Begrippenlijst Deel 1 PDF

Title Begrippenlijst Deel 1
Course Multiculturele samenleving
Institution Karel de Grote Hogeschool
Pages 14
File Size 198.7 KB
File Type PDF
Total Downloads 19
Total Views 126

Summary

Download Begrippenlijst Deel 1 PDF


Description

BEGRIPPENLIJST MULTICULTURELE SAMENLEVING DEEL 1:



Acculturatie: Een proces dat zich voordoet wanneer sociale groepen met verschillend cultuurpatroon in min of meer langdurig contact komen, waaruit veranderingen in het cultuurpatroon van één of meer groepen voortvloeien.



Acculturatie: Proces van verandering bij individuen en groepen na langdurig contact met een andere cultuur, waarbij men zich aanpast aan de (nieuwe) meerderheidscultuur. Kan gebeuren na migratie of langdurig intercultureel contact.



Actief pluralisme: Actief pluralisme gaat er van uit dat strikte neutraliteit niet

overal recht doet aan het intrinsieke belang van levensbeschouwelijke ideeën en aan de plaats die ze in de openbare ruimte kunnen innemen 

Affectieve bindingen: elkaar nodig hebben voor vriendschap steun en liefde maar ook een sportclub e.d.



Alledaags racisme: Heeft te maken met de effecten van vooroordelen en met overreageren in de dagelijkse interactie. Bijvoorbeeld winkelpersoneel dat een groep allochtonen scherp in de gaten houdt en als risicogroep bestempelt. Vaak worden dergelijke ideologische constructies enkel gezien als ‘onschuldige’ zaken die circuleren in de ideeënwereld, helaas is dat niet het geval.



Allochtoon: ‘Een persoon die legaal in België verblijft, ongeacht of hij/zij de Belgische nationaliteit heeft, en waarvan minstens één van de ouders of grootouders geboren is buiten België.



Arbeidsmigranten: Mensen die immigreren omdat ze hier willen komen werken.



Asielprocedure: de procedure die moet worden gevolgd om als vluchteling te worden erkend.



Asielzoeker: Kandidaat-vluchteling of asielzoeker is degene die een asielaanvraag heeft ingediend en een voorlopig verblijf op het grondgebied heeft zolang er geen definitieve beslissing werd genomen over zijn aanvraag. Een vreemdeling is asielzoeker vanaf het ogenblik dat hij de grens overschrijdt om asiel aan te vragen tot op het ogenblik dat de Commissaris-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) hem als vluchteling erkent.



Assimilatie: Zodanige aanpassing van individuen of groepen aan een dominante cultuur dat de oorspronkelijke culturele identiteit vrijwel verdwijnt.



Assimilatiemodel: Nieuwkomers nemen dominante cultuur volledig over, eigen cultuur verdwijnt grotendeels.

1



Autochtoon: de oorspronkelijke bewoner van een land die er zijn wortels heeft; de inheemse bevolking.



Botsende beschavingen: De ‘botsende beschavingen’ (Engels: Clash of Civilizations ) is de theorie van de Amerikaanse politicoloog Samuel Huntington die zegt dat de culturele en religieuze identiteit van mensen de belangrijkste bron van conflicten wordt in de periode na de Koude Oorlog.



Botsende waarden en normen: tegenstellingen tussen verschillende culturen in een samenleving.



Clandestiene migranten: Migranten die illegaal de grens oversteken en nooit een verblijfprocedure opstarten.



Conflictdiversiteit: Een maatschappelijke stroom die culturele diversiteit in de hedendaagse multiculturele samenleving vooral voorstelt als een voortdurende ‘last’ en er weinig ‘lust’ in ziet.



Cultureel kapitaal: Cultureel kapitaal is het geheel van kennis, cognitieve vaardigheden en opleiding van een persoon waarmee sociale privileges verworven of behouden kunnen worden. Daarmee is het van invloed op de sociale mobiliteit. Het concept is afkomstig van Pierre Bourdieu, die onderscheid maakte tussen verschillende soorten kapitaal die mensen nodig hebben om macht en invloed te verwerven. Naast cultureel kapitaal waren dit aanvankelijk economisch kapitaal als geld en onroerend goed, en sociaal kapitaal als relaties en netwerken.



