Het “wie “ - De vier temperamenten PDF

Title Het “wie “ - De vier temperamenten
Author Gwen Buelens
Course Nederlands
Institution ASO
Pages 6
File Size 94 KB
File Type PDF
Total Downloads 1
Total Views 137

Summary

Opgave...


Description

Het “wie “ - De vier temperamenten

Door het nastreven en bereiken van de concrete lesdoelen (kleine letters), kan deze oefening bijdragen aan het bereiken van de basiscompetenties (hoofdletters). Basiscompetenties (in hoofdletters) vertaald naar concrete lesdoelen: TONEN VERTROUWEN IN DE EIGEN MOGELIJKHEDEN



De spelers durven te improviseren.

GEBRUIKEN INTUÏTIE, VERBEELDING, ERVARINGEN, EMOTIES EN GEDACHTEN IN ARTISTIEKE UITINGEN



De spelers gebruiken intuïtie, verbeelding, ervaringen, emoties bij het verzinnen en spelen van personages in de vier temperamenten.

NEMEN INITIATIEF IN DE CONFRONTATIE MET HET ONVERWACHTE, HET TOEVALLIGE, HET ONBEKENDE 

De spelers gaan tijdens het verzinnen en spelen van personages in de vier temperamenten in op impulsen die ze krijgen van de andere speler .

ONDERZOEKEN DE EXPRESSIEMOGELIJKHEDEN VAN DE GEKOZEN UITDRUKKINGSVORM



De spelers zoeken naar types en personages in de vier temperamenten.

ZETTEN THEATRALE BOUWSTENEN IN



De spelers werken een temperament uit.

DE SPELERS VERBREDEN HUN REFERENTIEKADER BINNEN DE GEKOZEN UITDRUKKINGSVORM



De spelers maken kennis met de indeling van temperamenten aan de hand van oerelementen.

KIJKEN KRITISCH NAAR HET EIGEN SPEL EN TREKKEN ER CONCLUSIES UIT



De spelers kunnen na afloop hun improvisatie becommentariëren.

GEVEN BLIJK VAN SPEL- EN SPREEKNOODZAAK



De spelers demonstreren spelplezier tijdens het spelen.

OBSERVEREN DE THEATRALE EN DRAMATISCHE UITINGEN VAN ANDEREN EN LEREN ERUIT



De spelers kijken naar de improvisaties van de andere spelers en geven feedback.

REAGEREN OP IMPULSEN VAN ANDEREN



Bij het beantwoorden van de berichten gaan de spelers in op de impulsen van de andere spelers.

TONEN RESPECT EN BELANGSTELLING VOOR DE ANDERE EN ZIJN WERK



De spelers zijn aandachtig als de anderen hun improvisatie tonen.

GAAN CONSTRUCTIEF OM MET FEEDBACK



De spelers nemen de feedback van de docent en de medespelers ter harte.

Verloop

achtergrondinfo

De docent licht toe. In Woordkunst- Drama (Vb. Woudenberg, ‘The storyteller’s way’) wordt nog steeds gewerkt met de ideeën van Hippocrates. Deze Griekse wijsgeer zocht naar een overeenstemming tussen het zielengeestelijke en het fysieke van de mens en kwam tot een indeling in vier temperamenten: de sanguinicus, de flegmaticus, de cholericus en de melancholicus. Personages zijn meestal mengvormen van deze vier types waarbij het dominerende temperament bepalend is voor het karakter. De pedagoog Rudolf Steiner verbond deze leer van de temperamenten aan de vier oerelementen: aarde, water; lucht en vuur. Sanguinische temperament (lucht) Luchtig, vluchtig, vriendelijk, vlot, wispelturig, driftig, genieten van veel mooie kleine dingen, houden van afwisseling, houden van afleiding, willen variatie, kunnen verrassen met kleine oorspronkelijke cadeautjes, gevoelig voor sfeer, houden de stemming graag luchtig, extravert, reageert makkelijk op impulsen, korte spanningsbogen, oppervlakkig, nieuwsgierig, kijken vooruit, soms veel praten en weinig doen.

Het flegmatische temperament (water) Vitaal, energiek, groot uithoudingsvermogen, houden van herhaling, zijn gesteld op comfort, traag, makkelijk, vaste gewoontes, kalm, niet snel geïrriteerd, methodisch, kunnen goed relaties maken en onderhouden, sterk inlevingsvermogen, goed luisteren, aardig, royaal, meelevend, invoelend, niet resultaatsgericht.

Het melancholische temperament (aarde)

Leeft sterk in zijn lichaam, graag alleen, diepzinnige vragen, houdt van dromerige verhalen, een piekeraar, introvert, empathisch, slaapt moeilijk, veel nadenken, zorgzaam, graag alleen, grondig, gericht op details, prima procesbewaker, muziek, sport, kieskeurig met eten, kijkt achteruit Het cholerische temperament (vuur)

Vurig, uitbarstingen van woede, enthousiast, sterke hartstocht, sterke instincten, weinig geduld, zichzelf zijn, zelden humeurig, geen gepieker of ongerustheid, plichtsbewust, volhardend, stoutmoedig, destructief, genereus, beslist, onafhankelijk, ego, leider, dominant, bazig, creatief, nood aan nieuwe uitdagingen.

