Deel 1 motorische ontwikkeling observeren en meten PDF

Title Deel 1 motorische ontwikkeling observeren en meten
Course Pathologie, alarmsignalen en variante ontwikkeling van kinderen
Institution Universiteit Gent
Pages 9
File Size 123.8 KB
File Type PDF
Total Downloads 56
Total Views 134

Summary

samenvatting...


Description

Deel 1 motorische ontwikkeling observeren en meten HST 1: inleiding Doelstellingen - Identificeren van kinderen die nood hebben aan uitgebreider onderzoek of behandeling - Evolueren van de ontwikkeling in tijd, of het nu spontaan of door interventie is - Het in kaart brengen van kinderen hun sterktes en zwaktes als basis om interventie te plannen Motorische testen - Betrouwbaar, valide en gestandaardiseerd - Kwantitatief = bekijk het product, het resultaat - Kwalitatief = hoe wordt de beweging uitgevoerd om tot een resultaat te komen HST 2 : motometrie Betrouwbaarheid - De kans dat de gemeten waarde in de test representatief is voor de werkelijke waarde - Betrouwbaar als de meting juist is - altijd meetfout bij motorische tests = Vaardigheid niet altijd op dezelfde manier uitgevoerd - Test-hertest betrouwbaarheid o Test meerdere malen afnemen bij dezelfde persoon => steeds zelfde resultaat moeten bekomen (meestal nooit exact hetzelfde) o Grote groep proefpersonen 2 of 3 keer dezelfde test uitvoeren met een vast aantal dagen of weken tussen beide metingen o Intraclass correlation coefficient (ICC) ▪ Overeenstemming tussen 2 opeenvolgende metingen ▪ Voorkeur waarde hoger dan 0,80 o Standaard meetfout (SEM) ▪ Estimatie van de distributie van de testscore rond de ‘ware score’ ▪ Sem = standaarddeviatie ▪ Ware score = gemiddelde ▪ LDD = kleinst mogelijk detecteerbaar verschil o Kappa coëfficiënt ▪ Waarde hoger dan 0,80 => excellent ▪ Rekening houden met het leereffect - Inter-tester betrouwbaarheid o Verschillende testers nemen dezelfde test af bij dezelfde persoon o De testers dienen zoveel mogelijk hetzelfde resultaat te bekomen o Filmen van de testafname o ICC en kappa - Intra-tester betrouwbaarheid o De tester neemt 2 maal dezelfde test af bij dezelfde persoon o Je verwacht het zelfde resultaat (bv 2 weken later) o Filmen van de testafname o ICC en kappa - Interne consistentie o Samenhang van items in de test o In hoeverre de items in de test 1 of meerdere begrippen meten o Eerder element van begripsvaliditeit

Standaardisatie - Zoveel mogelijk op exact dezelfde wijze uitvoeren - Overzichtelijke en duidelijke handleiding Validiteit - De mate waarin een test meet wat ze zou moeten meten - Mate waarin de resultaten vd test en het te meten verschijnsel overeenkomen - Geen gouden standaard om mee te vergelijken - Afhankelijk van het doel waarvoor we de test gebruiken - Inhoudsvaliditeit o Is de inhoud van een test representatief voor de onderwerpen die het instrument probeert te meten? o Volledigheid van de test speelt hierbij een rol - Begripsvaliditeit o Betrekking op de theoretische inbedding van het begrip o Is het theoretisch construct juist? o Onderliggend theoretisch model over motorische controle speelt ene belangrijk rol - Criteriumvaliditeit o De mate waarin de uitkomst van een instrument samenhangt met 1 of meerdere criteriumvariabelen o Criteriumvariabelen = dingen die je eigenlijk had willen meten, maar om 1 of andere reden niet of moeilijk rechtstreeks kunt vaststellen o Predictieve validiteit ▪ Instrument dat bedoelt is om iets in de toekomst te voorspellen ▪ In welke mate kan een motorische test de motorische ontwikkeling voorspellen? o Concurrent validiteit ▪ In hoeverre zijn de resultaten te correleren met gelijktijdige beschikbare criteriumgegevens ▪ 2 testen die hetzelfde beogen met elkaar vergelijken ▪ Pearson, spearman, ICC en kappa => resultaten vergelijken o Sensitiviteit ▪ Mate waarin het instrument personen die het beoogt te identificeren inderdaad correct identificeert o Specificiteit ▪ Mate waarin het instrument de personen die het niet beoogt te identificeren correct uitsluit o Discriminant validiteit ▪ Zijn resultaten afhankelijk van een andere variabele ▪ Hoe lager de correlatie, hoe beter Normering - Vergelijken met normgroep - Hoe jonger de kinderen zijn, hoe belangrijker het is dat de leeftijd van de normgroep waarmee je het kind vergelijkt zo nauw mogelijk aansluit o reciprocal creeping o Ruglig ▪ 9 items ▪ Supine lying => rolling supine to prone with rotation o Zitten ▪ 12 items ▪ Sitting with support => sitting without arm support o Staan ▪ 16 items ▪ Supported standing => squat Omschrijving o Waar wordt het gewicht gedragen? o Wat is de houding? o Wat is de beweging tegen de zwaartekracht Score voor een item o Positief scoren op elk van de onderdelen Observationele test met een minimum aan handling

