Groepsdynamica - Begrippen en schema\'s PDF

Title Groepsdynamica - Begrippen en schema\'s
Author Joan Heijermans
Course Groepsdynamica
Institution Thomas More
Pages 24
File Size 1.3 MB
File Type PDF
Total Downloads 25
Total Views 131

Summary

Begrippen en schema's...


Description

Begrippenlijst groepsdynamica Hoofdstuk 1 Formele groepen

Informele groepen

Groepsgedrag Interactionele benadering

Bouwstenen

Groepsdynamica

Observatie Participerende observatie Ongestructureerde observatie

Gestructureerde observatie

Survey-onderzoek

Correlatieonderzoek

Experimenteel onderzoek

Leden van een groep worden aangesteld bv. taakgroepen, projectgroepen, commissies, overleggroepen,… De groep is spontaan en zonder dwang van buitenaf ontstaan bv. vriendengroepen, muziekband Groepen die worden getypeerd naar hun functie bv. woongroepen, belangengroepen, hobbygroepen,… Het gedrag dat men in de ene groep vertoont kan anders zijn dan het gedrag dat men in een andere groep vertoont Gedrag van de groepsleden komt voort uit de eigen kenmerken en uit de kenmerken van de groep waarvan ze deel uitmaken. er wordt vooral nagegaan hoe mensen samen een groep vormen en hoe ze vervolgens door de groep beïnvloed worden. De groepen zorgen ervoor dat de nieuwe leden worden ingepast in de maatschappij en dat ze de waarden, normen en opvattingen die in de maatschappij leven overnemen. (  sociologisch perspectief) Bestudering van groepen op: Individueel gedrag Interacties tussen de groepsleden Hoe komt de interactie tot stand? Welke wederzijdse beïnvloeding speelt hierbij een rol? Hoe bepaalt de groep het gedrag en de opvattingen van haar leden? ( psychologisch perspectief) Onderzoeken van groepsgedrag door er naar te kijken (van binnenuit of vanaf een afstand) Als lid van een groep, de groep observeren  er is een mogelijkheid om informatie te krijgen die een buitenstaander niet krijgt. Observeren vanuit een globaal idee of doel  gevaar: ene observator merkt andere dingen op dan de andere observator. De uitkomst van de observatie en de conclusie is afhankelijk van de persoon van de observator. er is van te voren nauwkeurig bepaald naar welk groepsgedrag gekeken wordt. Door nauwkeurig aan te geven wat geobserveerd moet worden maakt het niet meer uit wie observeert.  elke observator komt tot hetzelfde resultaat en conclusies, de observatie wordt objectief uitgevoerd. Bestudering van kenmerken van groepen door groepsleden te ondervragen over hun gedrag en hun bevindingen in de groep.  Door interview of door vragenlijst Hoe sterk is de samenhang tussen verschijnselen? Correlatie = maat voor de sterkte van de samenhang tussen twee verschijnselen (= r) r kan van -1.00 tot +1.00 gaan. Positieve samenhang tussen 2 verschijnselen De toename van het ene verschijnsel laat het andere verschijnsel ook toenemen. De correlatie is boven nul. Negatieve samenhang tussen 2 verschijnselen De toename van het ene verschijnsel laat het andere verschijnsel afnemen. De correlatie is onder nul. Met dit onderzoek kan wetenschappelijk worden vastgesteld wat de oorzaken zijn van een bepaald verschijnsel. (experiment van Lewin, Lippit & White)

1

Hoofdstuk 2 Evolutionaire verklaring

Natuurlijke selectie Biologische verankering

Culturele verklaring

Psychologische verklaring

De theorie van Schutz

De theorie van Festinger

Behoefte aan sociale steun, positief zelfbeeld, identiteit en status

Vroeger leefden onze voorouders in een gevaarlijke omgeving. Door in groepsverband te gaan leven, kon men zicht beter weren tegen bedreigen en ook beter zorgen voor de overleving van de eigen soort. Leven in een wat grotere gemeenschap  meer garantie om te overleven. Mensen hebben de neiging om met anderen in groepsverband samen te leven, ze zullen beter overleven onder bedreigende omstandigheden. De eigenschap van de natuurlijke selectie zullen mensen doorgeven aan hun nageslacht.  de natuurlijke selectie zorgt ervoor dat de eigenschap voortaan in de menselijke soort biologisch verankerd is. De moderne mens leeft nu in andere omstandigheden dan vroeger. We zijn veel minder van anderen afhankelijk voor onze eerste levensbehoeften. Toch brengt de moderne mens het grootste deel van zijn tijd in groepsverband door. Norm Vroeger was leven in groepsverband een goede overlevingsstrategie maar na verloop van tijd is dit tot een norm verheven. Leven in groepsverband is een onderdeel van de cultuur van een samenleving geworden. Dit wordt doorgegeven aan de nieuwe leden door opvoeding en door het voor te doen.

