Cultuur examen kunst PDF

Title Cultuur examen kunst
Author Eric Chan
Course Cultuurwetenschappen
Institution ASO
Pages 34
File Size 2.3 MB
File Type PDF
Total Downloads 54
Total Views 137

Summary

sv cultuurwetenschappen kunst...


Description

KUNST 14. FUNCTIES EN CRITERIA VAN KUNST 14.1 WAT IS KUNST? 14.1.1 WAARDERING VAN KUNST “Een ongeluk is snel gebeurd”: • Borremans: maker van “De maagd”  Stadsarbeider kuist strepen naast schilderij af dat deel uitmaakten van het kunstwerk. •

Hirst: maakte kunstwerk dat verkeerdelijk aangezien werd voor afval (hoop bierflesjes)  Conciërge gooide het in vuilbak



Kippenberger: maker van “When it Starts Dripping from the Ceiling” (Bad met bruin glans)  Kuisvrouw deed bruine plek weg



Chimpansee schildert kunstwerken die opliepen tot €20 000. → moderne, hedendaagse kunst.  Morris: chimpansees hebben ook gevoel voor kunst  Verspreide meningen

Link met het traditionele: waardering is niet altijd evident → interpretatie = anders

14.2 CRITERIA VAN KUNST 1) Originaliteit

 Origineel + vernieuwend  Kunstenaar verlegd grenzen

2) Emotionele lading

 Roept emoties op

3) Vakmanschap

 Kunst = ambacht  Opleiding/ ervaring zorgt voor iets dat anderen niet kunnen

4) Economische waarde

 Kunst = big business

5) Esthetische waarde

 Schoonheid = geworteld met biologie  Zit in harmonie, juiste verhouding, symmetrie, klassieke vormen + cultureel bepaald

14.3 SCHOONHEID EN KUNST 14.3.1 NATURE • Evolutionaire esthetica → beantwoord vragen over schoonheid en kunst vanuit darwinistisch oogpunt. •

Dutton: kunstfilosoof, aanhanger darwinistische kunsttheorie → natuurlijke en seksuele selectie (2 principes)  Natuurlijke selectie = imagenarie aspect was belangrijk voor overleving en behoud van de soort.  Seksuele selectie = fraaiere voorwerpen vervaardigen

14.3.2 NURTURE •

Schoonheid = cultureel bepaald  Als we iets mooi vinden hangt dat af van onze afkomst, tijd waarin we leven, opleiding + culturele normen.

Voorbeelden van culturele invloed op kunst en schoonheid: • Botticelli: ‘Geboorte van Venus’ (Renaissance) → Godin Venus, kleine borsten



Rubens (16e eeuw, Barok) → vrouwen mollig figuur



Toulouse-Lautrec (einde 19e eeuw) → jongensachtige vrouw

14.3.3 NEURO-ESTHETICA •

Begin 20ste eeuw  Beleving van schoonheid en waardering voor kunst onderzoeken op niveau van hersenfuncties en geestegesteldheid.  Neurologisch onderzoek gekoppeld aan esthetiek



Onderzoekt of schoonheid eerder objectief of subjectief is  Objectieve basis: bestaan van universele componenten van schoonheid  Subjectieve basis: mate waarin je iets als mooi ervaart (bepaald door brein)



Gulden snede = het grootste van 2 delen verhoudt zich tot het kleinste  ‘Mona Lisa’ → Leonardo da Vinci (renaissance)

 Drip paintings → Pollock (abstract expressionisme)



Fractalen = geometrische figuren die in natuur en kunst meervoudig herhalen → stress verminderende invloed

14.4 ECONOMISCHE ASPECTEN VAN KUNST •

De Medici → 15e eeuw  Kunst = rijkdom, prestige



Veilinghuizen zoals Christies en Sotheby’s hebben prijsbepalende rol.  Houden prijzen hoog door van elke kunstenaar 1 werk tegelijk aan te bieden.

