Hoofdstuk 2 Methodes van sociaalpsychologisch onderzoek PDF

Title Hoofdstuk 2 Methodes van sociaalpsychologisch onderzoek
Author Maarten Verheyen
Course Sociale psychologie
Institution Katholieke Universiteit Leuven
Pages 8
File Size 152.7 KB
File Type PDF
Total Downloads 40
Total Views 137

Summary

Samenvatting van het desbetreffende hoofdstuk uit het boek...


Description

H OOFDSTUK

2

:

M ETHODES

VAN SOCIAALPSYCHOLOGISCH ONDERZOEK

1

OBSERVATIE

Nagaan hoe een gedrag in bepaalde omstandigheden optreedt. => omstandigheden opzoeken + gedrag observeren. Voordeel van observatie-onderzoek : -

De ecologische validiteit is per definitie gegarandeerd. Ecologische validiteit is de mate waarin het onderzoek geldige conclusies toelaat over het ‘natuurlijk’ voorkomende gedrag van mensen in situaties die ze in het echte leven ook tegenkomen.

Nadeel van observatie-onderzoek: -

2

De gedragingen waarin een onderzoeker geïnteresseerd is kunnen vrij zeldzaam zijn. => Gevolg: zeer lang observeren. Zeer moeilijk om conclusies te trekken omwille van de complexiteit.

ZELFBESCHRIJVINGEN

Als middel om coverte processen en gedragingen te onderzoeken. Zelfbeschrijving: was de handelende persoon zelf over de handeling of het gedrag zegt of schrijft. 3 voorwaarden voor valide zelfbeschrijvingen: 1. ondervraagde moet het gedrag en de reden ervoor kunnen beschrijven. 2. ondervraagde moet de gelegenheid krijgen het gedrag te beschrijven. 3. ondervraagde moet het gedrag en de reden ervoor willen beschrijven.

2.1

De beperkingen van zelfbeschrijvingen

Voorwaarde 1 niet vervuld: onderzoeker stelt retrospectieve vragen + ondervraagde kan zich het gedrag niet meer herinneren = geheugenvertekening. Of vragen gaan over gedragingen waarvan de ondervraagde zich niet bewust was. Voorwaarde 2 niet vervuld: vraagstelling geeft de ondervraagde onvoldoende ruimte om het gedrag te beschrijven. Voorwaarde 3 niet vervuld: zelfbeschrijvingen zijn op zichzelf ook gedragingen en staan op hun beurt ook onder invloed van gedragsdeterminanten. Zelfbeschrijvingen worden beïnvloed door sociale werkelijkheid. => Gevolg: wat mensen vertellen over hun gedrag wijkt vaak af van hoe ze zich daadwerkelijk gedragen.

f41dabbc62f79547105e1ece7c0a32cb.docx – 1

Feldmanhall et al. (2012) – Leiden verzachten door geld te geven O: Keuzes die mensen maken als er een conflict bestaat tussen hun eigenbelang en het belang van iemand anders. H: Er bestaat een verschil tussen wat mensen zeggen dat ze zullen doen (zelfbeschrijving) en wat mensen daadwerkelijk doen (gedrag) als ze geld kunnen geven om het lijden van een medemens te kunnen verzachten. M: Deelnemers kregen geld en werden gevraagd om donaties te doen om het lijden, veroorzaakt door elektroshocks, van een mededeelnemer te verzachten. Deze mededeelnemer was in feite een psuedo-deelnemer: iemand die zich ten aanzien van de echte deelnemers aan een onderzoek voordoet als een deelnemer maar in werkelijkheid een medewerker is van de onderzoekers. Het geld dat de echte deelnemers gekregen hadden en niet doneerden mochten ze houden. R: Er was een significante discrepantie tussen het bedrag dat mensen zeiden dat ze zouden doneren en het bedrag dat mensen daadwerkelijk doneerden. C: Gevaar om uitspraken te doen op basis van zelfbeschrijvingen. Aandringen om eerlijk te antwoorden op vragen veroorzaakt een foutief bijstellen van de zelfbeschrijving bij de proefpersoon.

2.2

Het nut van zelfbeschrijvingen

1. Interessant als bron van inspiratie: vruchtbaar om ideeën te krijgen voor de opbouw van een theorie door beweringen in een toetsbare vorm te gieten. 2. In sommige gevallen is de zelfbeschrijving het gedrag dat de onderzoeker wil bestuderen. Verbale communicatie bevat gedragswetenschappelijk waardevolle informatie. 3. Zelfbeschrijvingen kunnen nuttig zijn bij bepaalde thema’s van onderzoek, namelijk domeinen van gedrag waarbij geen sociale normen gelden. Voorbeeld: trolleyprobleem + onderzoek van Scharz & Kahneman.

f41dabbc62f79547105e1ece7c0a32cb.docx – 2

Schwarz & Khaneman et al. (2009) – Vrijetijdsverdrijf O: Hoe brengen mensen het liefst hun tijd door? H: Er bestaat een discrepantie tussen hoe mensen zeggen dat ze het liefst hun tijd doorbrengen en hoe mensen daadwerkelijk het liefst hun tijd doorbrengen. M: de onderzoeksmethode bestond uit 3 delen: -

Deelnemers hierover ondervragen (algemeen) Event Sampling: een beeper vraagt op willekeurige tijdstippen aan deelnemers wat ze aan het doen zijn en hoe leuk ze dit vinden Day Reconstruction Method: deelnemers krijgen op een bepaalde dag de vraag om het verloop van de vorige dag te beschrijven en bij elke activiteit de details aan te geven en hoe leuk ze dit vonden.

