Hoofdstuk 6 Sociale inclusie PDF

Title Hoofdstuk 6 Sociale inclusie
Author Nelly Vandekerkhove
Course Diversiteit en inclusie
Institution Arteveldehogeschool
Pages 8
File Size 304.9 KB
File Type PDF
Total Downloads 34
Total Views 147

Summary

Geheel vak Sociale Inclusie Orthopedagogie...


Description

Hoofdstuk 6: Sociale inclusie in verschillende contexten Inhoud: 1. Over integratie en inclusie 2. Integratie van mensen met een andere identiteit - Integratie betekenis in academische kringen - Klassieke assimilatietheorie - Nieuwe assimilatietheorie 3. Inclusie van mensen met een handicap

1. Over integratie en inclusie Integratieparadigma Aanpassen aan maatschappij en homogene norm  Mensen met een handicap (revalideren, herscholen,…)  Etnische-culturele minderheid (taal leren, staatstelsel begrijpen, contacten en vrienden onder autochtone meerderheid)  Mensen in armoede (taalvaardig, aangepaste kledij, normen middenklasse cultuur) - Een eenzijdige aanpassing Uitgangspunt:    

Is stoornis Gebrek dat moet verholpen worden Doel: beter voldoen aan maatschappij Maatschappij niet in vraag gesteld

1

Inclusie   

Verantwoordelijkheid bij maatschappij (sociaal model) Burgers moeten: Evenwaardig (op dezelfde manier kunnen deelnemen als, vb handicaptoegang) Evenredig (dat het werkloosheidspercentage hetzelfde is als de gewone arbeidsmarkt) Kunnen deelnemen aan de verschillende maatschappelijke domeinen

Rol overheid: sociale uitsluiting bestrijden  Regelgeving  Ondersteuning en redelijke aanpassingen (bv. op school)  Positieve actie en sensibilisatie (bewust maken) Alle maatschappelijke instituties medeverantwoordelijk (micro-, meso, macro- niveau)

2. Integratie van mensen met een andere identiteit “Het maken tot een harmonisch geheel of het opnemen in het geheel.”  Context migratie en/of samenleven van autochtonen en etnische-culturele minderheden: enorme variatie - Adaptie - Assimilatie - Multiculturele samenleving  Synoniemen of beschrijvingen van (succesvolle) integratie

2.1. Integratie betekenis in academische kringen “Het behouden van de eigen culturele identiteit, maar contacten aangaan met de ontvangende samenleving.”  Ook bij wetenschappers geen eensgezindheid Meerdimensionaal karakter: 2 dimensies: -

1. Structurele integratie Als mensen deelnemen aan onderwijs en werk, gaan ze automatisch integreren 2. Sociaal-culturele integratie (ajuin met waarden en normen)

 Vooral: structurele integratie - Focus op domeinen onderwijs en arbeidsmarkt  Minder: sociaal-culturele integratie Impliciet/ expliciet uitgangspunt: Sociaal-culturele afstand tussen autochtone gemeenschap en allochtone gemeenschappen zal kleiner worden:  2de, 3de generatie in toenemende mate deel van Vlaamse gemeenschap  Verschillen in waarden en opvattingen grotendeels verdwijnen (rollenpatroon)  Sociale contacten zullen toenemen (bridging sociaal kapitaal) = KWESTIE VAN TIJD = VERDAMPEN

2

Bonding sociaal kapitaal: Marokkaanse met Marokkaanse mensen, Belgen met Belgen Bridging kapitaal: ontmoetingen tussen verschillende gemeenschappen

2.2. Klassieke assimilatietheorie  Assimilatie is eindresultaat van integratie  Verbetering sociaal- economische positie gaat hand in hand met verkleinen van de sociaalculturele afstand

Kritiek!! Ontbreken interactief perspectief:  Eenzijdige aanpassing  Houdt geen rekening met processen binnen de ontvangende samenleving - Minderheid moet zich aanpassen aan de grote samenleving, je moet ook kijken naar de ontvangende!!