Mensen gaan in groepsverband leven omdat daardoor een aantal psychologische behoeften bevredigd kunnen worden. De theorie van Schutz De theorie van Festinger Behoefte aan sociale steun 3 basisbehoefte  neiging om andere op te zoeken: Omsluiting Controle Waardering Enerzijds willen we iets ontvangen, anderzijds willen we ook iets geven. Wederkerigheid Bij omsluiting en waardering is het noodzakelijk dat we geven en ontvangen. Er moet in de groep sprake zijn van wederkerigheid. Complementariteit Bij beheersing is het anders dan bij wederkerigheid. Als iedereen de andere wil beheersen ontstaat er een strijd die onbeslist blijft. De behoefte aan beheersing van het ene groepslid zal moeten aansluiten bij de behoefte om beheerst te worden bij het andere groepslid. Behoefte aan informatie. Hoe moeten we ons gedragen in bepaalde situaties? Wat moeten we denken van dingen die gebeuren? Handig om naar gedrag van andere te kijken of er over te praten Experiment van Schachter. Leeftijdsgroepen  vooral jongeren en pubers kijken naar de leeftijdsgroepen. Bv. welke kleding ze moeten dragen,… Sociale steun  verschillende vormen: Emotionele ondersteuning Advies en hulp Positieve feedback De sociale steun is een goede buffer voor de negatieve gevolgen van stressvolle situaties Positief zelfbeeld  we streven naar de vorming en handhaving van een positief zelfbeeld. Positieve feedback van groepsleden kan hierin meedragen.

2

Cognitieve verklaring

Sociaal-emotionele determinanten

Taakgerichte determinanten

Oriëntatiefase

Conflictfase

Stabilisatiefase

Dubbelinteractie Wet van het effect

Evolutionair proces

Prestatiefase

Identiteit en status  Het is belangrijk voor de eigen identiteit en de status lid te zijn van een groep. Soms kan je aan iemand merken wat de identiteit of status is door bv. een uniform, das, bepaalde speld of medaille. Collectieve behoeften  iets gezamenlijk aanpakken en zo een groep vormen. Als de doelen aantrekkelijk zijn zoekt iemand aansluiting bij een groep. Cognitieve overwegingen  bij de groep blijven is afhankelijk van: Zijn de doelen aantrekkelijk ? Wat zijn de concrete activiteiten? Is de sfeer goed? Hierbij gaat het om interpersoonlijke attractie. Deze wordt bevorderd door 5 factoren: Fysieke aantrekkelijkheid Gelijkheid Sociale achtergrond Status Vriendelijkheid  Beginsel van wederkerigheid: we willen anderen op dezelfde manier behandelen zoals ze met ons omgaan (vriendelijkheid is in veel gevallen van wederkerige aard) Groepsdoelen moeten aantrekkelijk zijn Kosten Baten Alternatieven Functioneel Bescherming Bereiken van doelen Bevredigen van behoeften Eerste contact  onzekerheid. Die onzekerheid kan leiden tot spanningen, waardoor de groepsleden zich behoedzaam gaan gedragen. Hierdoor kan men achterhalen wat andere groepsleden voor opvattingen, wensen en gedragingen vertonen. Het voorkomt dat het eigen optreden tot onaangename verassingen leidt. Formele groepen  vaak vooraf ingedeelde rollen bv. voorzitter. Nieuwe groepsleden gaan zich dan vooral naar hem richten, houvast. Informele groepen  noodgedwongen op elkaar oriënteren. Niet onmiddellijk heel duidelijk wensen stellen  vermijden van conflicten. Behoedzaamheid geeft de mogelijkheid om te onderzoeken of men iets met elkaar kan en wil gaan doen. Is de groep levensvatbaar? Tegenstellingen kunnen gaan ontstaan en leiden tot conflicten. Onecht conflict: elkaar verkeerd begrijpen, oplossing  betere uitleg geven Eenvoudig conflict: conflict dat vrij eenvoudig is op te lossen. Conflictescalatie: als een conflict uit de hand loopt. Conflicten vermijden: door zaken te vermijden die tegenstellingen. Slagen de groepsleden erin bijdragen te leveren die voldoende tegemoetkomen aan de doelen en wensen van ieder groepslid  bijdragen zullen worden herhaald en zorgen voor een vast en herkenbaar patroon en voor stabilisering van de samenwerking. Na verloop van tijd wordt de vaste manier van samenwerking tot norm verheven. De kleinste eenheid van gedragingen waarmee mensen hun bijdragen op elkaar kunnen afstemmen. Volgens de wet van het effect zullen gedragingen die bijdragen aan de doelen van de groepsleden, positief worden ontvangen een daardoor meer kans hebben te worden herhaald. Gedragingen die geen bijdrage leveren zullen negatieve reacties uitlokken en uit het groepsgedrag verdwijnen. Gedragingen die geen goede bijdrage leveren  zullen uit repertoire verdwijnen. Gedragingen die wel een positieve bijdrage leveren  vaste manier van samenwerken. Wanneer groepsleden overeenstemming bereikt hebben over de doelen die ze met elkaar willen behalen en over de manier waarop ze aan de samenwerking vorm willen

