Communicatie-BO - Samenvatting Kader 1: Breed observeren 1 PDF

Title Communicatie-BO - Samenvatting Kader 1: Breed observeren 1
Author Amber Janssens
Course Kader 1: Breed observeren 1
Institution Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Pages 10
File Size 181.2 KB
File Type PDF
Total Downloads 82
Total Views 145

Summary

samenvatting breed observeren....


Description

Breed observeren: communicatie 1. eindcomptenties De student:       

Geeft toepassingen op de kenmerken van lichaamstaal Herkent en beschrijft de verschillende zones in de territoriumtheorie en geeft toepassingen Herkent verschillende houdingen en gebaren en geeft er de betekenis van Legt het communicatiemodel uit en past het model toe op praktijksituaties Leg uit wat non-verbale communicatie en lichaamstaal betekenen Relateert de praktijkvoorbeelden in verband met lichaamstaal aan de dagelijkse klassituatie Verwoordt het belang van de eerste indruk

2. Communicatie 2.1 omschrijving contact en interactie met mensen, al dan niet met gebruik van hulpmiddelen over een korte of een lange afstand. Communicatie = alle inhoudelijke communicatie Belangrijke aandachtspunten bij observatie:     

Duidelijke omschrijving van het observatiedoel. Duidelijke omschrijving van het concrete gedrag dat moet worden geobserveerd. Aantekeningen maken tijdens de observatieperiode. Na de observatie de tijd nemen om de observaties te overlopen en samen te vatten. Als observator niet deelnemen aan de activiteiten van de groep op het moment van de observatie. Als observator de groep zo min mogelijk hinderen.  Als observator op een zodanige manier plaatsnemen dat je alles goed kunt waarnemen. 2.2 model

Opdracht examen: Leerling hoort niet wat de juf heeft gezegd vanwege geluid op de gang Zender: juf Ontvanger: lln Ruis: geluid op de gang Verbale communicatie Je wilt antw op en vraag maar je bent afgeleid door je eigen gedachten Zender: llk Ontvanger: ln Ruis: onbekend Non-verbaal  verbaal, decoderen info llk 2.2.1

boodschap, zender en ontvanger

als een leraar en leerlingen communiceren wordt er info overgedragen. Deze info noemen we de boodschap zender =de persoon die de boodschap overdraagt ontvanger= de persoon die de boodschap ontvangt bij communicatie is er sprake van een 2richtingsverkeer. Zender=ontvanger=zender communicatie is een circulair proces dat onbewust of bewust kan plaatsvinden. 2.2.2

coderen en decoderen

omdat we geen gedachten kunnen lezen moet de zender zijn gedachten eerst vertalen naar een manier die wij kunnen begrijpen. Dit vertalen noemt men coderen als de ontvanger vervolgens de woorden en gebaren terugvertaalt naar gedachten is hij aan het decoderen 2.2.3

verbale en niet-verbale communicatie

stem en woorden: verbale communicatie non-verbale/ analoge communicatie: verschillende interpretaties mogelijk, heel situatiegebonden. De functie is het ondersteunen van de woorden of afzwakken van digitale boodschap paraverbale taal: wanneer men iets wilt zeggen over de manier waarop men de boodschap brengt. Intonatie, volume,timbre,tempo, toonhoogte

2.2.4

context

we moeten alles plaatsen in een samenhang. Er kunnen verschillen zijn in culturen en subculturen. Huilen bij een test heeft bij iedereen een andere betekenis 2.2.5

ruis

externe ruis: de externe factoren die de ontvanger afleiden en daardoor de communicatie verstoord. Interne ruis: dit kan gebeuren door onjuiste verwachtingen, emoties, afleidende gedachte of te weinig voorkennis 2.2.6

feedback

feedback= als er reactie wordt gegeven op de boodschap. Dit kan non-verbaal of verbaal gebeuren. Non-verbaal: fronsen, bons op tafel, diepe zucht,… Bewuste feedback: als de leerling roept dat hij het niet begrijpt Onbewuste feedback: leerling zit te fronsen na de gegeven opdracht 2.3 inhoud en betrekking bij communicatie met andere kunnen we zenden op inhoudsniveau en betrekkingsniveau inhoudsniveau: overdragen van concrete info, bewust verbaal deel vd boodschap betrekkingsniveau: hoe een boodschap moet worden opgevat, en hoe de verhoudingen zijn tussen de betrokkenen in de relatie. Onbewust non-verbaal deel vd boodschap vb: goh die boekentas moet wel veel geld gekost hebben inhoudsniveau: mededeling over de prijs betrekkingsniveau: wat een goedkoop lor oefening: hoe sta jij voor de klas