2.3. Nieuwe assimilatietheorie   -

Wisselwerking Receptiekant: zijde van ontvangende samenleving: Meer of minder culturele openheid Meer of minder kansen bieden

Kanttekening bij de klassieke assimilatietheorie       -

VS = multicultureel land Geen lineair proces “the point about the melting pot, is that it did not happen Allochtone groepen herontdekken, houden vast aan oude tradities ‘ze zijn niet meer Amerikaan geworden, de groepen zijn niet gemengd’ Vlaanderen: geen sprake van lineair integratieproces hypothese ontkracht: “automatisch wegebben etnische dreiging naarmate autochtonen en allochtonen langer in dezelfde maatschappij leven”

Subdimensies van sociaal-culturele integratie 1. Taalbeheersing en taalgebruik 2. Identiteitsbeleving

3

1. Taalbeheersing en taalgebruik  Aanleren van taal van meerderheidsgroepen: o Eerste stap in integratieproces  Groot belang van taalkennis pleit voort uit functies die taal vervult in samenleving  Niet alleen: o Instrument ter bevordering van structurele integratie (diploma/job)  maar ook: o internaliseren van cultuur van meerderheidsgroep (opnemen in je persoonlijkheid) o zich identificeren met leden meerderheidsgroep o rol van assimilatiemiddelen rol van ethnic marker: sociale omgeving indelen in verschillende groepen, zich met een sociale groep identificeren linguïstisch kapitaal (Bourdieu)   -

Belang van taalkennis bijzonder sterk tot uiting in begrip: linguïstisch kapitaal Goede taalbeheersing kan omgezet worden in andere vormen van kapitaal zoals: Economisch Cultureel Sociaal

2. Identiteitsbeleving  Eendimensionaal identiteitspatroon  Ofwel Amerikaan, ofwel Italiaan -> is niet zo  Theorievorming en onderzoek: o Traditioneel uitgangspunt: mensen (moeten) keuze maken tussen verschillende etnische identiteiten Klassieke assimilatietheorie  Promoot idee: - Identificatie met oorspronkelijk etnische-culturele groep vervaagt na verloop van tijd - Ten koste van een sterkere identificatie met het gastland Eendimensionaal identiteitspatroon  Sterkere identificatie met deze groep hangt automatisch samen met een zwakkere identificatie met de andere groep  Dubbele identiteit (zowel Belg als Turk) niet mogelijk Complexer identiteitspatroon  Moderniseringsproces:  Heel wat allochtonen, vooral van de tweede generatie, ontwikkelen complexer identiteitspatroon - Niet: identificatie met Marokkaan/Turk of Belg - Wel: in welke mate zij zich Marokkaan/Turk voelen en in welke mate zij zich Belg voelen  Dubbele etnische identiteit is mogelijk 4

 Grondslag in tweedimensionaal identiteitspatroon van Hutnik  4 verschillende identiteitspatronen I. Dissociatief II. Integratief III. Gemarginaliseerd IV. Assimilatief  Onderscheid tussen structurele en sociaal-culturele integratie  Twee processen doorkruisen elkaar  Kunnen elkaar beïnvloeden o Goede beheersing Nederlands bevordert schoolprestaties o Interetnische contacten helpen om een job te vinden  Omgekeerd: beroepssituaties en inkomen kunnen impact hebben op waardeoriëntatie

Gemarginaliseerd identiteitspatroon:      

Allochtonen identificeren zich met geen van beide groepen Identificatie met eigen cultuur volledig losgelaten Geen aansluiting met aankomstland Komt weinig voor in externe vorm Wél in matige vorm Gevoel tussen twee stoelen te vallen o Verliezen voeling en contact met hun wortels o Maar vinden onvoldoende aansluiting bij de nieuwe samenleving op het vlak van taal, werk, sociale contacten, maatschappelijke positie

Religie als identity maker  Recent onderzoek: bestudering van identiteitsbeleving van mensen van een andere etnische herkomst  Naast etnische-culturele achtergrond  Ook religie als identity maker onder de loep nemen