3

Beëindigingsfase

geven. Bij sommige groepen  duidelijk afgebakende taak en tijd  als taak volbracht is  groepsleden uit elkaar. Bij andere groepen  blijven steken in conflictfase  kosten zijn hoger dan baten  groep verlaten (negatieve gevoelens) Groep wel succesvol ?  na samenwerking ontstaat er een gemis  soms later een reunie

Hoofdstuk 3 Sociale beïnvloeding Actieve beïnvloeding Passieve beïnvloeding

Conformiteit

Reductie van onzekerheid Self-attention theory

Tweesporenbenadering Informationele invloed

Privéacceptatie Normatieve invloed Publieke aanpassing Psychologische weerstand Hoofdstuk 4 Groepsstructuur

Normen

Een rol

De overeenstemming die over zaken tot stand komt, is de uitkomst van een proces van sociale beïnvloeding. Groepsleden zijn zich bewust van hun wederzijdse pogingen om de gedragingen of oordelen van anderen te veranderen. Als groepsleden hun gedragingen en opvattingen aanpassen aan wet er in de groep leeft, zonder dat er bewust invloed op hen wordt uitgeoefend. De verandering gaat ongemerkt. Door passieve en actieve sociale beïnvloeding zullen groepsleden naar elkaar toegroeien. Hun opvattingen, oordelen en gedragingen gaan meer overeenstemming vertonen. Als de situatie leidt tot onzekerheid gaat een persoon zich richten naar het antwoord van anderen. Wanneer iemand merkt dat het eigen standpunt anders is dan dat van andere groepsleden  persoon wordt zich meer van zichzelf en de eigen afwijkende situaties bewust. Als een opvatting of oordeel komt van een meerderheid  overtuigingskracht niet zozeer in argumentatie maan in het aantal mensen dat achter die opvatting staat. Een lid laat zich conformeren op basis van behoefte aan correcte en accurate kennis en opvattingen  letten op wat andere groepsleden van iets vinden en daardoor laten beïnvloeden. Informationele invloed leidt tot privéacceptatie van het standpunt of oordeel van een ander en tot een echte en blijvende verandering. Komt tot stand als een groepslid graag bij de groep wil horen en zich aanpast bij de wensen van de overige groepsleden. In de groep conformeert iemand zich, maar buiten de groep blijft die persoon bij het eigen afwijkende standpunt. Het gevoel dat de eigen vrijheid om al of niet aan te passen wordt bedreigd, kan leiden tot psychologische weerstand en tot het hardnekkig vasthouden aan het eigen standpunt. In de stabilisatiefase ontwikkelt het groepsgedrag zicht tot een vaste manier van samenwerken. Vaste patroon van inbreng en van de wederzijdse relaties  structuur van de groep Normen beschrijven welk gedrag wel of niet behoort te worden vertoond in een sociale omgeving. Is de sociale omgeving een groep? Dan spreken we over groepsnormen. Expliciete groepsnormen Ze zijn aangenomen of voorgeschreven  voor iedereen duidelijk. Ze komen tot stand door openlijke wederzijdse beïnvloeding. Impliciete groepsnormen Groepsnormen die ongemerkt tot stand komen. Gedragingen die karakteristiek zijn voor een persoon in een sociale situatie. Rollen zijn gebonden aan personen. Taakgerichte rol Bijdragen die ervoor zorgen dat groepen in staat zijn om hun doelen te bereiken. Groepsgerichte rol Bijdragen die ervoor zorgen, dat er een goede sfeer ontstaat in de groep en dat die sfeer zo blijft.

