Inhoudsanalyse: kwalitatief onderzoek van de data-analyse PDF

Title Inhoudsanalyse: kwalitatief onderzoek van de data-analyse
Course seminarie: centrale besturen
Institution Universiteit Gent
Pages 4
File Size 117.1 KB
File Type PDF
Total Downloads 80
Total Views 118

Summary

Inhoudsanalyse: kwalitatief onderzoek van de data-analyse: er zijn verschillende soorten data-analyse tools...


Description

Inhoudsanalyse Krippendorff (1980, p. 18) definieert een kwantitatieve inhoudsanalyse als volgt: “Content analysis is a research technique for making replicable interferences from data to their context”. Deze methode wordt vaak gebruikt in de communicatiewetenschappen om onderzoek te doen naar verschillende media en de boodschappen die door deze media verstuurd worden (Wester, 2006, p. 101). Berger (1998, p. 23) definieert een inhoudsanalyse als volgt: “A research technique that is based on measuring the amount of something in a representative sampling of some mass-media popular art form”. Een kwantitatieve inhoudsanalyse kan zowel gebruikt worden om informatie te verzamelen over de zender van de boodschap, de boodschap zelf als over de doelgroep (Weber, 1990, p. 9). Berelson (1952, p. 18) beschrijft een kwantitatieve inhoudsanalyse dan weer op deze manier: “A research technique for the objective, systematic, and quantitative description of manifest content of communications”. In deze definitie worden vier basiskenmerken vermeld: objectief, systematisch, kwantitatief en manifest. Objectief impliceert dat de resultaten van elke uitgevoerde waarneming voor elke zorgvuldige waarnemer dezelfde zouden zijn. Systematisch betekent dat de boodschap ingedeeld wordt in observatie-eenheden, die afzonderlijk onderzocht worden. Het kwantitatieve houdt twee zaken in: de steekproef is groot genoeg om uitspraken te doen die voor de hele populatie gelden en de resultaten worden in cijfers uitgedrukt. Het manifeste tot slot duidt op een duidelijke waarneembare inhoud en dus geen interpretaties of verwijzingen. Bij een kwantitatieve inhoudsanalyse gaat men na hoe vaak een bepaalde boodschap voorkomt. We registreren de aanwezigheid van bepaalde kenmerken in een tekst en op basis van die aanwezigheid kunnen dan uitspraken gedaan worden over een bepaalde tekst (Den Boer, Bouwman, Frissen & Houben, 1994, p. 127). De verzamelde data moeten ook nog geplaatst worden binnen een bepaalde context. Het tellen van de data is een middel om inhoudelijk relevante uitspraken te kunnen doen (Hansen, Cottle, Negrine & Newbold, 1998). Wester en Peters (geciteerd in: Van den Breemer, 2010, p. 24) omschrijven de kwantitatieve inhoudsanalyse 31 als een deductieve methode, waarbij men vertrekt vanuit een theoretisch kader en men op zoek gaat naar de realiteit. Inhoudsanalyse is een techniek die al vaak gebruikt is in de sportwereld om bijvoorbeeld sportgerelateerde reclame te onderzoeken. Voorbeelden zijn onder meer de invloed van athlete endorsements (Jones & Schumann, 2000), de inhoud van reclamefilmpjes tijdens de Super Bowl (Kelley & Turley, 2004). Morrison, Haygood & Krugman (2006) onderzochten de rol van tabaksreclame in de NASCAR, daarnaast is er ook nog onderzoek verricht naar klanttevredenheid op sportevenementen (Greenwell, Lee & Naeger, 2007). Verder zijn er nog tal van voorbeelden in de literatuur terug te vinden.

Fases tijdens een kwantitatieve inhoudsanalyse Een kwantitatieve inhoudsanalyse vindt plaats in een aantal verschillende fases. In de eerste fase worden de eenheden gekozen (Wester, 1995b, pp. 139-140). In de tweede fase wordt via steekproeven het benodigde materiaal ingezameld. Tijdens de registratiefase wordt een waarnemingsinstrument ontwikkeld (zie 3.5.3). Indien er verschillende waarnemers of codeurs verantwoordelijk zijn voor het coderen, worden deze getraind zodat de bekomen resultaten bij elke waarnemer hetzelfde zijn. Tijdens het waarnemingsproces moeten ook alle nodige documenten beschikbaar gesteld worden aan de waarnemers. Deze documenten omvatten het te coderen materiaal en codeerformulieren (Wester, 1995b, p. 144).

Voordelen Palmquist (n.d.) geeft enkele voordelen van kwantitatieve inhoudsanalyse. Een eerste voordeel is dat men bij deze methode onmiddellijk kijkt naar de communicatie. Een tweede voordeel is dat bij correcte uitvoering van de methode, men kan spreken van een correcte onderzoeksmethode gebaseerd op harde feiten. Palmquist geeft ook aan dat we via deze methode inzicht krijgen in complexe modellen van menselijke gedachten en taalgebruik.