Verwerking oefening 1: de reisgids De docent roept de helft van de spelers op het speelvlak. De andere helft observeert. Een van de spelers is een reisgids, de andere spelers zijn toeristen die worden rondgeleid in een stad. De spelers krijgen de opdracht om voor zichzelf een personage te kiezen. Ze spelen hun scène met dit personage in het achterhoofd. Zij delen wel niet mee welk personage ze kozen. De helft van de spelersgroep gaat zitten. De andere helft speelt, met het personage in gedachte, een toerist die rondgeleid wordt in een oude stad. De toeristen kennen elkaar niet, maar mogen reageren op al wat de gids zegt of wat ze ervaren. Dit doen ze vanuit hun temperament. Tijdens de nabespreking zeggen de toeschouwers wat ze zagen gebeuren en welke temperamenten ze hebben herkend. De spelers wisselen van rol. Deze keer speelt de groep een stel vrienden of klasgenoten die een ruimte moeten klaarzetten voor een feest, een voorstelling, een oudercontact ...

Hulpvragen bij de nabespreking kunnen zijn: Welke karakters zijn consequent gespeeld?

Waardoor bleven ze herkenbaar? Welke momenten in het spel boeide ons en waardoor kwam dat? Welk stilte moment sprak boekdelen?

Verwerking oefening 2: stripfiguren + rampensituatie

De docent geeft de spelers de volgende opdracht. Zet bij elk karakter zoveel mogelijk stripfiguren of figuren uit tekenfilms die erbij passen. Tijdens een gespreksronde lichten de spelers elkaar toe waarom ze vinden dat deze figuren bij die karakters horen. Vb. Donald Duck is een bazige, luide eend: cholerisch type Droopy heeft een triest, dromerig uiterlijk en lijkt meer een melancholisch type.

De docent verdeelt de spelers in groepjes van maximaal vier. De spelers kiezen elk een verschillend temperament en een figuur die daarbij past. De opdracht is om een scène te spelen met dat figuur in het achterhoofd. Het gaat hem niet zozeer om een exacte uitbeelding, maar wel om het suggereren van het karakter. De vier figuren zijn toeristen die een boottochtje maken. Blijkt dat er iets grondig mis met het bootje: De motor valt uit, het bootje drijft af richting volle zee, ze hebben geen bereik, de golven worden alsmaar hoger .... De vier figuren zijn toeristen die een autootje hebben gehuurd. Ze zijn er een onherbergzaam gebied mee ingetrokken. Opeens valt het autootje stil. De brandstof is op. Ze hebben geen bereik, het is bloedheet ... De vier figuren zijn toeristen die aan het zwembad liggen van een hotel. Plots verspreidt er zich een brandlucht. Ze weten eerst niet waarvan het komt. De vier figuren zijn toeristen op een camping. De plaatselijk bevolking voert een actie tegen de kampeerders. Zij maken veel vuil, brengen veel drukte mee en verteren te weinig. Op de camping verdwijnen spullen, worden spullen kapot gemaakt ...

Etc. Tip Dezelfde oefening kan ook gedaan worden met personages uit sprookjes of soaps.

Verwerking 3: vertellen vanuit een sanguinisch, flegmatisch, melancholisch of cholerisch temperament

De docent vraagt de spelers om duo’s te vormen. Zij kiezen elk een verschillend temperament. Vanuit dat temperament gaan ze vertellend improviseren. Ze beschrijven een ongeluk of incident waarvan ze getuige waren. De spelers zijn goede vrienden of vriendinnen van elkaar. Ze mogen hierbij zelf iets verzinnen of ze krijgen een hint van de docent. De spelers mogen vooraf even afspreken (wie wat waar wanneer). Vb. Een ekster die wegvloog met een gouden ketting Een acteur die op de scène een hartaanval krijgt Een kinderwagen die plots de helling afrolde Een geval van verkeersagressie Een verborgen luik in de kelder van een huisje in een bos Een kind dat in een museum zijn woede bekoelde op een duur, broos kunstwerk Twee mensen in een supermarkt die ruzie maken over het laatste blikje appelmoes ... Speler A begint.

Als de docent in de handen klapt, vertelt speler B verder vanuit zijn temperament. Vervolgens neemt speler A weer over De spelers vullen elkaars verhaal aan. Enz. Na elke oefening volgt een nabespreking. Hebben de toeschouwers het temperament herkend? Waaraan hebben ze het herkend? In hoeverre was de manier van vertellen in overeenstemming met het non-verbale? Wat was er moeilijk voor de spelers? Wat ging vlot? Vervolgens vertellen dezelfde spelers hetzelfde verhaal vanuit de twee overblijvende karakters. Opnieuw volgt een nabespreking....


Similar Free PDFs