4

Functionele rollen

Disfunctionele rollen

Rolproblemen

Status

Expectation statestheorie

Dominantietheorie

Communicatiepatronen

Affectieve relaties Sociometrische methode Sociogram Buitenstaander Cohesie Sociale constructie

Institutie

Hoofdstuk 5 Constructief conflict

Destructief conflict

Conflictbronnen

Taakgerichte en groepsgerichte rollen zijn functionele rollen. Groepen zijn gebaat bij leden die beide rollen in voldoende mate vervullen  op een goede manier haar taken vervullen en doel bereiken. Ook zal de sfeer in de groep goed zijn. Zelfgerichte rollen zijn disfunctionele rollen. Ze zijn niet bevorderend voor de groep. Zelfgerichte rol De bijdrage blokkeert de voortgang van de groep en/of zorgt voor een slechte sfeer. Bv. kantjes eraf lopen, altijd dwars liggen, … Rolonduidelijkheid  roldrager weet niet precies hoe hij de voorgeschreven rol vorm moet geven. Rolconflict  rolzenders zijn het niet mee eens waarop de roldrager zijn functie vervult. Er wordt al vrij snel een verschil in status tussen de groepsleden gevormd. Eens het is gevorm blijft dat daarna bestaan. Het is een stabiel patroon van onderlinge verhoudingen op gebied van dominantie, prestige en invloed. Alle groepsleden hebben in het begin dezelfde status. Toch maken groepsleden op basis van een aantal algemene kenmerken een inschatting van de mogelijke waarde van ieders inbreng  2 typen statuskenmerken: Diffuse statuskenmerken Specifieke statuskenmerken Er is sprake van competitie tussen de groepsleden. Wie heeft de meeste invloed? 2 gebieden: Non-verbaal gedrag Verbaal gedrag Groepsleden met dominant gedrag  hoge status verwerven Sommige groepsleden brengen veel in en andere juist weinig. Meestal wat er de eerste sessie afspeelt volgt ook in de volgende sessies ( stabiel) Het patroon laat zien welke personen elkaar aardig vinden en met elkaar optrekken. Om de relaties tussen de groepsleden in kaart te brengen. Op basis van de antwoorden bij de sociometrische methode is het patroon van onderlinge affectieve relaties in een sociogram weer te geven. Een persoon die door niemand gekozen wordt en door iedereen onaardig wordt gevonden. De mate waarin er sprake is van een hechte groep met een sterke onderlinge binding. In een groep zijn het de leden die met elkaar bepalen wat de doelen zijn, hoe men met elkaar omgaat, wie welke rollen vervult, welke normen er gelden, welke relaties men met elkaar aangaat en hoeveel status en invloed iedereen heeft. Normen maken de groep tot een institutie. De groep heeft een eigen karakter gekregen. Hoe meer gedragingen tot norm zijn verheven, hoe minder vrij de groepsleden zijn om zelf hun gedragingen te bepalen.

Als het de groep lukt om op een manier ge problemen op te lossen. Dit kan enkel als de groepsleden een coöperatieve houding hebben. Ze moeten bereid zijn om te streven naar het beste voor de groep. Groepsleden die er naar streven gelijk te hebben hebben een competitieve houding. Mensen met een competitief karakter geven niet graag toe. De spanningen zullen toenemen en de goede voortgang belemmeren. Dit leid tot een destructief conflict. De samenwerking die nodig is om de gemeenschappelijke doelen te bereiken kan op verschillende gebieden tot conflictbronnen leiden. Instrumentele conflicten: conflicten die betrekking hebben op de doelen en werkwijzen die gevolgd moeten worden.

