven. Hoe meer blokjes er zijn omgegooid, hoe moeilijker het wordt omdat de blokjes dan verder weg liggen. Een leerling van de slagpartij moet altijd minstens 1 blokje omgooien. Lukt dit niet dan is hij ook uit. Als er 3 leerlingen uit zijn wisselen de 2 partijen. Alle blokjes worden dan weer rechtop gezet. Als het een partij lukt om alle 21 blokjes om te gooien voordat er 3 leerlingen uit zijn krijgen ze als beloning 10 bonuspunten. Er wordt daarna door de 2 partijen gewisseld. Opmerkingen: ● Spreek af of er rechtstreeks afgegooid moet worden of dat elk balcontact telt. ● Maak het spel moeilijker/makkelijker door de blokjes dichterbij of verder weg te leggen en door te werken met meer ‘uitjes’ voordat er gewisseld wordt. ● De veldpartij mag alleen tussen de blokjes doorlopen om de bal te pakken. ● Spreek af of de veld partij mag lopen met de bal. Deens slagbal Deens slagbal is een variant op slagbal waarbij de kinderen niet rondlopen maar heen en weer gaan. Het is een spel waarbij de teams snel van rol kunnen wisselen. Benodigdheden ▪ 4 pylonen ▪ korf ▪ slagbalknuppel of plankje ▪ tennisbal De groep wordt verdeeld in twee even grote partijen. De gymzaal is verdeeld in een groot vak met daarnaast twee kleinere vakken. De slagpartij staat aan de kant in het ene kleine vak. Nadat de bal is weggeslagen moet de slagman naar het andere kleine vak aan de overkant rennen en weer terug. Lukt dit dan levert het 2 punten op. Als het niet in één keer lukt mag de slagman ook aan de overkant blijven staan en terug rennen wanneer een ander kind aan slag is. Dit levert 1 punt op.

De veldpartij kan op 3 manieren kinderen ‘uit’ krijgen: ▪ Door de bal te vangen ▪ Door met de bal een kind dat heen en weer rent in het grote vak af te tikken. ▪ Door te branden op het moment dat een kind in het grote vak heen en weer rent. Wanneer er drie kinderen uit zijn wisselen de slag- en de veldpartij.

Opmerkingen: ▪ Gebruik i.p.v. een tennisbal een foambal die getrapt of gegooid mag worden. De veldpartij mag nu ook kinderen die heen en weer rennen in het grote vak afgooien. ▪ Spreek een maximaal aantal kinderen af dat aan de overkant mag staan. Als er teveel kinderen staan zijn de kinderen die er het langst staan uit. Slagbal met hindernissen Regels: 1. Er is een brander, deze mag na elk rondje worden gewisseld. Het doel van de brander is om de bal zo snel in het brandvlak te laten vallen en STOP te roepen. Dan ligt het spel stil en mag er niet meer gelopen worden. Gebeurt dat wel dan is dat een strafpunt. 2. Als een leerling een paaltje niet bereikt heeft voordat de brander het spel heeft gestopt krijgt hij/zij een strafpunt. 3. Vangbal telt alleen als de bal wordt gevangen als deze nog niet op de grond, tegen de muur of tegen het plafond is geweest. 4. Slaghout moet in de hoepel liggen. Als dit niet is, moet de desbetreffende speler hem in de hoepel leggen. Is deze speler dan niet op tijd bij het paaltje, krijgt de slagpartij er een strafpunt bij. 5. Je mag drie keer slaan derde slag fout toch lopen. 6. Bij het slaan moet de bal over de eerste blauwe lijn. 7. Drie strafpunten (gaat dit te snel dan is het vijf strafpunten) of 3 vangballen is wisselen. Partij met de meeste punten wint. 8. De partijen worden zo opgedeeld dat er zowel sterke als zwakke kinderen in één partij

zitten....


Similar Free PDFs