Elektrotherapie deel 1 PDF

Title Elektrotherapie deel 1
Course Fysische middelen in de revalidatie en kinesitherapie
Institution Universiteit Gent
Pages 9
File Size 296.7 KB
File Type PDF
Total Downloads 95
Total Views 141

Summary

samenvatting...


Description

Elektrotherapie Pijn = onaangename sensorische prikkel dat gepaard gaat emotionele ervaringen (psyche is dus belangrijk) 1. Acute pijn  Gaat snel over (48u na trauma)  Een biologisch beschermende waarschuwing van actieve weefselbeschadiging  Onmiddellijk na letsel  Goede reactie op klassieke pijnstillers 2. Chronische pijn  Zelden een beschermende verdienste  Veelal een ziekteproces op zich  Vaak tgv een niet afdoende behandelde acute pijnsituatie  Pijn langer dan 6 maand na oorzakelijk trauma  Gebrek aan adequate heling of therapie  Blijvende nociceptieve input  Vaak geneest het letsel, maar blijven er pijnprikkels door andere zenuwmechanismen O.b.v. getroffen weefselstructuren: 1) Nociceptieve pijn  Somatische pijn: afkomstig van letsel uit bot of weke delen ( kan door P goed worden omschreven  knagend, scherp) vb. artritis, postoperatieve pijn  Viscerale pijn: vaak bij maligne aandoeningen (diep, nijpend koliekachtig) 2) Neuropathische pijn  Brandende, elektrische, tintelende, schietende pijn  Continue of paroxysmaal (aanvallend optredend)  Vb. fantoompijn, perifere neuropathie 3) Doorbraakpijn  Episodische toenamen van pijn die eerder onder controle was  Al dan niet gerelateerd aan gecontroleerde achtergrondpijn  Duur: sec- uren  Vaak tgv. End-of-dose-fenomeen Pijnevaluatie:     

Anamnese: onset, karakteristieken, lokalisatie, voorafgaande medicatie, voorgeschiedenis Eerdere pijnervaringen nagaan Psychologische factoren Culturele factoren Pijnschalen

Groeien en groeipijn:  

Groeien is pijnloos Groeipijn: uitsluitingsdiagnose  Vaak geen oorzaak bij adolescente meisjes  Bilaterale pijn in rust/ ’s nachts

  

Familiaal Mogelijks teken van leukemie Therapie: P regelmatig controleren

Behandeling: PREVENTIE    

acute pijn  pijnstilling P vertellen dat pijn chronisch kan worden Soms snel heelkunde om hyperacute problemen op te lossen P regelmatig terugzien

FARMACOLOGISCHE BEHANDELING     

Niet-opioïde analgetica: paracetamol, NSAID, selectieve COX-2-remmers Opioïde analgetica Antidepressiva Anti-epileptica Lokale pijnbestrijding

ELEKTROTHERAPIE FYSIOTHERAPIE = geneeskundige therapie, al dan niet met eigen activiteit van de P dmv. Uitwendige toediening van natuurkundige prikkels  fysische prikkels Soorten energie:    

Elektrische energie Elektromagnetische energie Mechanische energie Thermische energie

Elektrische prikkel: 1. Continue applicatie: creëren galvanisch effect  pijndempende elektrotherapie  pijndemping; galvanisatie, iontoforese 2. Gepulseerde applicatie: uitlokken AP  Zenuwcellen: a) Sensibele zenuwvezels: pijndeming; TENS; middenfrequentie b) Motorische zenuwvezels: EM stimulatie; NMES  Spiercellen: EM stimulatie; spierstimulatie Gelijkstroom:  

Continue: galvanisatie, iontoforese Onderbroken: elektrostimulatie (gedenerveerde spieren)

Wisselstroom: 

 

Laag frequent: o Diadynamisch o Faradische stromen (normale spieren) o TENS: analgetisch, spierstimulerend Middenfrequent: interferentiële stromen Hoogfrequent: o Ultrason (continue of gepulseerd)

o o

Diathermie Lichttherapie (UV, IR, laser)