2.4 drie aspecten communicatie op betrekkingsniveau bestaat uit volgende drie aspecten:   

het expressieve aspect: zegt iets over de manier van uitdrukken van de zender, de indruk die de ontvanger maakt het relationele aspect: hoe de ontvanger de relatie en de verhouding met de zender ziet? Hoger,gelijk,minder het appellerende aspect: wat de zender verwacht van de ontvanger. Bv: bevelend, vragend, verzoekend, smekend of informerend

oefening ik vind je onbeleefd! relationeel: persoon is onbeleefd expressieve: ik vind beleefd zijn belangrijk appelerende: persoon gaat zich corrigeren relationele; wat er gezegd wordt 3. non verbale communicatie we onderscheiden 7 functies: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.

Herhaling van wat verbaal is medegedeeld: ja knikken en zeggen Vervanging van de verbale communicatie: ja knikken, nee schudden,embleemgebaar Tegenspreken van de verbale communicatie: bevestigen maar twijfelend hoofd schudden Affectieve ondersteuning van het gesproken woord: bezorgde frons Informatie over de onderlinge relatie: glimlachen, oogcontact, schouderklopje Beklemtonen van de verbale communicatie: driftig op tafel slaan Structureren en reguleren van de verbale communicatie: spreekpauzes, aankijken en wegkijken

4. Lichaamstaal < non verbale communicatie Gevoelens voor 93% non-verbaal Oncontroleerbaar: zweten, blozen, bleek worden, … (AZS) Controleerbaar: kruisen van de benen, geeuwen, vastklemmen van de lippen, … (CZS) Andere lichaamssignalen kunnen aangeleerd, veranderd of beïnvloed worden: Bv: het kruisen van de benen, geeuwen, vestklemmen lippen

4.1 kenmerken van lichaamstaal 4.1.1 lichaamstaal moet in de context worden gesitueerd het is belangrijk dat we altijd verscheidene signalen in samenhang met elkaar bekijken en dat we deze signalen beoordelen in combo met wat er gezegd wordt. 4.1.2

lichaamstaal is zeer direct

ons lichaam toont wat we echt voelen en denken. Het geeft dus rechtstreeks info. Daardoor is het veel moeilijker om te liegen met ons lichaam dan met woorden. Lichaamstaal en woorden moeten overeenstemmen: bv; als de leerkracht boos wordt maar je merkt dit niet gaat dit geen effect hebben. Wij zijn geneigd om lichaamstaal als enige juiste boodschap aan te nemen. 4.1.3

lichaamstaal is cultuurgebonden

sommige gebaren en houdingen zijn universeel en dus overal hetzelfde. Sommige gebaren en houdingen zijn aangeleerd en hebben een betekenis die eenduidig is afgesproken binnen een subcultuur. 4.2 gebaren en tekens Gebaren zijn belangrijke hulpmiddelen in de communicatie. We kunnen hiermee woorden accentueren en in sommige gevallen is het makkelijker om je uit te drukken met behulp van gebaren 4.2.1 embleemgebaren  die woorden vervangen  waarbij de betekenis moet worden afgesproken  cultuurgebonden 4.2.2 religie gewoonten en gedragsregels kunnen vanuit de religie een grote invloed hebben op e lichaamspresentatie van bewoners uit andere culturen. Gedragingen kunnen in andere culturen anders geïnterpreteerd worden. 4.2.3

gebaren met het hoofd

ja knikken en nee schudden, voor iedereen hetzelfde enkel voor culturen in india of Griekenland s het omgekeerd 4.2.4

gebaren met de handen

open handpalm= eerlijkheid en soms overgave boven gekeerde handpalm= verzoek handpalm naar beneden= bevel

