Hoofdstuk 3 spraakaudiometrie PDF

Title Hoofdstuk 3 spraakaudiometrie
Course Klinische audiometrie bij volwassenen
Institution Arteveldehogeschool
Pages 4
File Size 153.5 KB
File Type PDF
Total Downloads 44
Total Views 153

Summary

Download Hoofdstuk 3 spraakaudiometrie PDF


Description

Hoofdstuk 3: spraakaudiometrie 1. vereiste apparatuur Spraakaudiometrie wordt afgenomen in een geluidsarme cabine. We verbinden een klinische audiometer met een microfoon of CD-speler. Men kan de test afnemen via hoofdtelefoon of in vrij veld. De patiënt moet het gehoorde signaal herhalen of in een reeks prenten de juiste prent aanwijzen. 2. spraakmateriaal - getallen - zinnen - spondeelijsten, dit zijn tweelettergrepige woorden. BLU-lijst / korte Leuvense lijst / fournier-lijst) - monosyllabische woordenlijsten, eenlettergrepige woorden. Brugse woordenlijst / NVA- woordenlijst (Nederlandse vereniging audiologie) 3. weergave van de resultaten 3.1. spraakaudiogram per geluidsniveau wordt een reeks woorden aangeboden, de score in % wordt in het spraakaudiogram genoteerd. Nadien verbinden we alle geluidsniveaus met elkaar en verkrijgen we een kromme. Deze geeft ons een idee over het spraak verstaan op de verschillende niveaus.

3.2. normaalkromme = de referentiecurve voor normaalhorende voor het gebruikte spraakmateriaal. BLU-lijst = 15,23,35 dBSPL NVA-lijst = 5, 19,40 dBSPL Brugse lijst = 5,20,35 dBSPL de normaalkromme zijn bekomen uit een monoaurale testafname. We kunnen ook testen in vrij veld en dan bekomen we een curve die binauraal is afgenomen. De binaurale curve zal meestal beter zijn dan de monoaurale curve. 3.3. noteren van noodzakelijke gegevens als we een spraakaudiogram maken is het noodzakelijk dat we volgende zaken noteren: - gebruikte woordenlijst/spraakmateriaal - manier van scoren - aangeboden via CD of microfoon - koptelefoon of vrij veld - met of zonder hoorapparaat - met of zonder spraakafzien - met of zonder maskering

4. Verloop van het onderzoek Voor je start met het afnemen van een spraakaudiometrie moet je het materiaal calibreren. Enkel dan is men zeker dat het ingestelde geluidsniveau ook daadwerkelijk het juiste uitgangsniveau is. Vervolgens geef je de patiënt de volgende instructie: “u gaat nu woorden horen. De woorden die u gaat horen moet u zo goed mogelijk herhalen. Indien u maar een deel van het woord verstaat moet u dat deel herhalen”. Indien herhalen niet mogelijk is dan kan je het antwoord ook laten opschrijven of gebruik maken van multiple choice. We nemen spraakaudiometrie altijd af na toonaudiometrie het geluidsniveau waarop we beginnen aanbieden hangt dus af van de graad van het gehoorverlies. We starten op een niveau waarvan we denken dat de patiënt alle woorden zal kunnen nazeggen (30 à 40 dB boven de gehoordrempel). Nadien gaan we in stappen van 10 dB naar boven om te kijken of de patiënt last heeft van terugbuiging of niet. Het maximum niveau waarop we aanbieden is 120 dB als je hierop aanbied moet je dat wel laten weten aan de patiënt zodat hij niet schrikt van het luide geluid. Indien het maximum bereikt is gaan we opnieuw in stappen van 10 naar beneden tot de paiënt niets correct kan herhalen. opgelet: bij kinderen en personen met hyperacusie gaan we niet tot het maximum geluidsniveau (120 dB) gaan. Het hoogste niveau is dan 80 à 100 dB. 5. scorecriteria je kan op verschillende manieren scoren: woordscore, lettergreepscore, foneemscore - woordscore wanneer het woord juist wordt nagezegd is dat goed voor 10 % indien er een deel van het woord foutief wordt nagezegd dan is heel het woord fout en is het dus goed voor 0%. - lettergreepscore elke correct nagezegde lettergreep is goed voor 5 % een volledig correct nagezegd woord is dus goed voor 10 % - foneemscore brugse lijst, elk juist foneem is goed voor 2 %. Is de eindscore < 76 dan doe je -1 is het >78 dan doe je -2. NVA-lijst, elk juist foneem is goed voor 3%. Is de eindscore > 50 dan doe je +1.