• •

Prestige kopen Kunst = vorm van belegging

14.5 FUNCTIES VAN KUNST 1. PROPAGANDAFUNCTIE •

Bepaald persoon/ regime verheerlijken - Vb. kasteel en tuinen van Versailles  Grote gebouwen, immense schilderijen, imposante standbeelden  Tonen rijkdom en macht

2. MORALISERENDE FUNCTIE •

Mensen dezelfde weglaten/ willen volgen (roepen op tot beter leven) - Vb. De Ambassadeurs → Holbein  Via symbolen herinneren dat ze sterfelijk zijn (schedels, zandlopers, zeisen)  Memento Mori (gedenk te sterven)

3. MAATSCHAPPELIJKE FUNCTIE •

Via creaties wantoestanden aanklagen, kritische signaal geven of mensen aan het denken zetten - Vb. Street-art kunstenaar Banksy → graffitiwerken, stickers, sculpturen  Hotel in Bethlehem (Palestina)

4. EDUCATIEVE FUNCTIE •

Middeleeuwen → didactische doeleinden, beeldtaal - Vb. De zeven werken van Barmhartigheid van De Meester van Alkmaar  Elk deel illustreert een beeld van barmhartigheid

5. REFLECTIEVE FUNCTIE •

Doel = ons doen nadenken  Dagelijkse ervaringen waarin we niet de tijd hebben om bij de dingen stil te staan - Vb. ‘How it is’ → Balka - Nighthawks → Hopper

6. SPIEGELFUNCTIE •

De idee van wat er leeft in de maatschappij  Hoe worden bepaalde perioden beleefd?  Welke ideeën spelen in de maatschappij?  Hoe gedragen mensen zich?



Het = tijdsdocument

• Typerend van een bepaalde periode Vb. Leiter = fotograaf → legt stadsleven vast

7. ESTHETISCHE FUNCTIE •

Concept van schoonheid en niet meer dan dat (vooral oude kunst) - Vb. Michelangelo → ‘de David’  Aantrekkingskracht door schoonheid  Mens = centraal, naakt, grote gespierde lichamen  Renaissance

8. THERAPEUTISCHE FUNCTIE •

Essentieel belang: persoonlijke ontplooiing en individuele zingeving  Visie: Alain de Botton - Vb. ‘Het straatje’ van Vermeer



Creativiteit en kunst in verband gebracht door psychische stoornissen  Vincent Van Gogh (→ zou psychische problemen gehad hebben)  Adolf Wölfli → ‘Die psychiatrische Klinik Waldau’ - Mentaal ziek → paranoïde schizofrene - Gemakkelijk problemen toevertrouwen aan dode materie (bv. papier) - Therapeutisch voor kunstenaar zelf → het bracht hem tot rust



Outsiderkunst of art brut = werk gemaakt door kunstenaars die buiten reguliere kunstcircuit werken.

14.6 BOODSCHAPPEN, FUNCTIES EN DI SCIPLINES Uomo universale = renaissance-ideaal → iemand die bedreven was in meerdere takken van de wetenschappen en vooral kunst.

14.6.1 ZELFDE FUNCTIE, ANDERE DICIPLINE 1. GLASRAAM VAN DE MIDDELEEUWSE ST. MARY THE VIRGIN’S CHURCH • Glasraam → belangrijkste kunstuiting in middeleeuwen  Onderwerp: liefde  Criteria: vakmanschap, origineel  Kunstdiscipline: mengvorm (schilderkunst binnen architectuur) • ‘De Zondeval’, Adam en Eva  Moraal = mens herinneren aan zondigheid die hij/zij meedraagt. God mens keuze gegeven, maar door zondeval kwam het kwaad in de schepping  Doelpubliek = mensen die niet konden lezen/schrijven

2. HET LELIJKE JONGE EENDJE VAN HANS CHRISTIAN ANDERSEN (1843) • •

Sprookje → 19e eeuw Hans Andersen  Criteria: emotie, origineel, vakmanschap  Boodschap: je bent niet alleen  Einde: eendje blijkt niet lelijk te zijn, maar een mooie statige zwaan  Moraal = dat je niemand op uiterlijk mag beoordelen 

geeft

3. JUDITH EN HOLOGERNES VAN DONATELLO (1455 – 1460) • •

Beeld Donatello  Verwijst naar bijbelveraal  Criteria: kunst, esthetische waarde  Moraal = ze komt op voor het volk (riskeert leven) ▪ de overwinning van de deugd op de ondeugd ▪ Van het goede op het kwade ▪ Van het nederige op het trotste

→ De 3 kunstwerken: hebben moraliserende functie

15 INVLOED OP KUNST 15. 1 WETENSCHAP EN TECHTNIEK BEGRIPPEN: •

Kunstdiscipline = indeling/ tak van kunst - Vb. architectuur, dans, literatuur, graffiti, schilderkunst…



Kunststroming/ stijlrichting = gebonden aan bepaalde tijd (kenmerken van een stijl) - Vb. romantiek, gotiek, barok, renaissance…

1. VORMGEVING Figuratief

(Bram Bogaert, Day break, 1997)



Figuratief = gelinkt met realiteit

vs.

