3. Cognitieve ontwikkeling PDF

Title 3. Cognitieve ontwikkeling
Author Emeline Vanhyfte
Course Onderwijs en maatschappij
Institution Arteveldehogeschool
Pages 10
File Size 329.7 KB
File Type PDF
Total Downloads 16
Total Views 153

Summary

Download 3. Cognitieve ontwikkeling PDF


Description

J & M: HOOFDSTUK COGNITIEVE ONTWIKKELING 1.

COGNITIEVE ONTWIKKELING

1.1 Het ontwikkelingsmodel van Jean Piaget toelichten Het epigenetisch principe en basischema’s - De psycholoog Jean Piaget raakte gefascineerd door de fouten die kinderen van een bepaalde leeftijd in de testopgaven maakten, en raakte er steeds meer van overtuigd dat deze kinderen er een eigen logica op na hielden die wel overeenkwam met die van hun leeftijdsgenoten, maar niet met de ‘volwassen’ logica. - Piaget beschouwde intelligentie als een levensfunctie van de mens die hem in staat stelt zich aan de eisen van de omgeving aan te passen -

De groei volgens het epigentisch principe heeft 5 stellingen. Dit is door Erikson gemaakt o Alle cognitie komt voort uit hetzelfde basisschema, de kern o Elke deel komt op het gepast moment tot rijping (groei steunt leren ) o Elke fase levert de bouwsteen voor volgende fase o Elke nieuwe fase integreert vorige fase o Fases kunnen niet overgeslagen worden

Ontwikkling door ervaring en rijping - Ze werken samen. Door ervaring op te doen, kan je een ontwikkelingscrisis overwinnen. En rijping zorgt er voor dat je op de juiste moment, wanneer de ene crisis is overwonnen, in een nieuwe crisis belandt. Ook helpt rijping uiteraard om fysiek meer capabel te zijn om bepaalde zaken te ervaren. Cognitief conflict - Dit is wanneer het kind een bepaalde verwachting heeft van een gebeurtenis, maar dat deze in realiteit niet zo gebeurt Schema - Een schema is een flexibele actie- of gedachtspatroon dat bedoeld is om vat te krijgen op een ervaring. Dit zijn de bouwstenen van intelligentie, cognitieve structuren Streven naar cognitief evenwicht - Wanneer er een cognitief conflict is, jouw schema willen aanpassen/uitbreiden om weer vat te krijgen op de realiteit Adaptatie, assimilatie en accommodatie - ADAPTATIE = aanpassen/uitbreiden aan de omgeving. Dit gebeurt door 2 processen: assimilaite en accommodatie - ASSIMILATIE = het proces waarin nieuwe ervaringen worden geïnterpreteerd op basis van de bestaande schema’s. De nieuwe ervaring wordt binnen het beschikbare schema ingepast. De gebeurtenis eigen interpreteren zodat het in het schema past. Hierdoor gaan we ongewild de werkelijkheid schade doen - ACCOMMODATIE = proces waarin onder invloed van nieuwe ervaringen onze schema’s worden

-

veranderd. De nieuwe ervaring gaat het schema aanpassen zodat het erin past. Het schema wordt groter/aangepast zodat we de realiteit exact begrijpen Accommodatie en assimilatie wisselen elkaar soms af. Adaptatie heeft als doel een staat van evenwicht te handhaven of te herstellen. Zodra het kind geconfronteerd wordt met een aspect van de werkelijkheid dat het bestaande innerlijke evenwicht verstoort, zal het actie ondernemen om via assimilatie of accommodatie een nieuw evenwicht te vinden

1.2 Een omschrijving geven van het begrip ‘denken’ -

Verzamelterm voor alle activiteiten waar we ‘ons verstand moeten gebruiken’, zoals redeneren, onthouden, problemen oplossen, …

1.3 Piaget aanduiden als ontwikkelingspsycholoog die zich richtte op de cognitieve ontwikkeling van mensen -

Piaget was de belangrijkste ontwikkelingspsycholoog die het bijzondere zag in het alledaagse normale gedrag van kinderen

1.4 De actieve rol van het kind en het belang van ervaringen in de ontwikkelingstheorie van Piaget duiden -

Piaget beschouwt kinderen als kleine actieve onderzoeker die door interactie met hun omgeving een eigen beeld van de werklijkheid contrueren. Ze leren dus niets/weinig door gewoon te imiteren