R: Zelfbeschrijving: familie en partner op plaats 1. E.S + D.R.M.: Vrienden op plaats 1, daarna pas familie, partner en kinderen. Alleen zijn komt op de laatste plaats. => Discrepantie tussen de (pure) zelfbeschrijving en het (echte) gedrag. C: -

3

Invloed van sociale normen: sociale wenselijkheidsbias bij zelfbeschrijvingen. Invloed van geheugenvertekeningen en lekentheorieën: globale beoordelingen worden meer vervormd dan beoordelingen van recentere activiteiten.

CORRELATIONEEL ONDERZOEK

Correlationeel onderzoek is een methode om verbanden tussen gegevens te bestuderen. Variabelen kunnen positief of negatief samenhangen. Samenhang wordt uitgedrukt door een correlatiecoëfficiënt die kan variëren van -1 tot +1. Beperking van correlationeel onderzoek: meet geen oorzakelijk verband. Een mogelijke valkuil bestaat er dus in dat onderzoekers, ondanks dit uitgebreid in hun vooropleiding gezien te hebben, correlatiecoëfficiënten toch causaal gaan interpreteren. Kogut (2011) – Aidsdonatie H: De bereidheid van mensen om geld te doneren aan een goed doel hangt samen met de mate waarin ze de personen in nood zelf verantwoordelijk achten voor de ontstane noodsituatie. M: Dln tekst laten lezen over Aidspatiënt en verantwoordelijkheid laten beoordelen. Vervolgens donatie vragen voor goed doel en deze donatie subtiel registreren. R: Negatieve correlatie tussen verantwoordelijkheid en donatie. C: Negatieve correlatie kan op 3 manieren tot stand gekomen zijn: 1. Negatieve invloed van de waargenomen verantwoordelijkheid op de bereidheid om te helpen. 2. Negatieve invloed van geld geven op de waargenomen verantwoordelijkheid. 3. Gemeten variabelen hangen allebei af van een derde factor die hen in tegengestelde richting beïnvloedt (storende factoren).

f41dabbc62f79547105e1ece7c0a32cb.docx – 3

f41dabbc62f79547105e1ece7c0a32cb.docx – 4

4

HET EXPERIMENT

Een experiment is een manier om gegevens te verzamelen waarvan de analyse uiteindelijk causale conclusies toelaat.

4.1

Basisredenering en terminologie bij experimenteel onderzoek

Indien A invloed op B, dan variaties in A veroorzaken variaties in B. Onafhankelijk variabele: de variabele waarvan de onderzoeker de invloed nagaat. Afhankelijke variabele: de variabele waarvan de onderzoeker de invloed nagaat. Manipuleren: het aanbrengen van variaties in de onafhankelijke variabelen. Condities zijn de specifieke variaties. Voordelen: -

kleine steekproeven volstaan om tot zinvolle conclusies te komen: o een experiment houdt storende factoren onder controle = weinig foutenvariabiliteit. o statistische technieken die verschillen tussen de condities berekenen houden rekening met de steekproefgrootte. o de vraag of variabele X van invloed is op variabele Y heeft maar een kleine steekproef nodig om representatief te zijn.

-

Experimenten meten de rechtstreekse invloed van onafhankelijke variabelen op gedrag, er wordt geen gebruik gemaakt van zelfbeschrijvingen.

-

Beperkte ecologische validiteit is een misvatting: mundane realisme is laag maar dit kan een voordeel zijn omdat het garandeert dat alle deelnemers in dezelfde omstandigheden deelnemen.

-

Experimental realism: mate waarin een experimentele situatie zo meeslepend is dat mensen er helemaal in opgaan zodat ze zich spontaan gedragen. Belangrijk voor de spontaniteit en de validiteit van de geobserveerde gedragingen.

4.2

Manipulatiechecks en pretests

Manipulatiechecks: metingen waarmee gecontroleerd wordt of de deelnemers in de diverse condities echt in de beoogde situatie terecht zijn gekomen en dus om vast te stellen of de beoogde variabele goed gemanipuleerd is. Ze kunnen ook gebruikt worden om vast te stellen of niet per ongeluk andere vaiabelen mee gemanipuleerd zijn. Pretests (pilootstudies of vooronderzoeken): worden gebruikt wanneer manipulatiechecks niet mogelijk zijn. Onderzoekers gaan dan na bij een steekproef van deelnemers die vergelijkbaar zijn met die van het eigenlijke onderzoek of de manipulatie werkt.

f41dabbc62f79547105e1ece7c0a32cb.docx – 5

4.3

Tussen- en binnenproefpersoonsmanipulaties

Verschil tussen experiment en correlationeel onderzoek: -

Tijdsorde: eerst variaties in A Storende factoren: ander mogelijke oorzaken in B onder controle houden.