Abstract

(Johannes Vermeer, Meisje met de parel, 1667)

Abstract = niet gelinkt

2. KLEUR •

Contrasten



Soort kleur

Complementair

Secundair

Primair

-

Primair = geel, blauw, rood Secundair = mix van primaire kleuren Complementair = kleuren die tegenover elkaar staan in kleurencirkel (groen – paars / blauw – geel)

 Pointillisme = licht en objectieve kleuren, niet gemend, maar naast elkaar geplaatste zuivere gekleurde stipjes - ‘to the point’ → neo-impressionisme



Kleurgebruik

Realistisch

Impressief

Bij impressief kleurgebruik worden de kleuren van een voorstelling letterlijk weergeven zoals je ze in de de omgeving ziet.

Symbolisch

Expressief

Bij expressief kleurgebruik worden kleuren gebruikt om gevoelens en emoties die een voorstelling bij de schilder opriep weer te geven. (Bijvoorbeeld: Rood voor een portret van iemand die boos is)

3. LICHT •

Clair – Obscur:  Licht - donkercontrasten sterker uitgebeeld dan in werkelijkheid is



Lichtrichting



Lichtbron Zichtbaar

Verborgen

Soorten licht



Natuurlijk

Symbolisch

• -

Schaduw Eigen schaduw Slagschaduw: situeert object in de ruimte, maar maakt geen deel uit van dit object. Benadrukt niet het modelé of plasticiteit maar de ruimte

Eigen schaduw Slagschaduw



Spiegeling



Reflectie = weerkaatsen van licht



Oversnijding

4. RUIMTE •

Vogelperspectief



Overlapping  Iets naar voor plaatsten



Lijnperspectief  Centrale perspectief of lijnperspectief, horizon, vluchtlijnen, vluchtpunt of verdwijnpunt, wijking, verkorting



Atmosferisch perspectief - Voorgrond groten + gedetaieerder



verkorting

4. COMPOSITIE •

Symmetrisch



Centraal

(Tomasso Masaccio, renaissance)



Diagonaal



Horizontaal

(lijnperspectief)



Piramidaal



Grillig

5. MATERIAAL EN TECHNIEK •

Verbondenheid  Olieverf



2D: tekenen  Houtskool, potlood, bic



2D: schilderen  aquarel, olieverf Aquarel

Olieverf



2D: grafiek



3D: vrijstaand beeld



3D: relif



3D: techniek



Objet trouv = readymade  industrieel voorwerp dat uit alledaagse context wordt gehaald en tot kunst bestempeld wordt doordat het in museale omgeving wordt getoond.

Marcel Duchamps, Fontein, 1917

6. AFMETINGEN EN OMLIJSTINGEN •

Shaped Canvas



Tentoonstellingsruimte

V ER L E D E N E N H E D E N •

Het laatste avondmaal



Wanneer behoort kunst tot het heden en wanneer tot het verleden → waarom?



Verleden vs heden  Grens = 1950 (halfweg 20e eeuw) -

 Waarom? → verandering in gebruik van massamedia Opkomst van radio + tv (die heel toonaangevend geworden zijn

-

Reclame die daardoor mogelijk werd via verschillende kanalen

-

 Hierdoor kunstwereld stuk veranderd Kunstenaars leerden andere techtnieken

-

Out of the box denken → niet meer het traditionele

-

Hierdoor nieuwe manieren ontstaan



2 centrale kunstwerken: “Het laatste avondmaal” Contrast

• • •

 Leonardo da Vinci: origenele werk = verleden (renaissance)  Andy Warhol: heden (popart → zeefdruktechniek)

 Verraad Judas + eucharistie viering Retinale kunst: waarneemt met oog, kunst behaagt Mentale kunst: meer moeite, moeilijkere denkwijze Fresco: schilderij op een muur waarbij verf direct op natte kalk wordt aangebracht, zodat het één geheel vormt

