Morele ontwikkeling PDF

Title Morele ontwikkeling
Course Ontwikkelingspsychologie
Institution Hogeschool Gent
Pages 6
File Size 140.3 KB
File Type PDF
Total Downloads 13
Total Views 140

Summary

Download Morele ontwikkeling PDF


Description

Ontwikkelingspsychologie: hoofdstuk 9 Morele ontwikkeling Inleiding: Geweten: = stelsel van waarden en normen waarin men gelooft en waarop men zijn eigen gedrag probeert af te stemmen. Hoe kan je zien dat kinderen gelijk aan een geweten ontwikkelen?  Als kinderen schaamte tonen, als ze in een hoekje gaan staan, hun gezicht naar beneden gaan richten als ze iets fout hebben gedaan.

Moraliteit: Een verzameling van principes of standaards waardoor het individu het onderscheid weet te maken tussen wat goed en slecht is, en wat de universele maatschappelijke waarden zijn? Het is de emotionele of rationele basis. Ons geweten zorgt ervoor dat we ons moreel gaan gedragen.

Emotioneel of rationeel? • Hannelore haar fiets is weer maar eens gestolen. Een vriendin zegt dat ze er gewoon zelf maar een moet stelen. Hannelore wil dit niet. Ze zou zich veel te schuldig voelen omdat ze iemand een slecht gevoel geeft, net zoals zij nu heeft  Emotioneel • Tim beslist niet door het rood te wandelen, ook al is hij gehaast. Als iedereen dit zou beginnen doen, komt er chaos en gebeuren er nog meer ongelukken  Rationeel

De peuter Ontwikkeling van het geweten (peuter) Stap 1: regels verbonden aan aanwezigheid opvoedend figuur -

Weten wat ouder(s) goed/niet goed vinden Eenmaal ouders weg  doen eigen zin

Stap 2: weet dat het niet mag, maar doen het toch -

Externe schuld (‘Vlekkie gedaa’)

-

Moeite om zich aan de regels te houden (‘Seppe mag da nie doen’) Gericht op de gevolgen van het gedrag (straf – beloning) (pas later: verinnerlijking)

In de peutertijd is het geweten extern aanwezig.

De kleuter Ontwikkeling van het geweten (kleuter): Geboden en verboden worden ‘verinnerlijkt’ tot een eigen geweten = spiegelgeweten (de regels worden eigen gemaakt) De kleuter begrijpt nog niet waarom -

Maatstaf: ‘dat mag niet van mama of papa’

Morele ontwikkeling: -

-

Schaamtegevoelens Verband tussen regels en gedrag (intern geweten; het feit dat er een regel aan verbonden is, maakt hun eigen ‘ik weet dat ik mijn papiertje niet op de grond mag gooien’) Kritischer worden

Er zijn twee theorieën: -

Piagets visie op de morele ontwikkeling Visie van Kohlberg

Theorie van Piaget: • Gewetensontwikkeling door cognitieve ontwikkeling. • Hoe gaan kinderen om met spelregels? -

Jonge kleuters hebben weinig besef van spelregels Lagere school: hebben besef van spelregels, regels veranderen niet 11 – 12 jaar: besef dat regels onderlinge afspraken zijn (dus ze kunnen wel veranderen)

• Gevoel voor rechtvaardigheid -

4 – 6 jaar: moreel realisme (heteronome moraliteit) – hoe groter de schade, hoe erger. De regels zijn absoluut. Bv. je moet stoppen voor een rood licht. Ouder dan 6 jaar: autonome moraliteit – intentie van de handeling telt mee (opzettelijk of niet)

“John helpt mama bij het afwassen en breekt 5 kopjes. Tom breekt één kopje toen hij stiekem een snoepje nam uit de kast.” Wie is het stoutst?

 Een kind zou zeggen dat John het stoutst is.

Kleuters maken geen onderscheid tussen: -

Goede/slechte bedoeling Goede/slechte daad

Het is voor hun enkel het resultaat dat telt.

Theorie van Kohlberg: Hij zegt dat er drie niveaus zijn en telkens twee sub-niveaus De overgang van de stadia is de cognitieve vooruitgang. Samenhang is logisch denken

Het Heinz-dilemma (Kohlberg) Heinz zijn vrouw is dodelijk ziek. Er is maar 1 medicijn dat haar kan genezen, en dat medicijn wordt maar door 1 apotheker verkocht. Die apotheker maakt misbruik van zijn positie en vraagt heel hoge prijzen. Heinz kan het medicijn niet betalen. Als de apotheker weigert om het medicijn voor minder geld aan Heinz te geven, moet Heinz het medicijn dan stelen?