Culturele assimilatie: Wanneer een culturele minderheid de kenmerken van een meerderheid overneemt, kunnen we spreken van culturele assimilatie.



Culturele diversiteit: Grote culturele verschillen tussen groepen mensen in een land.



Culturele identiteit: De eigenschappen die een groep ervaart als kenmerkend voor zijn cultuur. Culturele identiteit houdt een groep samen. Dit kan zowel positief (intercultureel vermogen) als negatief (nationalisme) werken.



Culturele integratie: D e integratie van een groep in een andere groep op gebied van cultuur. Hierbij neemt de minderheidsgroep de culturele gewoonten van de meerderheidsgroep over.



Culturele ontworteling: mensen verlaten een bepaalde culturele leefwereld voor een andere culturele leefwereld.



Culturisme: Het toeschrijven van veel problemen die sociaal zijn, maatschappelijke oorzaken hebben aan de cultuur. Deze visie ziet de cultuur van migrantengroepen als dé verklarende factor voor hun achterstand en de problemen in de samenleving en maakt dat de achterstand verwijtbaar zijn aan de migrantengroepen: ‘het is de schuld van de migranten zelf’. Bij armoede bij personen met een migrantenachtergrond hanteert men dikwijls het “cultureel schuldmodel”: de etnische cultuur van de

2

persoon wordt aanzien als de oorzaak van de armoede bv. Vrouwen mogen niet gaan werken waardoor het gezin moet rondkomen met één inkomen. 

Cultuur: Waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en dus als vanzelfsprekend beschouwen. Een geheel van betekenissen dat de mens oriënteert op de werkelijkheid waarin hij leeft, hem inzicht geeft in de dingen waar het in het leven om gaat, en hem duidelijk maakt welke normen en waarden zijn leven richting dienen te geven.



Cultuurgroep: Mensen met een gemeenschappelijke cultuur.



Cultuurkenmerken: Normen en waarden.



Diaspora: Diaspora: het tussen andersdenkenden verstrooid wonen van leden van een (religieuze, culturele, etnische…) gemeenschap.



Discriminatie: Het verschillend behandelen, door een staat, organisatie of werkgever, van mensen van bepaalde sekse, etnische groep (ras), leeftijd, religie, seksuele geaardheid, lichamelijke handicaps, etc. Kortom van al die eigenschappen die iemand in principe niet minder geschikt maken door een functie, opleiding, lidmaatschap, uitkering, etc. dan een ander. Mensen verschillend behandelen naar begaafdheid valt niet onder discriminatie wanneer voor een functie, opleiding of lidmaatschap een bepaald niveau van begaafdheid minimaal noodzakelijk is. Het woord wordt meestal gebruikt als bepaalde mensen nadelig worden behandeld, en niet als aan bepaalde mensen gunsten worden verleend, tenzij dat automatisch inhoudt dat die gunsten aan anderen, van een andere sekse, ethische groep, etc. worden onthouden. In dat geval spreekt men van positieve discriminatie.



Diversiteit: Verscheidenheid van mensen, groepen, rassen, culturen.



Dominant: overheersend.



Dominante cultuur: De cultuur die het meeste invloed heeft op de samenleving, vaak van de meerderheid van de bevolking.



Emancipatie: Het zelfbewuster worden en opeisen van gelijke of gelijkwaardige rechten door voorheen achtergestelde groepen in de bevolking.



Emigratie: Het verhuizen uit een land, met het doel je in een ander land te vestigen.



Etniciteit: De term etniciteit verwijst naar origine, identiteit, afstamming of ras. Maar het begrip kan evenzeer refereren aan cultuur, gebruiken of geloof. Etniciteit kan de verbondenheid tussen leden van een groep uitdrukken.