1.5 De 4 stadia van cognitieve ontwikkeling (volgens Piaget) toelichten en illustreren met een voorbeeld Sensomotorisch stadium (0 – 2 jaar) - SENSOMOTORISCH = zintuigelijke indrukken en motorisch handelen - Van reflex naar reflectie - Er is een eerste begin van symbool gebruik (uitdrukken) en probleemoplossend vermogen - Een reflex is een aangeboren reactie op een specifieke prikkel waarin nauwelijks variatie optreedt - Naarmate de baby ervaart dat verschil in handelen een verschil oplevert, worden de handelingen doelgericht - Hij gaat bewegingen combineren -

De overgang naar het preoperationeel stadium wordt ingeluid door de komst van mentale represantaties

-

Het kind zal zich voorstellingen maken o Taalverwerking: de eerste woorden die een kind leert, verwijzen naar een concreeet object dat deel uitmaakt van zijn leefwereld o Fantasiespel: peuters spelen graag het doen-alsof-spel o Indirecte imitatie: kinderen zullen iets nadoen dat ze overdag gezien hebben o Objectpermanantie: van alle cognitieve vaardigheden in het sensomotisch stadium is deze ontwikkeling het uitvoerigst beschreven  Het kind zal zich een voorstelling maken van een object als iets tastbaars wat buiten hemzelf bestaat en niet zomaar omhoudt te bestaan, ook al is het object uit het zicht verdwenen

Pre-operationeel stadium (2 – 6 jaar) - PRE-OPERATIONEEL = vermogen tot representatie uitbreiden. Staat in het teken van wat het kind nog niet kan - Verschuiving van aandacht voor mezelf naar de ander, afnemend egocentrisme. Egocentrisme is het denken vanuit eigen perspectief - Centratie: redeneringen en conclusies laten leiden door het meest opvallende aspect van een probleem - Conservatie: het inzicht dat de hoeveelheid van een stof niet verandert als er iets aan de vorm van de stof verandert o Voorbeeld: een bal klei die wordt gerold tot een lange staaf, welke heeft de meeste klein? - Centratie negeert de stappen en maakt een foute keuze. Conservatie: gaat weten dat er geen verschil is o Voorbeeld: kind van 3 wil nabij een ander kind spelen, maar nog niet met. 2 jaar later betrekken ze elkaar in hun fantasiespel  afnemend egocentrisme Concreet operationeel stadium (6 – 12 jaar) - In het concreet operationele stadium heeft de informatie betrekking op realistische, concreet voorstelbare situaties o Voorbeeld: rekenprincipes uitleggen adhv knikkers, appels, … - Een toenemend vermogen tot representatie wordt weerspiegeld door operaties - Mentale operatie = gedachtenhandeling - 2 cruciale kenmerken bij operationeel denken: o Reversibiliteit  De uitgevoerde handeling in gedachten kunnen terugdraaien o Organisatie  Meerdere aspecten van een probleem lijden gezamenlijk tot een slotconclusie -

Concervatie-experiment o Kinderen worden geconfronteerd met 2 gelijke hoeveelheden o Terwijl de kinderen kijken worden 1 van de 2 hoeveelheden het uiterlijk veranderd o De kleuters beoordelen de 2 hoeveelheden nu als ongelijk (terwijl ze wel nog gelijk zijn) o Maar kinderen van 7 – 8 jaar laten zich niet meer misleiden: het interessants is natuurlijk de verklaringen die ze gaven  Reversibiliteit: de omkeerbaarheid van de handeling is mogelijk, dan is het weer hetzelfde  Compensatie: vb staaf is wel kleiner, maar langer  Identificatie: er is niets bijgevoegd (vb bij vloeistof) dus moet het dezelfde hoeveelheid zijn

Formeel operationeel stadium (+ 12 jaar) - Mentale operatie maakt zich los van de concrete inhoud en voltrekt zich op abstract niveau - Zorgt voor meer flexibel denken - Het belangrijkste kenmerk is het hupothetisch-deductief redeneren. Dit is een vorm van probleem oplossen waarbij men alle mogelijke oplossingen inventariseert en vervolgens systematisch toets - Voorbeeld: o Vierbekerprobleeem  alle combinaties inventariseren, systematisch afwerken

SAMENVATTING

1.6 In voorbeelden de passende cognitieve ontwikkeling kritisch bespreken -

Kunnen toepassen

1.7 De visie van Piaget op de cognitieve ontwikkeling kritisch bespreken -

Piaget beschrijft de cognitieve ontwikkeling aan de hand van stadia. Hij beschouwt kinderen als actieve onderzoekers die door in interactie met hun omgeving een eigen beeld van de werklijkheid de construeren