Nadelen De kwantitatieve inhoudsanalyse wordt door wetenschappers ook vaak bekritiseerd. Volgens de critici wordt er te weinig aandacht besteed aan de interpretatie van bijvoorbeeld beelden of berichten. Enkel de karakteristieken van deze beelden of berichten worden geregisteerd en geanalyseerd (Den Boer, 1994, p. 124). Mcquail (2005, p. 327) op zijn beurt geeft aan dat een onderzoek nooit neutraal en volledig objectief kan gebeuren door een onderzoeker. Hij wordt beïnvloed door de keuze van codes en categorieën. Merten (1996, p. 69) geeft aan dat bij kwantitatieve inhoudsanalyses er geen rekening gehouden wordt met verborgen betekenissen in 32 de teksten. Palmquist (n.d.) vermeldt ook nog dat een kwantitatieve inhoudsanalyse erg tijdsintensief is.

Thematische analyse Thematische analyse is een methode die gebruikt wordt om patronen (thema’s) te identificeren, analyseren en rapporteren binnen een kwalitatieve dataset (Braun & Clarke, 2006). De eerste stap betreffende deze analyse is het zorgvuldig doorlezen van de uitgetypte interviews om, uit de kwalitatieve data, de gegevens te halen die nodig zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen. Tijdens het doorlezen kan men de zaken die belangrijk en/of interessant lijken in het verhaal van de respondent alvast noteren in de kantlijn. Het is zeer belangrijk om in deze eerste fase van de analyse de interviews keer op keer te herlezen (Charmez, 2003). Vervolgens werd vanuit deze eerste aantekeningen geprobeerd om de aangehaalde thema’s te voorzien van een initiële code. Dit is de tweede stap. Zo werd bijvoorbeeld de opmerking van een respondent “Ik woon thuis samen met mijn ouders en mijn broer” samengevat onder de code ‘bij ouders wonen’. De bedoeling van het toekennen van deze codes is om wat er gezegd is naar een iets hoger abstract niveau te brengen. Op dit punt mag men ook de psychologische terminologie beginnen toe te passen (Charmez, 2003). Belangrijk is wel dat er nog steeds een duidelijke link bestaat tussen wat de respondent daadwerkelijk gezegd heeft en de toegekende code. Volgens Boyatzis (1998) moeten de toegekende codes een kenmerk van de data identificeren dat interessant lijkt voor de onderzoeker en dat verwijst naar het basissegment, of -element, van de ruwe data en dat op een zinvolle manier informatie verstrekt over het betreffende fenomeen. De derde stap bestond uit het zoeken naar potentiële overkoepelende thema’s. Op het moment dat de data van de eerste tien interviews gecodeerd waren, werd een lijst opgesteld van de verschillende codes die geïdentificeerd werden doorheen de dataset. Vervolgens werd gekeken of alle verschillende genoemde codes ondergebracht konden 20 worden onder een overkoepeld thema. Een voorbeeld hiervan is het onderbrengen van de codes ‘bij ouders wonen’ en ‘zelfstandig wonen’ bij het overkoepelende thema ‘woonsituatie’. Het kan in deze fase van de analyse behulpzaam zijn om visuele representaties te gebruiken bij het ordenen van deze codes in overkoepelende thema’s (Braun & Clarke, 2006). In dit onderzoek werd er gekozen voor het gebruik van een thematische kaart. Op deze kaart werd het overkoepelende thema geplaatst en van daaruit werden er lijnen getrokken naar

de eventuele subthema’s die daaronder passen. Hierdoor ontstond er een duidelijk overzicht van de indeling. Nadat we een eerste opzet van een thematische kaart hadden voor de eerste tien interviews, werden de eerste drie stappen van de TA nogmaals doorlopen voor de overige tien te coderen interviews. Vervolgens werd er gekeken of de codes verkregen uit de laatste tien interviews ingepast konden worden in de al bestaande thema’s of dat er nog nieuwe toegevoegd dienden te worden. De vierde stap betrof het verder verfijnen van de verschillende thema’s. Daarbij was het belangrijk na te gaan of er voldoende heterogeniteit was tussen de verschillende thema’s (Patton, 1990). Dit houdt in dat er duidelijke identificeerbare verschillen moeten zijn tussen de verschillende thema’s. Verder is het eveneens belangrijk dat er voldoende homogeniteit is binnen een thema (Patton, 1990). Dit houdt in dat de verschillende codes die bij een thema worden onderbracht, op een logische en betekenisvolle manier moeten samenhangen. De vijfde en laatste stap van de analyse begint wanneer er een duidelijke en overzichtelijke thematische map bestaat van elk thema (Braun & Clarke, 2006). Vervolgens werden de thema’s verder gedefinieerd en benoemd. Van elk thema moet de essentie kort en duidelijk kunnen worden weergegeven.