5

Reciprociteit

Conflicthantering

Escalatie

Fundamentele attributiefout Intergroepsconflict Wij-zijdifferentiatie

Sociale identiteitstheorie Realistische conflicttheorie Conflictmanagement Hoofdstuk 6 Soorten taken Sociale facilitatie Sociale inhibitie Procesverliezen Lijntrekken Meeliften

Prestatienormen

Cohesie

Planning Hoge doelen

Belangenconflicten: conflicten die te maken hebben met de verdeling van opbrengsten in de groep. Machtsconflicten: conflicten over de vraag wie in de groep over welke zaken mag beslissen en wie de meeste invloed heeft. Relatieconflicten: conflicten die voort komen uit ergernissen die te maken hebben met de manier waarop groepsleden zich gedragen. Mensen behandelen anderen hoe ze zelf door anderen behandeld worden. Het is een automatische reactie waar niet over nagedacht wordt. (= beginsel van wederkerigheid) Hoe men de problemen aanpakt. 5 vormen van conflicthantering: Vechten Samenwerken Compromis zoeken Toegeven Vermijden Wanneer de verschillen tussen groepsleden uit de hand lopen. Dit is het geval als groepsleden bij hun standpunt blijven, de anderen als tegenpartij gaan zien, eigen gelijk willen ten koste van de tegenpartij en het zakelijk conflict tot een persoonlijk conflict maken. Mensen die het niet eens met je zijn negatieve persoonlijke bedoelingen toe schrijven. Conflicten tussen groepen, zowel op kleine schaal als op grote schaal. Mensen hebben de neiging hun wereld te beschrijven in termen van de groepen waartoe ze behoren. Wij-groepen: de groepen waartoe de mensen behoren. Zij-groepen: de groepen waartoe men niet behoort. Mensen ontlenen een deel van hun identiteit aan de groepen waartoe ze behoren. Ze streven naar een positief zelfbeeld. De groepen waar ze deel van uitmaken worden hoger in geschat en positiever beoordeeld. Het onderscheid in groepen kan er toe leiden dat groepen vijandig tegenover elkaar komen te staan. Conflicten tussen groepen kunnen op verschillende manieren door bepaalde ingrepen worden verminderd. Of het goed is om in een team te werken of niet is afhankelijk van de soorten taken die men moet doen. De aanwezigheid van anderen kan soms leiden tot een hogere motivatie en prestaties. De aanwezigheid van anderen kan soms leiden tot slechtere prestaties. Het verschil tussen wat een groep maximaal zou kunnen bereiken en wat er in werkelijkheid gepresteerd wordt. Als iemand tijdens het werken in groepsverband zich minder inspant voor een taak dan hij zou doen als hij die alleen zou moeten doen. Wanneer iemand weinig of geen bijdrage levert aan het groepsresultaat maar wel van dat resultaat mee profiteert. ( speciale vorm van lijntrekken) De hoogte van de bijdragen van de teamleden worden in sterke maten bepaald door de groepsnormen die zijn ontwikkeld over de prestaties die er van de teamleden verwacht worden. Als de cohesie in een team hoog is laten de teamleden zicht sterker door elkaar beïnvloeden. Een hoge cohesie leidt enkel tot een sterke inzet en goede prestaties als er hoge prestatienormen in de groep zijn. Een betere planning en organisatie kan ervoor zorgen dat coördinatieproblemen kunnen worden opgelost. Zelf hoge doelen stellen heeft een motiverende werking, zet aan tot activiteit en geeft

6

Feedback

Hoofdstuk 7 Kritisch vermogen Zelfcensuur

Groepsdenken

Fasenmodel Onzekerheidsreductie

Resultaatevaluatie Procesevaluatie Brainstormen

Brainwriting Nominale groepstechniek

Delphi-techniek Hoofdstuk 8 Macht

richting aan de bijdragen van de teamleden. Het verschaft de teamleden informatie over hun vorderingen en ook over wat er nog gedaan moet worden. Het is nodig om het stellen van moeilijke doelen effectief te laten zijn. Een groepslid ziet eerder fouten en blinde vlekken in de redeneringen van de andere groepsleden omdat hij deze bij andere beter ontdekt dan bij zichzelf. Als leden van een overleggroepen besluiten hun inzichten, opvattingen en voorkeuren niet in te brengen omdat ze veronderstellen dat hun mening er niet toe doet, niet dwars willen liggen of niemand willen kwetsen. ...


Similar Free PDFs