1.8 De volgende begrippen definiëren, situeren binnen de cognitieve ontwikkeling en illustreren met een voorbeeld OBJECTPERMANENTIE = een voorstelling kunnen maken van een object als iets tastbaars en weten dat het buiten hem bestaat en niet zomaar ophoudt te bestaan ook al is het niet meer in het zicht - Sensomotische stadium - Voorbeeld o Beseffen dat speelgoed er nog is, ookal onder een deken PERCEPTUEEL EGOCENTRISME = jezelf niet kunnen verplaatsen in een ander, of wat hij/zij ziet - Pre-operationeel stadium - Voorbeeld o Het experiment van Piaget met de bergen, dat het kind niet weet wat de andere ziet

IRREVERSIBEL DENKEN VERSUS REVERSINILITEIT - IRREVERSIBEL DENKEN = in gedachten de gebeurtenis niet kunnen terugdraaien - REVERSIBEL DENKEN = in gedachten de gebeurtenis wel kunnen terugdraaien - Formeel operationeel stadium - Voorbeeld o Een bol klei wordt gevormd in een schijnbaar groter rol. Iemand die irreversibel denkt, gaat denken dat de rol meer klei is, ookal heeft die het proces gezien. Iemand die reversibel kan denken, kan zijn hoofd de omvorming van bol naar rol omdraaien en weet dus dat deze even veel klei zijn CENTRATIE DENKEN = het kind laat zijn redeneringen conclusies volledig leiden door de meest opvallende aspecten van het probleem. Die aspecten zijn gebonden aan het hier en nu, het eindresultaat dus - Pre-operationeel stadium - Voorbeeld o Niet geloven dat de buurman de Sint is, ookal heeft hij hem zien omkleden. Hij ziet nu de Sint dus gelooft dat hij de Sint is. De handelingen worden genegeerd COMPENATIE = de situatie van een meerdere kant bekijken - Formeel operationeel stadium - Voorbeeld o De Sint kwam gisteren op bezoek maar komt pas morgen aan met de boot ANIMISTISCH/ARTIFICIALISME DENKEN = menselijke kenmerken toeschrijven aan dingen - Pre-operationeel stadium - Voorbeeld o De deur waait constant toe, dat is een stoute deur MAGISCH DENKEN = gebeurtenis beïnvloeden door een handeling/aan iets denken - Pre-operationeel stadium - Voorbeeld o Denken dat het licht groen gaat worden, en dat het eindelijk groen wordt MENTALE OPERATIE = gedachtenhandeling, hierdoor neemt probleemoplossend denken toe - Operationeel stadium - Voorbeeld o Reversibel denken of organisatie in een verband ABSTRACT DENKEN = zich distantiëren van het inhoudelijke aspect van een probleem en door logisch redeneren tot een eindconclusie komen - Formeel operationeel stadium - Voorbeeld o Honden bijten als ze boos zijn, een boterbloem is een hond, wat doet een boze boterbloem  bijten HYPOTHETISCH-DEDUCTIEF DENKEN = een vorm van probleem oplossen waarbij alle mogelijke oplossingen inventariseert en vervolgens systematische toets (deductie  vb het regent dus ik moet een regenbroek aandoen) - Formeel operationeel stadium - Voorbeeld

o Fysica proef waar ze alle factoren moeten zoeken die de snelheid doet veranderen  alle mogelijkheden proberen en nadien checken welke invloed ze hadden IMAGINAIR PUBLIEK = dit houd in dat de adolescent steeds meer het gevoel heeft dat hij/zij wordt aangekeken of in de gaten wordt gehouden met bijbedoelingen - Formeel operationeel stadium - Voorbeeld o Je draagt een kort rokje en denkt dat alle jongen om kijken, ookal is dit niet het geval PERSOONLIJKE FABEL = inbeelden dat het verdriet of vreugde die jij hebt uniek is en dat niemand anders die kan hebben - Formeel-operationeel stadium - Voorbeed o Zoveel liefdesverdriet heeft nog nooit iemand gehad ZWART-WIT DENKEN = de één is helemaal goed, de andere is helemaal fout - Formeel operationeel stdium - Voorbeeld o Ruzie met mama over vuile kamer, niemand is volledig fout of volledig juist SOCIALE COGNITIE = de manier waarop mensen over zichzelf en de sociale wereld denken. Hoe mensen selecteren, interpreteren, onthouden en informatie gebruiken om dingen te beoordelen en besluiten te nemen - Formeel-operationeel stadium - Voorbeeld o Zwervers hebben recht op een warme plek in de winter

