12.1 De vier elementaire functies van management PDF

Title 12.1 De vier elementaire functies van management
Course logistiek management
Institution Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Pages 3
File Size 52.4 KB
File Type PDF
Total Downloads 105
Total Views 151

Summary

Deel 5 Hoofdstuk 12.1 De vier elementaire functies van management. Begrippen overzichtelijk gebundeld per hoofdstuk....


Description

Deel 5 Werknemers managen en ondersteunen Hoofdstuk 12 Managementfuncties en -vaardigheden 12.1 De vier elementaire functies van management Management: Het proces van het coördineren van resources teneinde de bedrijfsdoelen te verwezenlijken. Managementrollen: Gedragspatronen en -activiteiten die naar voren komen tijdens de uitvoering van de vier managementfuncties; omvatten sociale, informatieve en besluitvormingsrollen. Plannen: Het formuleren van doelen voor de organisatie en het bepalen van de beste manier om deze doelen te verwezenlijken. Strategische plannen: Beschrijven de activiteiten en resources die nodig zijn om de strategische doelen van het bedrijf te verwezenlijken; worden door het hogere management opgesteld, voor een periode van twee tot vijf jaar. Visie: Een realistisch beeld van de toekomst dat geworteld is in en een verbetering vormt ten opzichte van de huidige situatie. Mission statement: Een beschrijving van de bestaansreden, doelen en denkbeelden van het bedrijf. Doelen: De algemene lange termijndoelen van het bedrijf. Doelstellingen: Specifieke targets voor de kortere termijn. Tactische plannen: Plannen met een beschrijving van de activiteiten en resources die nodig zijn om tactische doelstellingen te behalen en het strategische plan te ondersteunen. Operationele plannen: Plannen met een beschrijving van de activiteiten en resources die nodig zijn om de operationele doelstellingen te behalen en het tactische plan te ondersteunen. Crisismanagement: Procedures en systemen voor het minimaliseren van de schade in bedreigende situaties. Organiseren: Het coördineren van resources om de bedrijfsplannen ten uitvoer te kunnen brengen. Managementpiramide: Een organisatiestructuur die bestaat uit een topkader, een middenkader en eerstelijnsmanagers.

Topkader: De managers op het bovenste niveau van de managementhiërarchie; zijn verantwoordelijk voor het formuleren van de strategische doelen en beschikken over het meeste gezag en de meeste verantwoordelijkheden. Middenkader: De managers op het middelste niveau van de managementhiërarchie; ontwikkelen plannen voor het implementeren van de bedrijfsdoelen en coördineren de werkzaamheden van de eerstelijnsmanagers. Eerstelijnsmanagers: De managers op het onderste niveau van de managementhiërarchie; sturen de uitvoerende werknemers aan en implementeren de plannen die op hogere managementniveaus zijn opgesteld. Leidinggeven: Het aansturen en motiveren van mensen om zich extra in te zetten voor de bedrijfsdoelen. Autocratische leiders: Leiders die anderen niet betrekken bij de besluitvorming. Democratische leiders: Leiders die verantwoordelijkheden delegeren en werknemers betrekken bij de besluitvorming. Participatiemanagement: De denkwijze dat alle werknemers betrokken moeten worden bij de planning en besluitvorming. Laissez-faire-leiders: Leiders die de besluitvorming vooral bij de werknemers leggen, met name wat betreft de dagelijkse werkzaamheden. Empowerment: Gezag en verantwoordelijkheden bij de werknemers neerleggen, zodat deze kunnen handelen zonder eerst goedkeuring van de manager te verkrijgen. Coaching: Werknemers helpen om het meeste uit zichzelf te halen door contact met hen te leggen, problemen met het werk te bespreken en suggesties voor mogelijke oplossingen aan te dragen. Mentoring: Ervaren managers die minder ervaren collega's inwijden in de kantoorpolitiek, als rolmodel fungeren en adviezen verstrekken over persoonlijke ontwikkeling in de organisatie. Bedrijfscultuur: De gedeelde waarden en normen die het managementsysteem ondersteunen en het gedrag van werknemers en managers sturen. Controleren: Het meten van de progressie richting de bedrijfsdoelen en -doelstellingen en het corrigeren van afwijkingen als de resultaten niet zijn zoals verwacht.

Balanced scorecard: Methode voor het monitoren van de prestaties, vanuit vier invalshoeken: financiën, operationele activiteiten, klantrelaties en de groei en ontwikkeling van werknemers en intellectueel eigendom. Kwaliteit: Een maatstaf voor de mate waarin een product voldoet aan standaarden en klantverwachtingen. Standaarden: Criteria op basis waarvan prestaties worden gemeten. Benchmarking: Het verzamelen en vergelijken van informatie over de processen en prestaties van andere bedrijven. Sociale vaardigheden: De vaardigheden die nodig zijn om andere mensen te begrijpen en effectief met hen te communiceren. Technische vaardigheden: De kennis en het vermogen om de technische aspecten van een bepaalde taak uit te voeren. Administratieve vaardigheden: Vaardigheden die nodig zijn om een organisatie efficiënt te kunnen runnen, zoals informatie verzamelen, gegevens analyseren, plannen, organiseren en andere aspecten van het werk van de manager. Conceptuele vaardigheden: Het vermogen om de relaties tussen de onderdelen van een groter geheel waar te nemen. Besluitvormingsvaardigheden: Het vermogen om een probleem te definiëren en te analyseren, mogelijke oplossingen af te wegen, een keuze te maken, het besluit te implementeren en de resultaten te beoordelen....


Similar Free PDFs