15.1 WETENSCHAP EN KUNST 15.1.1 BEELDENDE KUNST •

Herboren in de renaissance en het humanisme  Duidelijke samenhang tussen wetenschap en kunst  Filosofie: Uomo universele → sommige renaissancekunstenaars = wetenschapper

Samenhang tussen wetenschap en kunst: •

Proportieleer  Leonardo da Vinci (renaissancekunstenaar): ‘Vitruviusman’ → afmetingen van gebouwen dienden volgens vitruvius de menselijke verhoudingen te weerspiegelen - Vb. Alberti = architect die op basis van verhouding van de mens werkt (ppt)



Lijnperspectief (= centraal perspectief = atmosferisch perspectief )  Herontdekking door renaissancekunst  Brunelleschi: onderzocht gebouwen en ging na hoe er gewerkt werd met ruimte  Verdwijnpunten = illusie → driedimensionale ruimte weergeven op tweedimentsioneel vlak  Tomasso Masaccio neemt wetenschappelijke inzichten van Brunelleshi over - Gebruikte als een van de eerste het lijnperspectief



Centraal perspectief  Albrecht Dürer: toonde aan hoe een luit in perspectief kon worden weergegeven op een tekening - Kunstschilder, meetkundige + maakte kopergravures en houtsneden



Mechanische zeefdruktechniek  Popart (popular art)  Jaren 50  Industrialistie maakte grote ontwikkeling  Op grote schaal reproduceren (waardoor het voor veel mensen toegankelijk wordt)  Andy Warhol → verwierp dogma dat een kunstobject uniek moest zijn  Massaproductie

-

 Kunst was voortaan aanwezig in alle uithoeken van de maatschapij en het leven Vb. popart kunstenaar: Lichtenstein

15.1.2 ARCHITECTEUR •

Kunstdicipline waarbij wetenschap, kunst en techniek elkaar voorturend beïnvloeden



Le Corbusier (Frans-Zwitsers architect)  Functionele bouwstijl  Geïnspireerd door proportioneer  Ontwikkelde modulorsysteem = eigen versie van verhoudingssysteem - Verwijst naar gulden snede - Proportiesysteem - Gemiddelde lengte van de mens als basis - Architectuur moet afgestemd worden op de mens → antropometrische schaal  Principe van Dom-ino (1914) - Domus = huis - Dominostenen: opbouw van de steen met de zes punten verwerkt - Principe van dominostenen = aaneenschakeling in rijen → gebouw contrueren - 3 elementen: grondvlakken, trappen (verbinding), de pijlers (drager van constructie)

 Nieuwe moderne bouwtechnieken + vijfpuntenprogramma 1) Kolommen/ pijlers = Les pilotis 2) Vrije gevel = La facade libre 3) Vrije plattegrond = Le plan libre

Gebouw via pilaren van grond verheven

4) Bandramen = La fnetre en longueur

Lange strookramen, zorgen voor mooi uitzicht

5) Daktuin = Le toit-jardin

Tuin op dak

Gevels mogen niet dragend zijn Door gebruik van betonskelet/ pijlers → verdiepingen vrij ingedeeld

→ Villa Savoye (1928-1931) Poissy

 1935 ‘La Ville Radieuse’, in die stad worden grote, identieke preflatgebouwen opgetrokken in gestructureerd geometrisch patroon waar een recht wegennet door loopt. - Veel groenzones en is er veel licht en ruimte -

Volledig uit staal, glas en beton

 1947 ‘Unit d’Habitation’ - Betonnen complex werd gebouwd tussen ’47 en ’52 18 -

verdiepingen met 337 appartementen

-

structuur en eenvoud = eenvoud

-

soort ministad met winkelstraten en allerhande faciliteiten

 17 juli 2016 → UNESCO werelderfgoed en toegevoegd aan de werelderfgoedlijst Marseilles

 ‘Huis Guiette’ (1927), Antwerpen - Gewapend beton, glas, staal, veel ramen, plat dak - Promenade architectural = ontdekt ruimte terwijl je beweegt (het gebouw is in een lijn) wandelen door woning en zo kom je in elke ruimte - Kritieken: standaard uniform, weinig diversiteit  Kerk van Notre-Dame-du-Haut (1951-1955) Ronchamp  Genius loci - Plaatsgebonden atmosfeer -



