Economie functies van geld PDF

Title Economie functies van geld
Course Economie
Institution ASO
Pages 7
File Size 437.1 KB
File Type PDF
Total Downloads 9
Total Views 171

Summary

Download Economie functies van geld PDF


Description

Economie: T7: OV1: Functies van geld – Chartaal en giraal geld 1. Functies van geld Geld is onmisbaar geworden in onze economie. Het heeft verschillende functies:   

Geld als ruilmiddel Geld als waardemeter en een rekeneenheid Geld als spaarmiddel

Transactiemotief = geld gebruiken om iets te kopen, om iemand te betalen Voorzorgmotief = geld bijhouden uit onzekerheid, voor het geval je het nodig hebt Speculatiemotief = gel bijhouden omdat je een rentestijging verwacht.

2. Wat is een goed (praktisch) betaalmiddel? Eigenschappen geld:    

Draagbaar klein gewicht met grote waarden, makkelijk transporteerbaar Deelbaar  er moet geld van verschillende waarde bestaan Algemeen aanvaard of herkenbaar  het moet door iedereen geaccepteerd worden Duurzaam waardevast, waardeschommelingen zouden het onbetrouwbaar maken

3. De geschiedenis van geld Vroeger werden goud en zilver vaak vervaardigd als munten dit was omdat edele metalen na bewerking als sieraad gebruikt konden worden.  Edele metalen zijn intrinsiek waardevol. Standaardmunten = wanneer de nominale waarde precies gelijk is aan de intrinsieke waarde (tegenwaarde). Ze moeten tot een onbegrensd bedrag aanvaard worden als wettig betaalmiddel. Tekenmunten = Wanneer de nominale waarde groter is dan de waarde van het goud of zilver dat de munt bevat. Ook onbeperkt wettige betaalmiddelen, maar mogen niet vrij worden geslagen. Uitgifte gebeurd door overheid. Pasmunten = Wanneer er geen edele metalen meer gebruikt worden, maar onedele metalen, zoals nikkel, koper. Nominale waarde is groter dan intrinsieke waarde. De munten van vandaag. Conventioneel papiergeld = niets meer te maken met gouddekking.  Koopkracht doordat de overheid het als wettelijk betaalmiddel invoert  Berust op vertrouwen Representatief papiergeld = elk biljet vertegenwoordigde een bepaald gewicht aan goud.  100% goudconvertibel Fiduciair papiergeld = gedeeltelijke gouddekking  Niet 100% goudconvertibel

4. Chartaal en giraal geld Vandaag wordt er met pasmunten en conventioneel papiergeld (fiduciair geld) of via rekeningen betaald.

4.1.

Het onderscheid tussen chartaal en giraal geld

Chartaal geld = tastbare geld, pasmunten en geldbiljetten Giraal geld = geld op rekeningen of deposito’s. Indien het niet direct opgevraagd kan worden behoort het niet tot giraal geld zoals bv. geld op termijnrekeningen. Naargelang de opvraagbaarheid van het geld, wordt de geldhoeveelheid opgesplitst in drie categorieën, M1, M2 en M3. Dit zijn de monetaire aggregaten.

Deposito = het in bewaring geven van geld aan een bank. In die zin is deposito dus een handeling, maar ook het geld zelf dat aldus in bewaring is gegeven.

4.2.

Het gebruik van chartaal geld

In de jaren 60 bestond meer dan de helft van de totale geldhoeveelheid uit bankbiljetten en mundstukken. In 2010 was dit nog maar 16,9% Het percentage daalt nog steeds. Het is in vele gevallen niet meer noodzakelijk om cash op zak te hebben. De landen waar ze het minst met cash betalen zijn deScandinavische eilanden, Canada en Singapore.

Voor- en nadelen betalen met chartaal geld: Voordelen - Directe betaling, geen vertraging -

Nadelen - Cash wordt veel in crimineel milieu gebruikt Betaling is anoniem - Productie van cash geld en bankautomaten is duur Geen elektronica nodig - Geld is vaak vuil Je kan niet meer uitgeven dat wat er - Meer kansop diefstel,verlied in je portefouille zit Geen elektriciteit nodig, bv - / strommpanne is geen probleem

4.3.

Het gebruik van giraal geld

Verschil tussen overschrijving, domiciliëring en een perodieke opdracht:

Verschil bankkaart en kredietkaart:

5. Chartaalgekd in omloop 5.1.

De emissie van chartaal geld

De uitgigte van de bankbiljeten van 500,00 euro werd stopgezet om de strijd tegen witwassen en fiscale fraude tegen te gaan. Het aantal bankbiljetten van 50 stijgt stevig over de jaren heen. 4 factoren die de vraag naar eurobiljetten kunnen beïnvloeden:  De zwarte markt  locale cultuur  sparen  festieve periodes

5.2 chartale geldschepping

‘Bazooka’ 

Chartale geldschepping gebeurd indien:  De ECB overheidseffecten verkoopt  Financiële instellingen hun leningen oplossen bij de ECB  De ECB vreemde valuta verkoopt en hiervoor euro’s in de plaats ontvangt

6. Girale gelschepping 6.1.

De maximale girale geldcreatie

Het is noodzakelijk dat de bank geld in reserve houdt omdat de bank erop voorzien moet zijn indien er vraag is naar bankbiljetten.

De girale geldchepping van de banken wordt dus bepaald door: - De voorkeur van de klanten om geld in chartale vorm aan te houden =liquiditeitsvoorkeur - De hoogte van de kasreservecoëfficiënt Kasreservecoëfficiënt = liquiditeitscoëfficiënt. Percentage dat weergeeft hoeveel deposito’s de banken in chartale vorm aanhouden. GO *(1-r)/r...


Similar Free PDFs