Etniciteit: Etniciteit gaat over een specifieke soort van identificatie van groepen mensen met bepaalde groepskenmerken. Kenmerkend voor etniciteit is dat mensen verwijzen naar een bepaald territorium, waar dan in hun ogen een specifieke cultuur bij hoort. Bij een etniciteit hoort vaak een gedeelde geschiedenis en soms ook een

3

gedeeld geloof. Je ziet dat etnische groepen vaak een bepaald verleden claimen, terwijl die etnische groep in dat verleden als zodanig nog niet eens bestond. 

Etnisch- culturele diversiteit: is de verscheidenheid aan culturen binnen een specifieke regio, of in de wereld in zijn geheel. De mate van culturele diversiteit binnen een regio of samenleving kan worden afgeleid van de mate van aanwezigheid van mensen met verschillende etnisch-culturele achtergronden.



Etnisch-culturele minderheden: Het geheel van de allochtonen, de vluchtelingen en de woonwagenbewoners en de niet tot voornoemde groepen behorende vreemdelingen die zich in België bevinden zonder wettig verblijfsstatuut en die wegens hun noodsituatie opvang of bijstand vragen;



Etnische enclaves: Een gebied dat bewoond is door een groep mensen die zich onderscheidt van andere groepen. Het gebied is in zijn geheel omsloten door een gebied dat door een andere etnische groep wordt bewoond.



Etnische groep: Bevolkingsgroepen, met een eigen taal en eigen gewoontes en opvattingen, een eigen geschiedenis en tradities en vaak ook met verschillen in uiterlijk.



Etnische identiteit: Een etniciteit is een sociaal-culturele identiteit die een bepaalde groep mensen of een aantal bevolkingsgroepen verbindt. Het concept etniciteit wortelt in het gegeven dat de leden van bepaalde bevolkingsgroepen zich identificeren met gezamenlijke kenmerken, zoals nationaliteit, verwantschap, religie, taal, cultuur of geschiedenis en de daaraan ontleende normen en waarden. Het gemeenschappelijke "erfgoed" en de solidariteitsbeleving op grond daarvan vormen de etniciteit. Het woord komt van Grieks ethnikos, "behorende tot een ethnos, dat is volk. Dit woord duidde aanvankelijk op groepen mensen die in politiek, gebruiken en godsdienst met elkaar verbonden waren.



Etnocentrisme: Denk- en gedragswijze, gekenmerkt door onmacht of onwil zich te verplaatsen in de normen, waarden, motieven, belangen, opvattingen, gewoonten enzovoort van mensen behorend tot een andere dan de eigen samenleving. Etnocentrisme: andere culturen zijn minder, eigen cultuur is superieur.



Etnocentrisme: Het Griekse woord ethnos betekent volk. Met etnocentrisme wordt bedoeld dat je andere culturen beoordeelt met de normen en waarden van je eigen samenleving. Omdat je de eigen cultuur centraal stelt als maatstaf, worden andere culturen automatisch gezien als minderwaardige imitaties van je eigen cultuur. Met etnocentrisme wordt ook altijd een waardeoordeel gegeven over andere culturen. Antropologen gaan er vanuit dat een beoordeling, bijvoorbeeld in termen van goed of kwaad, afhankelijk is van de normen en waarden van de eigen cultuur. Met andere woorden, normatieve begrippen als goed en kwaad, zijn aangeleerde begrippen. Een beoordeling uitspreken over een cultureel verschijnsel is dan ook voor de antropoloog

4

zinloos. Beter is het te zoeken naar waarom men in een cultuur bepaalde verschijnselen goed of kwaad acht (of mooi, lelijk, waardevol, educatief, overbodig etc.). 

Falsificatieprincipe: als een of enkele onderdelen niet juist zijn, kan het hele verhaal, hoe plausibel ook, onjuist zijn.



Gastarbeider: Met gastarbeiders worden werkende mensen bedoeld die tijdelijk naar een ander land komen om daar arbeid te verrichten. De beweegreden voor een dergelijke actie is vrijwel altijd een economische: er is te weinig werk in het thuisland en er is voldoende vraag naar arbeiders in het gastland.