6.

terminologie 6.1. speech reception threshold (SRT) het punt waarop 50 % van de spraak verstaan wordt. Uitgedrukt in dBSPL 6.2. gevoeligheidsverlies (GV) het verschil op de 50% lijn tussen de normaalkromme en de pathologische kromme. Uitgedrukt in een aantal dB. Als je geen normaalkromme hebt dan bepaal je SRT. 6.3. maximale discriminatiescore maximum score in % het geluidsniveau waarop dit wordt bereikt wordt ook genoteerd. 6.4. discriminatieverlies verschil tussen 100% en de maximale discriminatiescore. 6.5. indice de capacité auditive (I.C.A) 𝑝𝑒𝑟𝑐𝑒𝑛𝑡𝑎𝑔𝑒 𝑠𝑝𝑟𝑎𝑎𝑘𝑣𝑒𝑟𝑠𝑡𝑎𝑎𝑛 50,65,80 = ⋯% 3 dit is belangrijk bij aanpassingen van hoorapparaten, voor de prothetische winst. Volgens het RIZIV moet je het ICA bepalen op 40, 55 en 70 dBSPL

7. interpretatie van het spraakaudiogram 7.1. transmissiestoornissen even stijl als de normaalkromme. evenwijdig verschoven ten opzichte van de normaalkromme, binnen de te verwachten grenzen. maximum spraakverstaan wordt bereikt. kromme buigt niet terug nadat het maximum is bereikt. 7.2. perceptiestoornissen 7.2.1.lichte endocochleaire stoornis even stijl als de normaalkromme. evenwijdig verschoven ten opzichte van de normaalkromme, binnen de te verwachten grenzen. maximum spraakverstaan wordt meestal bereikt. kromme buigt niet terug nadat het maximum bereikt is. 7.2.2.matig tot ernstige endocochleaire stoornis verloopt schuiner dan de normaalkromme. verschoven ten opzichte van de normaalkromme, meestal binnen de te verwachten grenzen. discriminatieverlies van 30% of minder. nadat het maximum is bereikt is er plateau vorming of terugbuiging. 7.2.3.retrocochleaire en auditieve neuropathie spectrumstoornissen verloopt schuiner dan de normaalkromme. verschoven ten opzichte van de normaalkromme, en slechter dan verwacht vanuit het toonaudiogram. discriminatieverlies van 30% of meer. nadat het maximum is bereikt is er plateau vorming of terugbuiging. 7.3. gemengde stoornissen zal een combinatie van kenmerken vertonen.

8. Maskeren bij spraakaudiometrie De I.A. voor spraak is 45 dB. Wanneer je de BG bij toonaudiometrie moet maskeren moet je voor ditzelfde oor ook maskeren bij spraakaudiometrie. We gebruiken spraakruis of witte ruis om te maskeren. We kunnen ook hier minimum en maximum berekenen maar er is een snellere methode namelijk het geluidsniveau van de aangeboden spraak – 30 dB. Als het NTO een transmissiegestoord oor is dan moeten we een andere formule toepassen namelijk: geluidsniveau van de aangeboden spraak – 30 dB + de grootste ABG van het NTO. 9. Variabelen bij de patiënt de resultaten op spraakaudiometrie kunnen verschillen van patiënt tot patiënt, en zijn afhankelijk van: - kennis van de taal - psychologische toestand - vermoeidheid - fluctuaties in aandacht - auditieve capaciteit 10. Voorspellen van een mogelijk spraakaudiogram bij een gegeven toonaudiogram we kunnen het spraakaudiogram voorspellen. Als we dit willen doen moeten we een ondergrens en bovengrens berekenen dit doen we door: - vlakke curve  FI - aflopende curve  gemiddelde van de lage frequenties (250,500,1000 Hz) - oplopende curve  gemiddelde van de hoge frequenties (1000,2000,4000 Hz) we doen dit + 10 om de bovengrens te weten en – 10 om de ondergrens te weten....


Similar Free PDFs