Situationele gedragsdeterminanten onder controle houden: alle overige omstandigheden zo goed mogelijk gelijk blijven. Vooraf bestaande individuele kenmerken kunnen resultaten van een experiment vertekenen: -

bij tussenproefpersoonsmanipulaties: randomisatie van de condities bij binnenproefpersoonsmanipulaties: alle deelnemers blootstellen aan elk van de condities. Dit is minder geschikt indien de blootstelling de onafhankelijke variabele zo opvallend maakt dat de deelnemers de getoetste hypothese kunnen raden. Er bestaat ook een mogelijk risico op vraag- en volgorde-effecten en op sociale wenselijkheid. Volgorde-effecten kunnen wel onder controle gehouden worden door te contrabalanceren: het systematisch variëren van een variabele waarvan de onderzoeker vermoed dat ze naast de onafhankelijke variabele ook een invloed kan uitoefenen op de afhankelijke variabele.

Grote individuele variabiliteit vermindert de power van een experiment: de kans dat een werkelijk bestaand verschil tot uiting komt is dan kleiner. Bj tussen-proefpersoons-manipulatie: voormeting van de AV ter controle van de randomisatie: geen noodzakelijke voorwaarde voor een experiment. Voormetingen kunnen immers reactiviteit veroorzaken.

4.4

De macrosituatie onder controle houden

Situationele factoren kunnen ook gebeurtenissen zijn die zich in de buitenwereld voordoen en een invloed hebben op het onderzoek. Oplossingen: 1. Experiment zo snel mogelijk voltooien 2. Indien dit niet mogelijk is: deelnemers van verschillende condities met elkaar afwisselen en niet conditie na conditie afwerken.

4.5 -

De beperkingen van experimenten Niet nuttig om de frequentie van bepaald gedrag in het dagelijks leven te bestuderen. Sommige experimenten zijn niet geschikt omwille van ethische redenen. Eender welk onderzoek moet daarom voorgelegd worden aan een ethische commissie die toetst of het aan de geldende ethische normen voldoet. Vraageffecten: deelnemers stellen hun gedrag af op wat ze menen dat een onderzoeker wil vaststellen. Te vermijden door tussenproefpersoonsmanipulaties. Proefleidereffecten: de aanwezigheid van een onderzoeker heeft een opzettelijke of onopzettelijke invloed op het gedrag van de deelnemers. Contact met de deelnemers dient vermeden te worden.

f41dabbc62f79547105e1ece7c0a32cb.docx – 6

4.6

Meerdere variabelen

onafhankelijke

en

afhankelijke

Hoofdeffect: uit statistische analyse blijkt dat een OV een significant effect heeft over de condities van de andere onafhankelijke variabele(n) heen. Interactie-effect: effect van de ene variabele hangt af van de conditie van de andere variabele. Zogefka et al. (2001) – Slachtofferhulp H: Geringere zelfredzaamheid + grotere waargenomen verantwoordelijkheid van het slachtoffer maken mensen minder geneigd om te helpen. M: OV1: waargenomen verantwoordelijkheid OV2: waargenomen zelfredzaamheid AV1: gerapporteerde bereidheid van deelnemers om geld te geven AV2: feitelijke donatiegedrag R: AV1: hoofdeffect OV1 + hoofdeffect OV2 AV2: hoofdeffect OV1 maar GEEN hoofdeffect OV2

4.6.1 -

5

Belang van de volgorde van metingen in experimenten met meerdere afhankelijke variabelen Om reactiviteit te vermijden Experimenteel realisme bevorderen Invloed van sociale wenselijkheid beperken. Wenselijk bij mediatie-analyse: mate waarin een AV een rol speelt bij het tot stand komen van het effect van de OV op een ander AV. Zonder reden is het wenselijk om volgorde te variëren: contrabalanceren of randomiseren.

DE EMPIRISCHE CIRKEL (SPIRAAL) 1. Inductiefase: het formuleren van een algemeen inzicht op grond van een specifieke bevinding of verzameling bevindingen. 3 soorten discrepanties tussen geobserveerde gegevens en theorie. a. Theorie is abstracter en algemener b. De gebruikte concepten zijn vaak analytischer dan wat op grond van concepten te verantwoorden valt. c. De theorie poneert een mechanisme dat beschrijft op welke manier het gedrag tot stand komt. 2. Toetsingsfase: nieuwe hypothesen uit de theorie deduceren en concretiseren tot predicties die van toepassing zijn op de gecreëerde onderzoekscontext. Voorlopige aanname theorie (Popper): hypothese heeft de falsificatiepogingen weerstaan. Belangrijk kenmerk van een theorie is zijn falsifieerbaarheid.

f41dabbc62f79547105e1ece7c0a32cb.docx – 7

Zie belangrijk schema empirische cirkel cursus p. 48.

f41dabbc62f79547105e1ece7c0a32cb.docx – 8...


Similar Free PDFs