5

Dissociatief identiteitspatroon segregatie:  Allochtonen identificeren zich sterk met de eigen groep: eigen cultuur intact en slechts zwak met leden van de meerderheidsgroep: niet identificeren met / of niet aanpassen aan nieuwe land  Segregatie: eilanden in de stad, een groep binnen een groep  Groepen migranten die voortleven volgens oude levensstijl zonder veel aanpassingen aan nieuwe omgeving  Is geen echte segregatie  Hooguit sprake van etnische enclaves  Sociaal-economische achterstelling gaat samen met o Uitbouw van parallelle comunity  Extreme vormen bestaan bijna nergens in Europa  Wel wijken in steden waar meer mensen van bepaalde etnische groep wonen dan anderen Etnische mozaïek  In deze enclaves: diversiteit binnen de diversiteit  Superdiversiteit maakt dat iedereen op straat, op de markt, op school met mensen van zeer uiteenlopende etnische-culturele origine in contact komen  Door deze verwevenheid ontstaat etnische mozaïek: toenemende interactie tussen etnische groepen  Bv. Brussel Segregatie op individueel- en gezinsniveau  Bestaat wel  Sommige migranten blijven sterk vasthouden aan tradities en gewoonten van lans van herkomst, zonder aansluiting te zoeken of te vinden bij de samenleving hier Assimilatie identiteitspatroon:         

Sterke identificatie met autochtone meerderheid gaat samen met Zwakke identificatie met allochtone groep Uiterlijke verschillen verdwijnen Taal nieuwe lans wordt huistaal Kledij, eetgewoonten, gebruiken vervangen door die van gastland Verdwijnen van religieuze verschillen of praktijken Migrant wordt ‘onzichtbaar’ (Belg onder de Belgen) Vele die spreken over integratie, verwachten assimilatie Volledige assimilatie is uitgesloten: taal, traditie, cultuur maar ten dele loslaten, invloed blijft doorwerken

Integratief identiteitspatroon:  Allochtonen identificeren zich sterk met zowel eigen allochtone groep als met autochtone meerderheid  Wederzijdse aanpassingen in veranderingsproces (inclusie)  Dynamisch proces: o Migranten veranderen door hun leven in de ontvangende samenleving o Ontvangende samenleving verandert door nieuwkomers, die volwaardig deel worden

6

3. Inclusie van mensen met een handicap  Van medisch naar sociaal model  Inclusie: betrekken van mensen met een beperking bij de gewone samenleving Medisch model:       

Nadruk op beperking als oorzaak van handicap Niet obstakels in omgeving, maar beperking staat centraal Je kijkt zoals een dokter Nog altijd grote invloed Onze cultuur doordrongen Beperking staat centraal Accent op: o Afwijkende van normaal o Reparatie van tekortkomingen o Verzorging o Afhankelijkheid  Individueel model Zaken die invloed hebben= -

Professionelen (de enige die voor gehandicapten kan zorgen) Gespecialiseerde instituten Segregatie (apart circuit) Categoriale zorg Barrière Persoonlijke tragedie (laag zelfbeeld) Pygmalion-effect (niet verwachten dat ze iets kunnen)

Sociaal model:  Beperkingen van de maatschappij  Verklaring achtergestelde positie  Maatschappelijke krachten die spelen bij ontstaan en in stand houden van handicap, het is de samenleving die er voor zorgt dat mensen met een handicap niet kan deelnemen  Validistische samenleving  Wat in de samenleving zorgt er voor dat ze niet kunnen deelnemen aan het gewone leven? Dat ze niet kunnen gaan naar de balletschool?  Oorzaak is niet persoon met down maar de werknemer die hem niet aanneemt Definitie handicap: VN-verdrag “Personen met een handicap omdat personen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die hen, in wisselwerking met diverse drempels, kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving.” -

Drempels = sociale uitsluiting = kloven = breuklijnen

7

Barrières binnen de hulpverlening    -

Handicaperende attitudes en vooroordelen “Nee ik ben er tegen dat hij gaat werken op de gewone arbeidsmarkt, hier is hij veilig” Ook op meso en macro niveau, organisaties kunnen dit ook beslissen Structurele barrières Emancipatorische hulpverlening/empowerment/gelijkwaardige relatie Rol van hulpverlener; zelfwaarde gevoel opkrikken

8...


Similar Free PDFs