Generatieconflict: ouders en kinderen die tegenover elkaar staan en soms moeilijk begrip voor elkaar visie en leefstijl kunnen opbrengen.



Gepolariseerd: het veroorzaken van een conflict of het versterken van tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen of politieke partijen.



Gevestigden: De ‘originele’ bewoners van een grondgebied.



Gezinshereniging: Men spreekt van ‘gezinshereniging’ in het geval dat de familieband reeds bestond voor de migratie, ofwel door huwelijk ofwel door afstamming. Het gaat dus om migratie van partners, maar ook om die van voorouders en nakomelingen in rechte lijn (Centrum Voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding, 2007).



Gezinsvorming: betekent dat men migreert naar een ander land omdat men gehuwd is of gaat huwen met een persoon die een wettig verblijf heeft in dat land. De emigrant heeft zelf geen geldige permanente verblijfsvergunning om in dat land te blijven. Door te huwen met een persoon die de nationaliteit van het land heeft, kan hij dit verkrijgen. Dit wordt ook wel huwelijksmigratie genoemd. (Kruispunt MigratieIntegratie, z.d.)



Globalisering: Synoniem voor mondialisering. Koepelbegrip voor de toename van relaties tussen landen en samenlevingen over de hele wereld, waardoor de invloed van beslissingen en veranderingen in een groep ook in andere groepen kan worden gevoeld. Deze wereldwijde integratie gebeurt vooral op economisch, maar ook op politiek, financieel en cultureel vlak. Voorbeelden zijn de wereldwijde vestigingen van McDonalds, maar ook de razendsnelle verspreiding van Halloween vanuit de Verenigde Staten.



Homogeen: overal gelijk, overal hetzelfde samengesteld; gelijkaardig.



Identiteit: Je spreekt van identiteit als mensen zich met bepaalde culturele kenmerken gaan identificeren. Mensen gaan zich identificeren met bepaalde kenmerken, niet alleen door dingen te benoemen die bij hen 'horen', maar ook door dingen te benoemen die typisch bij anderen horen. Bepaalde mensen horen erbij, en anderen niet. Identiteit gaat primair om in- en uitsluiting. Sociale insluiting betekent

5

dat bepaalde mensen samen een groep vormen, waarmee zij zich identificeren. Sociale uitsluiting betekent dat bepaalde mensen geen lid kunnen worden van deze gemeenschap 

Illegaal: Persoon die niet beschikt over een verblijfsdocument dat geldig is in het land waar hij zich bevindt en er verblijft zonder hiertoe gemachtigd te zijn, omdat hij illegaal op het grondgebied is aangekomen of omdat hij wettelijk op het grondgebied is aangekomen maar vervolgens illegaal is geworden.



Imago: onveranderlijk beeld van iets of van iemand zoals dat door de buitenwereld wordt gezien.



Immigratie: Een land binnenkomen, met het doel je daar te vestigen.



Inclusie: De insluiting in de samenleving van achtergestelde groepen op basis van gelijkwaardige rechten en plichten. Inclusie wordt vooral gebruikt in het discours rond allochtonen, kansarmen en mensen met een handicap/ functiebeperking. De verantwoordelijkheid tot ‘aanpassing’ ligt niet bij een sociaal achtergestelde groep, zoals bij integratie. Het is de maatschappij die zich aanpast en diversiteit als een meerwaarde ziet.



Individualisering: Ontwikkeling in de samenleving waarbij het individu en zijn behoeften meer centraal komen te staan. Het individu wordt niet langer vooral gezien als onderdeel van grotere gehelen, zoals het gezin, maar als op zichzelf staand wezen.



Integratie: Integratie betekent letterlijk dat verschillende onderdelen verworden tot één geheel. Binnen de sociologie is integratie het proces waarbij de leden van een gegeven groep in toenemende mate deel gaan uitmaken van en opgenomen worden in de omringende samenleving. Een gedeeltelijke aanpassing aan de dominante cultuur van een land met behoud van cultuurkenmerken.