4.2.5

oogcontact

in vele landen mag je een gezaghebbende persoon niet in de ogen kijken. Dit wil zeggen dat je respect hebt. 4.2.6

afstand

je moet een bepaalde afstand van elkaar behouden om te praten. Bij mensen die je goed kent en je gemakkelijk bij voelt mag je dichterbij komen. 4.3 lichaamstaal in praktijk 4.3.1 de lichaamshouding door lichaamshouding zegt de persoon veel oer zichzelf, hoe hij zich voelt en tegenover de andere staat. 4.3.1.1 symmetrisch of asymmetrische houding  armen en benen, links en rechts in gelijke positie  toont respect (vb bidhouding)  meer ontspannen houding wat meer asymmetrisch (ervaren als minder respectvol) 4.3.1.2 gesloten of open houding  gekruiste armen of benen, beschermende houding  toont onzekerheid, desinteresse  begin: gesloten, afwachtende houding •  gemakkelijke houding  open houding: ontspannen en intresse  recht tegenover de andere persoon staan/zitten en naar hem toeleunen 4.3.1.3 toekeren of afkeren  toont belangstelling  hoofd, romp + armen en benen zijn naar persoon toegekeerd  afkeren: kort mogelijk gesprek, benen wijzen niet naar elkaar 4.3.1.4 insluiten of uitsluiten  alle houdingen waarmee mensen aangeven dat ze bij elkaar horen  groepjes, kringen, toedraaien/wegdraaien 4.3.1.5 domineren of onderdanig zijn  dominerende houding: het hoofd iets achterover, het lichaam kaarsrecht, de armen over elkaar of de handen op de heupen.  onderdanige houding: de persoon maakt zich klein en smal, houdt het hoofd een beetje voorover

4.3.2

de zittende houding

meeste communicatie vind zittend plaats dus gaan we dit bestuderen 4.3.2.1 de vluchtpositie  onzeker en ongemakkelijk voelen  lichaamsgewicht vóór het bekken, snel vertrekken  vb in wachtzaal bij dokters, wachten ve mondelinge examen  houding vaak gepaard met het snel op en neer bewegen van de voeten en het wrijven in de handen  vragen naar gevoelens achter deze gebaren (ontspannen, rustige sfeer) 4.3.2.2 de oplettende, belangstellende houding  meer open houding, gemakkelijk contact met omgeving  lichaamsgewicht boven het bekken bevindt  lln met deze houding heeft aandacht vd lk 4.3.2.3 de arrogante houding  gesloten houding, afgesloten van omgeving  lichaamsgewicht achter het bekken  vaak in combinatie met gekruiste armen

4.3.3

armen en handen

voor een groep maken onze handen soms automatische bewegingen. We willen deze corrigeren door iets vast te nemen 4.3.3.1 handen in de zij  uitdagende houding  eigenwijs en agressief (zeker als we wat naar voren leunen)  “ik ben hier de baas”  lokt verdediging uit ( beïnvloeden/overtuigen) 4.3.3.2 armen gekruist  Barricade, beschermen van kart en longen (vitale organen)  Lokt negatieve reacties uit  In een rij wachtenden, lift  Onzekere indruk / gebrek aan zelfvertrouwen /defensieve stemming  Lk wordt belemmerd in uitleg, handen niet vrij voor ondersteunende gebaren  Lln met deze houding zijn afgesloten, niet ontvankelijk voor info 4.3.3.3 handen op de rug  Als Lk: geremde en onzekere indruk (zeker als het lichaam heen en weer beweegt)  Zeer dominante indruk: handen op rug + kin omhoog + schouders naar achter

4.3.3.4 handen in de zakken

  

modeverschijnsel van deze tijd, = cool slungelig, in elkaar gedoken, slenteren vaak geïnterpreteerd als nonchalant, ongeïnteresseerd, onverschillig en slordig