Periode

Fase

Stadia

Peuter/kleuter

Preconventioneel

1. Straf en gehoorzaamheid

(Externe factoren) 2. Goed is wat in het eigen voordeel speelt, wat prettig is

Basisschoolkin d

Conventioneel (Sociale waardering)

3. affectie krijgen van de directe omgeving (good boy/girl) wederkerigheid 4. Aandacht voor grote sociale systemen (algemene regels respecteren) – wetten/plichten

Adolescentie en volwassenheid

Postconventioneel (gaat verder dan regels volgen)

5. Rekening met rechten en noden – universele menselijke rechten

Persoonlijke keuze 6. Ethische principes centraal (vb. respect) en eigen verantwoordelijkheid

Toepassing Kohlberg “Vicky zit in de tuin van boer Bert en vindt tussen de struiken een mooie duif, in een net gevangen en bijna dood van uitputting. Ze kan ieder moment sterven. Zal Vicky er goed aan doen om in de schuur van boer Bert, die niet thuis is, wat graan te halen om het aan de duif te geven? Boer Bert had Vicky verboden de schuur binnen te gaan.” Handelt Vicky goed of slecht en waarom? (Volgens kind van 6,9 en 12j) -

6: zegt dat die daar niet naartoe gaat en dat het niet mag anders gaat die straf krijgen 9: het is tegen de regels, je moet altijd vragen of je ergens mag binnen gaan 12: leven is van andere orde dan de wet overtreden

Hoe gaat de omgeving prosociaal gedrag beïnvloeden? Jasper ziet dat een Hans beloond wordt om zijn speelgoed te delen met anderen. Wat later ziet hij dat Louise beloond wordt om haar koekje te delen met een vriendinnetje die niks bij had. Na een tijdje leert Jasper dat leren dat je moet delen met zij die iets niet hebben.  Op een directe manier

De sociale leertheorie en morele ontwikkeling

• Belang van modelling! • Prosociaal gedrag = behulpzaam gedrag dat ten goede komt aan anderen • Empathie (= een voorwaarde om prosociaal gedrag te ontwikkelen) -

Zich kunnen inleven in de gedachten en gevoelens van anderen Gevolgen van het eigen gedrag zien

Ontwikkeling prosociaal gedrag/empathie: Peuters gaan elkaar troosten.

Aspecten van het geweten: • Zelfbeheersing (uitsteltolerantie) -

Experiment: kiezen tussen ‘iets kleins nu meteen’ of ‘iets groter straks’

• Schuld en schaamte: regel-emoties -

Conformeren aan afspraken over (niet) adequaat gedrag Corrigerende en communicatiefunctie

Het basisschoolkind Ontwikkeling van het geweten: Empathie: -

Meeleven en meevoelen met concrete emoties Zich beter verplaatsen in de ander (weten, denken, voelen) o Link met cognitieve ontwikkeling? o Inschatten wat zijn gedrag voor ander betekent

Kohlberg = conventionele fase -

Goed/slecht = wetten, afspraken en regels Volgen van gezaghebbende autoriteiten (rol ouders, leerkracht) bv. ik moet mijn huiswerk maken, anders gaat de juf boos zijn op mij. o Opmerking: sommige gaan niet verder dan dit stadium: Stanford prison experiment

De adolescent Ontwikkeling van het geweten: Kohlberg: postconventioneel stadium

Indien: -

Afwegingen kunnen maken Inlevingsvermogen of empathie (gaat verder dan “eigenbelang”) Besluiten in echte daden omzetten

Opmerking: niet iedereen bereikt dit stadium!

(Op examen kunnen weten in welke fase peuter of kleuter zit, weten wat spiegelgeweten is, aan voorbeeld kunnen weten in welke fase van Kohlberg die zit)

Toepassing: • De kleuter heeft een spiegelgeweten –

Ja, het is een afspiegeling van dat van zijn ouders



Neen, de kleuter heeft een intern ontwikkeld geweten



Nee, de peuter heeft een spiegelgeweten

• Het geweten van een 8-jarige is –

Extern gericht, dus afhankelijk van andere (ouders)



Intern gericht, weet dus voor zichzelf wat goed en slecht is



Volgens Kolhberg gesitueerd in het postconventioneel stadium...


Similar Free PDFs