Karakter van de plek

Hedendaagse architecten die botsen met het publiek vanwege hun visie en projecten:  Calatrava - Treinstation van Luik - Ciutat de les Arts i les Ciències (Valencia)

 Zaha Hadid - Het nieuwe havenhuis, ontworpen door Zaha Hadid (2016)

15.1.3 CONCEPTUELE KUNST •

Concept of idee = belangrijker dan kunstwerk zelf (soms ook link met wetenschap)  voorbeeld ’sugababe’ van Duitse kunstenaar Diemut Strebe. - Waarheidsgetrouwe reproductie van afgesneden linkeroor van Nederlandse kunstschilder Vincent van Gogh -

Gebruikte genetisch materiaal van achterkleinzoon van broer

-

Oor wordt bewaard in kunstmatige omgeving die ervoor zorgt dat het orgaan als een biologisch organisme kan overleven

-

Wetenschappelijk project en kunst

15.1.4 FILM •

Film = kunstdiscipline bij uitstek die sterk benvloed werd door wetenschap, techniek en technologie.  Essentie: vastleggen en projecteren van bewegende beelden (eind 19e eeuw)  Essentieel belang: Werking van het gezichtszintuig en de optica (deel van natuurkunde dat licht bestudeerd)



Wetenschappers zoals Belg, Joseph Plateau (1801-1883), hadden ontdekt dat snel na elkaar geprojecteerde beelden als vloeiend beweging worden geregistreerd. - Kennis leidde tot apparaten → Fenakistiscoop, zotroop en praxinoscoop - Kijkgaten waardoor je draaiende schijf ziet en de illusie van beweging werd gecreerd



Fotografie: Bestond sinds eerste helft van 19e eeuw en maakte daarbij gebruik van glazen en metalen platen.  Muybridge: Britste fotograaf - Maakte met 24 afzonderlijke camera’s 24 foto’s van paard in galop. - Gebruikte nadien primitieve projector om foto’s na elkaar te tonen - 1ste film → duurde 3 sec (zoögyroscoop) - 1878



Celluloidrollen: = praktisch mogelijk om films te maken. (1889) - beelden snel door filmtoestel - moeilijk → materiaal was afgedrukt in glas of metaal



Kinetoscoop  Thomas Edison (1847-1931) → vaak beschouwd als eerste film- projector.



De gebroeders Auguste Lumière en Louis Lumière  Maakten eind aan kijkgaatje (1895) met hun cinematograaf.



George Eastman ontwerpt eerste pocket-camera (DVD)



Thomas Edison: de kinetoscoop projecteert fotobeelden vlug na elkaar (1891)



Eerste niet-documentaire films zijn komische filmpjes van Georges Mlis (1899)



Eerste filmtheaters in Verenigde Staten = Nickelodeon (1900)

15.2 NIET-WESTERSE KUNST •

Westerse kunst niet alleen eigen traditie maar ook invloeden van andere culturen en beschavingen  westerse kunstenaars naar exotische oorden en brachten impressies en/of bewonderde kunstwerken mee.  kunstenaars gentrigeerd door niet-westerse kunst → blijvende invloed + ging uitoefenen op hun werk.  ook omgekeerd: vreemde gebieden kwamen door kolonisatie in contact met westerse kunst. - Universele verklaring rechten van de mens → je kon spreken over 2 werelden  Conflicten → “universeel” - Andere religie - Andere standpunten -

2 werelden kwamen bij elkaar in 19e eeuw door kolonies (Macht, mandaat, goedkopere grondstoffen)

 toenemende globalisering = wederzijds cultuurcontact

15.2.1 BEELDENDE KUNST • Westerse beeldend kunstenaars benvloed door niet-westerse kunst. •

Pablo Picasso (1881-1973), invloedrijke en succesvolle kunstenaar van de 20e eeuw  Benvloed door primitieve Afrikaanse en Polynesische beeldhouwwerken  Hele leven → collectie primitieve kunst verzamelen  Afrikaanse kunst = Inspiratiebron voor meesterwerk Les Demoiselles d’Avignon (1907)

(Les Demoiselles d’Avignon)

(oordeel v. Parijs → 3 godinnen)



Samen met Fran...


Similar Free PDFs