4.3.3.5 handen als een vijgenblad  stijf en gesloten  religieuze sfeer ( bidden) 4.3.3.6 handen naast het lichaam  meest uitnodigende houding  ontspannen en zelfzeker  handen vrij ter ondersteuning 4.3.3.7 de torenspits  vingertoppen van de handen tegen elkaar  holle handrug zelfzekerheid: meerderen bij ondergeschikten twee gesprekspartners: zullen het niet met elkaar eens worden.  bolle handrug aandachtige houding + naar beneden gericht gezicht = kritiek 4.3.3.8 in elkaar gevlochten vingers  Frustratiegebaar, inhouden van negatieve gevoelens  Hoe hoger de handen des te sterker het gevoel 4.3.3.9 in de handen wrijven  Traag wrijven, bij leuke verwachting  Snel wrijven: voordeel voor de ander 4.3.4 emotiegebaren  Ondersteunen emoties  Aangeboren, universele basisemoties  Geluk-blijdschap, verbazing, angst-verdriet-lijden, boosheidvastberadenheid, afkeerminachting 4.4 beïnvloeden via lichaamstaal mensen kunnen elkaar beïnvloeden door hun houding. Als je een geoefende houding kenner bent kan je andere beïnvloeden door gebruik te maken van deze kennis 4.4.1

synchronisatie of spiegelen van houding

spiegelen: het bewust kopiëren van iemand zijn houding het nadoen van een houding is iets dat ja van nature doet: als kind doe je de mensen na die je als positief beoordeelt.

4.4.2

de eerste indruk

we vormen in de eerste seconden al een oordeel over de andere persoon en hij/ zij over ons. Oogcontact speelt een belangrijke rol bij de eerste indruk. 4.4.3

het territorium

de afstand die we bewaren tegenover een persoon zegt veel over de relatie. We passen voortdurend onze afstand aan.  De intieme zone (0-45 cm)  De persoonlijke zone (45-120 cm)  De sociale zone (120-360 cm)  De publieke zone (360-750 cm of meer) 4.4.3.1 de intieme zone de belangrijkste zone, hierin ruiken en voelen we elkaar. We laten hierin enkel mensen die we vertrouwen. Enkel geliefde, familie, goede vrienden en huisdieren mogen hierin komen. Hoe hoger iemand zijn status is des te groter is de intieme zone die hem door andere wordt toegestaan. Leerkrachten moeten rekening houden met de intieme zone 4.4.3.2 de persoonlijke zone in deze zone staan we toe dat mensen ons de hand schudden. Mensen mogen hierin komen waar we niet zo’n goede band met hebben. Dit is de afstand die we bewaren op: feestjes, recepties, sociale bijeenkomsten,… binnen deze afstand is het toegestaan om elkaar aan te kijken en weg te kijken 4.4.3.3 de sociale zone hierin vinden we de sociale contacten op verjaardagsfeestjes. In de zone kunnen zich objecten vinden die de onderlinge afstand benadrukken bv een tafel, loket. Je spreekt met elkaar zonder dat andere je kunnen aanraken 4.4.3.4 de publieke zone de afstand die we behouden als we voor een groep staan. Als een leerkracht rondwandelt krijgen de leerlingen het gevoel dat de llk hen in het oog houdt, daardoor gaat de concentratie stijgen.

4.4.4

de taal van de kleding

wat mensen aantrekken zegt iets over hun persoonlijkheid. Wat iemand aanheeft geeft de indruk van de omgeving waar hij of zij in leeft of werkt. Bij veel bedrijven dragen alle mannen een pak en veel vrouwen een rok of jurk. Deze kleding hoort bij de bedrijfscultuur. Het is vooral belangrijk dat je je goed voelt in je kleding. Zo kom je zelfzeker over let wel op je schoenen als je kleren kiest. Schoenen is een zeer belangrijk detail. 4.4.5

het opvallende effect van een goed uiterlijk

we gaan mensen beoordelen op hun uiterlijk. Als mensen er beter uitzien gaan ze ook beter scoren in andere kwaliteiten. We denken dat ze eerlijker zijn en betrouwbaarder. Het uiterlijk heeft direct effect op het aanzien en carrièremogelijkheid....


Similar Free PDFs