Mechanische prikkel:   

Spiercontractie (Elektrostimulatie) Drukverandering in de weefsels (Ulatrason) Verplaatsen van moleculen/ionen (iontoforese)

Chemische prikkel: 

Vorming van bepaalde stoffen thv elektroden (NaOH aan kathode, HCl aan anode; melanogeeen in melaninepigment (UV))

Elektrische prikkel: 

Polarisatie en ontstaan AP

Thermische prikkel:  

Indirect via VD Direct via ultrason

Prikkeldosis= prikkelsterkte * prikkelduur    

dosis submitis: net geen waarneembare prikkel dosis mitis: juist waarneembaar dosis normalis: duidelijk waarneembaar dosis fortis: nog goed verdraagbare prikkel

Inleiding in de pijndempende elektrotherapie Pijndemping:

1. lokale hyperaemie  vb. relfexspray -> er treedt VD op  bij galvanisatie w polymodale sensoren geactiveerd 2. elektrisch prikkelen van perifere sensorische zenuwvezels  pijnpoort theorie  endorfine release (in hersenen)  elektrische stromen kunne membraanpotentiaal beïnvloeden - rustmembraanpotentiaal: membraanpotentiaalverschil door actieve membraantransportprocessen - AP: membraanprikkeling: permeabiliteit na ionen-> membraanspanning   Hyperpolarisatie; versnelde Na influx  DEP; herstel van membraanspanning door K efflux  REP Pathofysiologie van de nocisensoriek Pijn= onaangenaam sensorische en emotionele ervaring geassocieerd met actuele of potentiële weefselschade Nociceptoren = pijnreceptoren Nociceptie = receptie, transmissie en verwerking van schadelijke stimuli Waar? Thv huid, spieren, periost, inwendige organen, wanden van bloedvaten en holle organen, minder in bot, weinig in kraakbeen en NIET in hersenen Dalende motoneurale responsen op prikkels sturen pijnregelende remmende signalen via efferente dalende pathways 31 paar ruggenmergzenuwen -> vormen een connectie met eerste niveau van verwerking pijnprikkel Sensorische zenuwvezels uit periferie eindigen in dorsale hoorn

Overschakelen zenuwimpulsen Tweede sensorieel neuron op exciterende synapsen stijgend naar hogere hersencentra (afferente banen)

Verwerken van het pijnsignaal gebeurt in de hersenen. Pijnperceptie afh etnische oorsprong, opleiding, socioculturele omgeving, psychologische factoren    

Cerebrale cortex -> pijnperceptie Periventriculaire kernen -> downregulatie van pijn en defensief gedrag Thalamus ->relaisstation: info verwerken en doorsturen naar andere delen Limbisch systeem -> regelcentrum pijn en emotionele relaties

Nociceptoren: (verbonden met sensorische vezels en zo naar ruggenmerg en hersenen)  

Mechanosensoren -> unimodaal (geven AP door voor 1 prikkel, vb. ogen) Thermosensoren



Polymodale nocisensoren (mechanisch, thermisch, chemisch; kunnen info doorgeven voor veel soorten prikkels; vb. verbranden)

Afferente zenuwvezels:   

A-vezels: mechanosensoren A-vezels: mechano- en thermonocisensoren C-vezels: polymodale nocisensoren

Dorsale hoorn:  

Lateraal: A en C-vezels Mediaal: A-vezels

Pijnverwerking: A-vezels treden via mediale divisie het ruggenmerg binnen  via collaterale naar achterhoorn Cellichamen A- en C-vezels liggen in dorsale root ganglia van het ruggenmerg  tractus spinothalamicus lateralis (A-vezels)   

Kruisen op spinaal niveau de middellijn Eindigen in de nucleus ventralis posterolaterale van de thalamus Vanuit thalamus: doorschakeling naar de gyrus postcentralis (somatosensorische deel)

 funiculus anterolateralis (C-vezels)   