1.9 Het begrip cognitief egocentrisme uitleggen -

-

Het onvermogen zich in het gezichtspunt of zienswijze van een ander te verplaatsen. De puber heeft een beperking door te denken dat de ander op eenzelfde wijze met gedrag, uiterlijk en denken in de weer is. Zich constant afvragen wat de anderen van hem/haar denken Ook actief in het formeel operationeel stadium

1.10 Bewijzen en verklaren dat cognitief egocentrisme voorkomt in elke cognitieve ontwikkelingsfase -

-

-

Sensomotisch stadium o De baby kan zich absoluut niet inleven in de andere. Die dnekt nog dat alles rond hem/haar draait Preoperationeel stadium o Het kind leert zich steeds beter, maar niet volledig, inleven in de andere. Daaruit volgen ook de groeiende aantal sociale contacten Concreet operationeel stadium o Leefwereld is te beperkt en kunnen niet nadenken in andere hun leefwereld Formeel operationeel stadium o Persoonlijke fabels, imaginair publiek zijn voorbeelden van cognitief egocentrisme

1.11 Het begrip cognitief egocentrisme bij adolescenten verklaren en illustreren met een voorbeeld -

Ook hier is een persoonlijke fabel of imaginair publiek aanwezig bij sommigen. Je morst op je trui en

er is een klein plekje op je trui. Je gaat denken dat andere mensen je overzorgt gaan vinden maar ze denken dat niet

1.12 De relatie tussen de theorie van Erik Erikson en Jean Piaget duiden -

Alle 2 ontwikkelingspsychologen Ze werken allebei in fases/stadia Erikson zegt dat elke oude fase de bouwsteen is voor de nieuwe fase Ook Piaget zegt dat ze steeds voortbouwen op wat ze net hebben geleerd

1.13 De relatie tussen de cognitief ontwikkeling en identiteitsontwikkeling duiden -

Piaget Erikson Allebei in fases maar Erikson is beetje uitgebreider, geen enkele fase overslaan, denkvermogen en persoonlijkheid ontwikkelen

1.14 Het belang van interactie tussen kind en omgeving in de cognitieve ontwikkelingstheorie van Lev Vygotsky toelichten -

-

Piaget beschrijft de ontwikkeling als een op zichzelfstaand, autonoom proces waar anderen geen ontwikkelrol in spelen. Vigotsky daarentegen zag de cognitieve ontwikkeling van het kind veel meer als een product van de interactie met anderen. Hij heeft een sterke nurture visie en besteedde veel aandacht aan de taal als communicatiemiddel, en veronderstelde een grote relatie tussen taal en denken. Piaget daarentegen zal taal meer als een weerspiegeling van het denken zien. Vygotsky denkt het tegenovergestelde dan Piaget en Erikson. Vygotsky: taal ontwikkeld de cognitieve ontwikkeling. Andere zeggen dat cognitieve ontwikkeling de taal ontwikkeld

1.15 De zone van naaste ontwikkeling illustreren aan de hand van een voorbeeld uit het onderwijs -

In 1B gaan de leerlingen hun eerste les houtbewerking krijgen. De leraar doet het voor en geeft uitleg erbij. Nadien gaat hij de leerlingen individueel begeleiden zodat ze dit langzaam, maar zeker zelfstandig kunnen uitvoeren.

1.16 Omschrijven welke factoren het resultaat op een intelligentietest beïnvloeden -

Kennis van taal, rekenen, toepassen van strategie, selecteren van relevante informatie,…

1.17 Een omschrijving geven van het begrip intelligentie -

INTELLIGENTIE = heel vaag begrip, het informatie-verwerkingsniveau van rekenen, toepassen van strategie, selecteren van relevante informatie

1.18 Toelichten hoe het IQ wordt berekend -

Op de test heb je een bepaalde score, dit is jouw mentale leeftijd. Deze score delen ze door jouw werkelijke leeftijd en vermenigvuldigen ze met 100

-

IQ=

Mentaleleeftijd ∗100 Werkelijke leeftijd

1.19 De waarde 100 benoemen als het gemiddelde IQ -

Om 100 te halen moet je mentale leeftijd gelijk zijn aan de werkelijke leeftijd. De score van de werkelijke leeftijd is een gemiddelde. Dus het gemiddelde van alle x-aantal jarige kinderen is deze werkelijke leeftijd  IQ = 100