3/ doelgroep -

0-18m Enkel valide om de vertraging op het moment van de testing vast te stellen Lange termijn predictieve validiteit onvoldoende onderzocht Kinderen identificeren met mogelijke vertraagde motorische ontwikkeling Evolutie opvolgen van motorische ontwikkeling o Baby’s die een ‘normale’ ontwikkeling tonen en waarvan de motorische ontwikkeling gewoon gemonitord wordt. o Baby’s ‘at risk’ voor ontwikkelingsproblemen (prematuur geboren kinderen, full term geboren kinderen met medische problemen tijdens of na de geboorte, genetische problemen…). o Baby’s met een gekende diagnose waarvan de motorische ontwikkeling immatuur is (Down...). o Baby’s die in de loop van routine screening geïdentificeerd werden als immatuur of suspect voor motoriek. o Kan niet gebruikt worden bij kinderen met abnormale bewegingspatronen of ernstige motorische aandoeningen (spina bifida, CP)

4/ afname test Algemene richtlijnen - Testleider = instructies van elk onderdeel goed kennen - Baby zo weinig mogelijk manipuleren o Enkel bij beginitems (als baby nog niet zelf een houdingsverandering kan maken - Motorische mogelijkheden en motorische problemen - Weinig protestreactie van de baby Materiaal - Onderzoekstafel voor baby’s van 0 tot 4 maand - Mat voor oudere kinderen - Speelgoed geschikt voor de leeftijd van de baby - Een stabiele tafel of stoel waaraan een oudere baby zich kan rechttrekken (opduwen) en waaraan ze zijwaarts kunnen stappen - Een scoreformulier en het basis handboek Benodigde tijd - 20-30min - Groot deel voor het wennen aan de ruimte - Ziek of huilen => test later opnieuw doen o Moet binnen een week gebeuren, anders moet men opnieuw beginnen Setting - Thuis of onderzoekscentrum - Warme, veilige omgeving met een vertrouwd persoon - Baby moet wakker, actief en comfortabel zijn Eigenlijke testprocedure - Alle 4 subschalen - Enkel getest worden op de items die adequaat zijn voor hun ontwikkelingsniveau Scoring - Leeftijd kind berekenen o Testdatum – geboortedatum o Premature baby’s = het aantal dagen prematuriteit aftrekken van het eindresultaat o 1 maand = 30d Testafname - Elk item wordt dichotoom gescoord o Geobserveerd of niet geobserveerd o Wordt enkel als geobserveerd beschouwt als het effectief gezien is en uitgevoerd volgens het scoreformulier - Score formulier invullen na bezoek - Per uitgangshouding o Minst mature en meest mature item bepaald ▪ items ertussen = motorisch repertoire/venster van de ontwikkeling o item voor minst mature = 1 punt o binnen het venster = enkel geobserveerde 1 punt o na meest mature = geen punt o subschaal score - AIMS score = som van subschaal

Interpretaties van de testscores - PC 10 = slechts 10% van de kinderen scoren lager => bezorgdheid - Niet echt een diagnostische test (missen van predictieve validiteit) - Lage percentielscore o Follow up, doorverwijzing, interventie HST 7: movement ABC-2 1/ inleiding -

Motoriek van kinderen meten 2 onderdelen o Testgedeelte en vragenlijst Kinderen tussen 3-16j Gestandaardiseerde normen Screening als identificatie

2/ opbouw van de test 3 leeftijdsbanden - 1 = 3-6 - 2 = 7-10 - 3 = 11-16 Onderdelen - Per leeftijdsband 8 items gegroepeerd in 3 componenten o Handvaardigheid o Mikken en vangen o Evenwicht - 20-40min - 3-6 jaar = halfjaarnormen - Ouder = normen per jaargroep Score -

Groene zone = normaal (boven percentiel 16) Oranje zone = at risk (tss percentiel 6 en 16) Rode zone = afwijkend (onder percentiel 5)

3/ doelgroep -

Geen ernstige motorische afwijkingen of gedragsproblemen 3 groepen o Kinderen met milde neuromotore problemen o Kinderen at risk o Kinderen met een bekende pathologie met invloed op de motorische vaardigheden

4/ afname van de test -

Instructies voor elk onderdeel goed kennen Aandacht voor kwaliteit van het bewegen en gedragsmatig observeren van het kind Individueel Veiligheid Enkel door professionals die inzicht hebben in de motoriek

5/ eigenlijke testprocedure -

-

Exacte leeftijd bepalen Handvaardigheid o Beginnen met voorkeurshand o Kan zijn dat de beste score niet met voorkeurshand bekomen wordt o Uni manuele taken = materiaal zo neerleggen dat het begint met de schrijfhand o Bilaterale taken = materiaal neutraal leggen Mikken en vangen o Leeftijdsband = soms werken met 1 hand Tijdens oefenpogingen mag er gewisseld worden van arm of been, tijdens testpogingen niet meer Verbaal uitleggen en voordoen Feedback geven tijdens de oefenpogingen o Opletten om geen uitleg te geven hoe de vaardigheid uit te voeren

6/ scoren van de test -

M = mislukte poging W = weigering O = ongeschikt Scores invullen op scoreformulier Gem ISS boven de 10 wordt afgrond naar boven en onder de 10 wordt afgerond naar onder

7/ verschillen tussen de leeftijdsbanden Munten plaatsen en kralen rijgen - 3-4jarigen = 6 munten/kralen - 5-6 jarigen = 12 munten/kralen Fietspadspoor - Berol pen = leeftijdsband 1 - Boc atlantis voor leeftijdsband 2 en 3 Vangen van pittenzak (met 2 handen) - 3-4 jaar = vangen door te klemmen tegen het lichaam is toegestaan Springen op matten - Alleen bij 5-6 jarigen moet er sprake zijn van een doorgaande beweging...


Similar Free PDFs