In de mediale en interlaminaire kernen van de thalamus Projectie naar frontale hersenschors en limbisch systeem Collateralen naar de formatio reticularis in de hersenstam

Pijninhibitie op perifeer niveau: zeer noxische prikkel  groot aantal AP  sterke K-efflux  buitenzijde zenuwmembraan positief geladen  zenuw tijdelijk niet prikkelbaar = conductieblokkade Pijnmodulatie op spinaal niveau:

  

pijnpoorttheorie: door middel van prikkeling van de A-vezels is het mogelijk een remming uit te oefenen op de nocisensorische transmissie directe spinale endorfine-release: enkefalines geproduceerd door interneuronen in de SGII om het C-systeem te inhiberen endorfine-release via dalende pijn suppressie systeem: -endorfines -> gemaakt door overprikkeling A-vezels -> afdalende impulsen inhiberen

effecten: 1. invloed op PIJN  invloed op perifere pijnmodulerende systeem is beperkt  invloed op het spinale pijnmodulerende systeem: selectief prikkelen A-vezels:  via manuele technieken (frictie, massage)  elektrisch prikkelen : A -vezels reageren het best op impulsstroom met een korte impulstijd, met een hoge frequentie (>Hz) en een prikkelintensiteit die niet voelbaar is  TENS, diadynamische stroom, UR-stroom, interferentie, hooggevolteerde stromen  invloed op het supraspinale pijnmodulerende systeem: prikkeling A-vezels  vrijstelling endorfines  pijninhibitie

 

A-vezels worden het best geprikkeld bij een lage frequentie, een relatief hoge impulsduur en een relatief hoge stroomintensiteit Acupuncture TENS, burst TENS

 invloed op OS: depressie van de spontane activiteit van het OS (segmentair) 2. Invloed op DOORBLOEDING  lokale effecten: spiercontracties  reflectoire effecten:  Door overactiviteit OS: VC in huid en niet-actieve spieren; bij elektrische prikkeling -> OS  VC -> relatieve toename van de weefseldoorbloeding  Door normalisering ven vegetatieve overactiviteit: afname verhoogde spiertonus -> druk op BV van de spieren  -> betere doorbloeding

Galvanisatie = elektrotherapie dmv. gelijkstroom (stroom w overgebracht via elektroden) Gelijkstroom = continue stroom waarbij richtingen intensiteit gelijk blijven

Wet van Ohm:   

R=U /I

R: weerstand afh; soort materiaal, lengte en dwarsdoorsnede U: spanning: potentiaalverschil tussen plaats met elektronenoverschot vs. Elektronentekort I: stroomsterkte: hoeveelheid elektrische lading die per seconde door de dwarsdoorsnede van een geleider stroomt

De apparatuur zijn stroomomvormers (wisselstroom gelijkstroom) Weerstand kan veranderen tijdens de behandeling (doorbloeding, status huid, verandering druk op elektrode)  

CV(constant voltage): R -> I diadynamische technieken -> zoeken motorisch punt (waar spier meest prikkelbaar is) niet bij therapie CC(constant current):R -> U statische technieken -> therapie (weerstand speelt geen rol hier)

De huid is een parallelschakeling van een Ohmse weerstand (haarfollikels, zweetkliertjes, talgkliertjes) en een condensator (verschillende huidlagen) die een oneindig grote weerstand is. Stroom zoekt de weg van de minste weerstand -> zweetkanalen Totale lichaamsweerstand bep. door stratum corneum (hoornlaag van ons lichaam):   

Dikte: hoe dikker de laag hoe hoger de weerstand Zweettoestand: hoe groter de activiteit van de zweetklieren, hoe lager de weerstand Vochtigheid: hoe hoger de vochtigheid, hoe lager de weerstand

Uit onderzoek blijkt dat bij een normale activiteit van de zweetklieren en geen hydratatie van stratum corneum 80% van de stroom door de zweetklieren gaat. Bij inactiviteit van de zweetklieren en vochtig stratum corneum slechts 30% Effecten gelijkstroom: (EXAMEN!!!!)