Grounded Theory Het ontwikkelen van theorie aan de hand van coderen noemen we gefundeerde theorie (‘grounded theory'). Gefundeerde theorie kent twee centrale kenmerken: -

Inductief: op basis van verzamelde data wordt theorie ontwikkeld;

-

Iteratief: data verzamelen (interviewen) en analyseren wisselen elkaar af.

Overigens zijn in de praktijk veel onderzoeken een combinatie van inductie en deductie (lees hier alles wat je hierover moet weten). Dit doet niets af aan de noodzaak om de interviewdata te coderen, maar geeft aan wat de rol van reeds bestaande theorie is hierin. Aan de hand van coderen wordt orde aangebracht in de interviewdata. Dit proces bestaat doorgaans uit drie stappen: -

Open coderen: fragmenten coderen (labels toekennen)

-

Axiaal coderen: vergelijken van fragmenten met dezelfde code op verschillen en overeenkomsten

-

Selectief coderen: concepten uitwerken tot een theorie en zoeken naar uitzonderingen door middel van constante vergelijking

Bij de eerste stap, open coderen, worden er labels toegekend aan stukjes tekst om aan te geven waar het over gaat. Elk fragment kan meerdere labels krijgen, zodat je per thema of trefwoord kunt analyseren. Na het coderen van één of twee transcripts is het zinvol om een korte evaluatie uit te voeren, eventueel de labelstructuur te herzien, alvorens verder te gaan met de overige transcripts. Het kan zelfs zinvol zijn om beginnen met axiaal coderen tussen interviews, zodat relevante vragen voor de volgende interviews geïdentificeerd kunnen worden. Aan de hand van open coderen zijn alle tekstfragmenten in ‘bakken' gestopt op basis van het thema waar ze betrekking op hebben. Bij de tweede stap, het axiaal coderen, worden de fragmenten binnen deze bakken vergeleken met elkaar. Welke verschillen en overeenkomsten zijn er? Doordat men steeds meer vertrouwd raakt met de data kan deze stap ertoe leiden dat de codering, zoals vastgesteld in de eerste stap, wordt bijgesteld. Het gaat immers om een iteratief proces. Er kunnen codes worden gesplitst, worden samengesteld en nieuwe codes worden benoemd. In feite is dit een techniek waarbij codes worden geoperationaliseerd en gevalideerd door ze te vergelijken. Axiaal coderen zorgt veelal voor een meer uniforme en valide codering. Tevens kunnen aan de hand van deze codering, indien van toepassing, verschillende groepen

worden geïdentificeerd. Bijvoorbeeld intelligente luie studenten en matige intelligente hardwerkende studenten. In de laatste fase, het selectief coderen, is eigenlijk geen coderen. Er wordt immers niets meer gecodeerd. De gevonden concepten worden uitgewerkt tot een theorie. Aan de hand van constante vergelijking wordt de samenhang tussen codes geanalyseerd. Tevens kunnen bijvoorbeeld relaties worden gelegd op basis van de frequentie waarin concepten terugkomen in de data. Bijvoorbeeld, veel intelligente luie studenten geven aan dat ze tijdens hun studie steeds minder gemotiveerd waren. Vervolgens wordt er gezocht naar uitzonderingen (extremen) en wordt geanalyseerd in hoeverre deze reden vormen om aan de bevindingen te twijfelen.

Gioia methode Gioia was een onderzoeker die de grounded theory verder ontwikkeld heeft. Hij had kritiek op het model van grounded theory. De grounded theory is voor velen nog een inductieve benadering. Wanneer je tijdens het codeerproces linken gaat leggen met de literatuur en andere bronnen, dan fit dat goed bij de gioia-methode. Tijdens het codeerproces is het goed om linken te leggen met de bestaande academische bronnen en literatuur, en dan kies je ook het best voor de Gioia methode. 1st order concepten: vaak zijn dit codes die heel nauw aansluiten bij de woorden van de respondenten. 2de order themes: hier gebeurt het sorteren van die codes. Hier gaat men eigenlijk al expliciet naar de literatuur gaan kijken. Aggregaties dimensions: hoe verhouden die bepaalde thema’s zich tegenover elkaar. En kan je clusteren.

Procesmodel Zij komt met het proces-model. Volgens haar is het leven heel dynamisch. De ene gebeurtenis kan een andere gebeurtenis in de hand werken en beinvloeden. Vb doordat je het eerste land was dat corona had, heb je bepaalde acties genomen, en zal dit een invloed hebben op de latere acties van dat land. Je weet wat werkt en niet werkt. Je doorloopt een proces en vaak hebben acties uit het verleden een invloed op acties in de toekomst. Zij focust zich op hoe fenomenen zich evolueren doorheen de tijd.

Triangulatie De term triangulatie refereert aan het gebruik van meer dan één benadering voor het onderzoeken van een onderzoeksvraag om de betrouwbaarheid van de resultaten te vergroten (Lewis-Beck, Bryman & Futing Liao, 2004)....


Similar Free PDFs