1.20 Het gebruik van intelligentietesten kritisch bespreken -

Dit doen op een leeftijd jonger als 4 jaar heeft sowieso geen nut. Ze zijn ook heel moeilijk vast te stellen Voor kinderen met een tweetalige achtergrond is het moeilijker om een test te doen waar de nadruk op taal ligt, wanneer ze de taal niet volledig beheersen

1.21 In eigen woorden omschrijven wat neurologie kan betekenen voor inzichten over het gedrag en denken van adolescenten -

NEUROLOGIE = studie van de hersenen en zenuwbanen Door hersenen en de zenuwbanen te bestuderen, kunnen we bepaalde zaken afleiden over het denken/gedrag van adolescenten

1.22 Het belang van executieve functies voor een goede cognitieve ontwikkeling bespreken -

Executieve functies = hogere functies van ons brein vb. ons oplossingsvermogen Cognitieve flexibiliteit, een EF-categorie, houdt verband met een beter probleemoplossend vermogen. Hoe beter de EF zijn, hoe hoger de cognitieve flexibiliteit en hoe beter probleemoplossend vermogen

1.23 De relevantie van executieve functies binnen onderwijs toelichten -

Het kind gaat zijn aandacht kunnen controleren, zo gaat hij niet de hele tijd afgeleid zijn. Hij zal een potje voetbal kunnen weerstaan als er nog huiswerk moet gemaakt worden. Hij zal nieuwe informatie met reeds verworven info koppelen, hij kan dus goed plannen. Hij kan goed probleemoplossend werken

1.24 De componenten binnen executieve functies onderscheiden en beschrijven -

-

Inhibitiecontrole: o de vaardigheid om een impuls te kunnen onderdrukken Werkgeheugen: o nieuwe informatie uit kortetermijngeheugen vasthouden, bewerken en koppelen aan reeds verworven kennis Cognitieve flexibiliteit: o het kunnen switchen van perspectief/gedachten, out of the box denken. Heeft een verband met het probleemoplossend vermogen

1.25 De mogelijkheden bespreken waarop men binnen het onderwijs de executieve functies kan stimuleren -

Kunnen toepassen Stimuleren op problemen op te lossen & samen te werken & bel gaat en zelfstandig naar klas gaan

1.26 De voorwaarden voor taalontwikkeling benoemen -

Een goede taalomgeving, waar het kind niet contactarm opgroeit De permanente interactie tussen kind en volwassen en de directe feedback van de ouder op het gebrekkige taalgebruik Babytaal gebruiken zorgt voor een betere respons van het kind

1.27 De 4 perioden in taalontwikkeling onderscheiden (boek p. 97 – 103 goed lezen!!)

Doelgericht

1.28 Argumenten bespreken vanuit het standpunt dat taalverwerving aangeleerd is -

Wanneer het kind in een contactarme omgeving opgroeit, gaat het een heel grote taalachterstand hebben

1.29 Argumenten bespreken vanuit dat taalverwerving aangeboren is -

Een baby van 1 maand oud kan het verschil onderscheiden tussen foneem

1.30 Het belang van de gevoelige periode voor taal uitleggen -

Wanneer de rijping op het punt is gekomen dat bepaalde aspecten die nodig zijn om goed te kunnen spreken heel gevoelig zijn en razend snel leren, moet er enkel nog goed gedoceerd worden om het kind een optimale taalontwikkeling te laten genieten

-

Tijdens gevoelige periode moet taalontwikkeling voldoende gestimuleerd worden om zo goed mogelijk taal te leren beheersen, eens voorbij die gevoelige periode wordt het moeilijk om taal te ontwikkelen

1.31 De visie van Noam Chomsky op taal uitleggen -

Volgens hem is er een aangeboren biologisch mechanisme waardoor taal zo snel wordt aangeleerd in de eerste 5 levensjaren Hij benadrukt de originele vorm van de taal bij jonge kinderen die niet op imitatie kan berusten De nadruk ligt bij Chomsky op het syntactische (zinsleer in vorm van structuur van taal aanleren) aspect van de taalontwikkeling nature

1.32 De visie van Jean Piaget op taal uitleggen -

Hij stelt dat taal en denken hand in hand gaan en dat de taal een afspiegeling is van het denken De nadruk ligt dus op het semantische aspect (betekenis van symbolen) Het belangrijkste aspect van de taal, het communiceren met anderen, blijft in deze theorie echter on...


Similar Free PDFs