Meer vochtig: turgor Meer gasbelletjes

1) Chemische reacties thv. Kathode:

4 Na+ 4 H 2 O → 4 NaOH + 2 H 2

−¿ ¿ +¿+O H ¿ NaOH → N a

Alkalisch etsend

 verwekende werking : colliquatie: vochtige brandwonde: roosachtig -> grijs Thv. Anode:

−¿+ 2 H 2 O → 4 HCl + O 2 ¿ 4Cl −¿ ¿ +¿+ C l ¿ HCl→ H

Zuur etsend

 uitdrogende werking: coagulatie: drogere korstachtige huid

Chemische reacties tgv elektrolyse 



prikkeling van polymodale sensoren (prikkend tot branderig gevoel) -> via axonreflex prostaglandines afgifte -> lokale VD (= lokale ontstekingsreactie) -> inflammatie als reactie op weefselbeschadiging (Rubor Calor Tumor Donor Functionisa) prikkeling ongemyeliniseerde zenuwvezels (c-vezels) -> antidrome impuls  p vrijstelling  neurogene ontstekingsreactie

2) Elektrische reacties Bij gelijkstroom is het niet de bedoeling dat door de elektrische prikkel een AP ontstaat, de elektrische prikkel zal wel de membraanspanning beïnvloeden. Thv. Kathode: omgeving w minder + -> HYPOPOLARISATIE -> prikkelbaarheid  kathode is stimulerend Thv. Anode: omgeving w meer + -> HYPERPOLARISATIE -> prikkelbaarheid  anode is inhiberend Fysiologische reacties: 



Verbetering doorbloeding: werking op vasomotorische vezels :  Roodheid door VD -> hyperemie  Kan enkel uren blijven en heeft de vorm van de elektroden  Sterkst onder de kathode  Directe prikkeling spiervezels en autonome vezels -> innervatie BV; vrijkomen histamine; pH –veranderingen  Toename 500% rustdoorbloeding onderhuid  Toename doorbloeding musculatuur  Subjectief warmtegevoel Werking op de motorische en sensorische vezels  Sensorisch thv anode: pijninhiberend  Motorisch thv kathode: stimulerend

Neveneffecten:    

Prikkelhoest bij R van hols, borst en/ of craniale deel van de rug tgv prikkeling van N. vagus -> hoestreflex Metaalsmaak bij R van gezicht of hals tgv prikkeling van N. facialis of glossopharyngeus (smaak) Lichtflitsen bij gezichtsbehandeling tgv prikkeling van N. opticus Duizeligheid, nausea, braken, evenwichtsstoornissen door prikkeling vestibulaire organen

Parameters: 1) Intensiteit (subjectief gevoel van P) 2) Behandelingsduur: 20 min 3) Frequentie  Acute aandoening: dagelijks  Chronische aandoening: 3x per week

Nadelen: etsend effect -> kans op verbranding tgv:

     

Contact metaal en houd Te grote intensiteit Sensibiliteitsstoornissen Huidletsels Punteffecten Bepaalde medicatie: prostaglandine remmers -> daling R huid -> grot kans op verbranding

Indicaties:   

Chronische aandoeningen van het bewegingsstelsel: na trauma: contusio-distorsioartrose Circulatiestoornissen (toedienen van lokale warmte is contra indicatie) (bv. ziekte van Raynaud en Bürger) Perifere zenuwaandoeningen (vb. zona, cervicobrachialgie, lumboischailgie)

Contra-indicaties:    

Oppervlakkig geïmplanteerde metalen Huiddefecten: wonden Sensibiliteitsstoornissen: minder feedback van P Hartaandoeningen (vb. hypertensie)

Toepassingsvormen in de praktijk: Plaatelektroden:  

Lengtegalvanisatie: anode proximaal en kathode distaal Dwarsgalvanisatie: anode op pijnpunt

Stangerbad: galvanische stroom in een volbad (intensiteit tot 300mA)...


Similar Free PDFs