Integratiebeleid: beleid gericht op de bevordering van integratie van allochtonen of immigranten.



Integratie-erkenningsparadox: Deze paradox duidt aan dat de mate waarin leden van een minderheidsgroep zich ‘geïntegreerd’ weten in de gastsamenleving niet alleen een zaak is van structurele en sociaal-culturele integratie, maar ook een erkenning van hun specifieke identiteit. Dat is een paradox omdat er al te vaak over integratie gesproken wordt in termen van een ‘zich naadloos’ invoegen in ‘ of een ‘zich aanpassen aan’. De paradox wijst op het omgekeerde: door miskenning van het verschil gaan mensen zich niet ‘integreren’ maar zich van de samenleving afkeren en zich terugplooien op de eigen culturele-identiteit. Ze eisen erkenning van hun culturele-identiteit (het hoofddoekendebat), anderen willen zelfs culturele aspecten van de meerderheid afgeschaft zien (de zwarte piet discussie). Sociaal economische

6

stijging leidt juist tot sociaal-culturele verwijdering ten opzichte van de ontvangende samenleving. 

Interbellum: Interbellum is een uit het Latijns afkomstig woord dat letterlijk ‘tussen oorlog’ betekent. Hiermee wordt dan ook de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog bedoeld.



Interdependentie:Interdependentie is onderlinge afhankelijkheid of samenhang. Bij sociale interdependentie zijn mensen op elkaar aangewezen. Bij staten is er sprake van interdependentie als beide tegelijk van elkaar afhankelijk zijn. Deze mate van dependentie hoeft echter niet aan elkaar gelijk te zijn.



Internalisatie: Mensen gaan zich automatisch zo gedragen zoals de groep dat van hen verwacht.



Kettingmigratie: Een vorm van volmigratie die op gang wordt gebracht doordat eerdere migranten informatie sturen naar de achterblijvers.



Kosmopolitisme: Van kosmopolitisme is sprake als iemand een gevoel van verbondenheid met de mensheid in het algemeen ervaart, dat sterker is dan enig gevoel voor nationale of regionale identiteit. Een dergelijke verbondenheid wordt ook wel aangemerkt als wereldburgerschap. Kosmopolitisme gaat ervan uit dat culturen aan verandering onderhevig zijn en elkaar beïnvloeden.



Lineair: met een gelijkmatige verloop in dezelfde richting.



Loyaliteit: Trouw of loyaliteit is een morele verbondenheid, vasthoudendheid, of het zich houden aan een verbintenis, band, of verplichting. Waar deze verplichting niet wordt nageleefd, waar trouw wordt geschonden en ontrouw intreedt, kan sprake zijn van verraad.



Majority-minority city’s: Steden waarvan de populatie evolueert naar een verhouding waarbij de autochtone bevolking als grootste minderheid naast een groot aantal andere minderheidsgroepen staat.



Marginaal: Met marginaal wordt in dit verband bedoeld dat de betreffende groep buiten of aan de rand van een systeem staat en voor het gevoel van alle partijen ‘weinig of niet geïntegreerd in de samenleving is.



Meerderheidscultuur: De cultuur van de meerderheid van een bevolking. Tegenover minderheidscultuur.



Mensen met een precair verblijf: Mensen die over een tijdelijk, legaal verblijfsstatuut beschikken, maar zodra deze verblijfstitel verstreken is, hun wettig verblijf in België dreigen te verliezen.



Mensen zonder wettig verblijf: (ook mensen zonder papieren genoemd) zijn alle vreemdelingen die zonder legale verblijfstitel op het Belgisch grondgebied verblijven.



Migrant: Een migrant is (letterlijk) iemand die migreert, dat wil zeggen verhuist. Het begrip wordt echter voornamelijk gebruikt voor iemand die zijn vertrouwde

7

omgeving verlaat om zich elders, dikwijls in een ander land, te gaan vestigen – definitief, of toch tenminste voor langere tijd. 

Migrantencultuur: Een mengvorm van de cultuur waarmee de migran...


Similar Free PDFs